OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering tot
vaststelling van de procedure voor opname in de financiering of
subsidiëringsregeling van de centra voor
leerlingenbegeleiding.
goedkeuringsdatum
17 JULI 2000
publicatiedatum
B.S.23/09/2000
datum laatste wijziging
26/11/2010
COORDINATIE
opgeheven
door B.Vl.R. 1-10-2010 - B.S. 26-11-2010
De Vlaamse
regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende
inspectie, Dienst voor onderwijsontwikkeling en pedagogische
begeleidingsdiensten, inzonderheid op artikel 6, § 1, 1°;
Gelet op het decreet van 1 december 1998
betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 42;
Gelet op het protocol 364 van 28 april 2000
houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de
gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling
"Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale
en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het
protocol 139 van 28 april 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen
die werden gevoerd in het Overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in
het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités
in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het
akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 17 maart
2000;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse
regering, op 26 mei 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van
State binnen een maand;
Gelet op het advies van
de Raad van State, gegeven op 15 juni 2000, met toepassing van artikel 84,
eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn,
Gezondheid en Gelijke Kansen en van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit
besluit wordt verstaan onder :
1° decreet :
het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding,
2° centrum : een
centrum voor leerlingenbegeleiding,
3°
minister : de minister bevoegd voor het onderwijs,
4° departement : het departement Onderwijs van het ministerie
van de Vlaamse Gemeenschap,
5° bestuur : het
bestuur van een centrum voor leerlingenbegeleiding bedoeld in artikel 2,
3°, van het decreet,
6° inspectie : de
inspectie van de centra voor leerlingenbegeleiding, bedoeld in het decreet van
17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en
pedagogische begeleidingsdiensten met inbegrip van de leden van de inspectie
bedoeld in artikel 196 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de
centra voor leerlingenbegeleiding.
Art. 2.
Een bestuur dat voor een centrum
de opname in de financiering of de subsidiëringsregeling wil verkrijgen,
dient uiterlijk op 1 februari een aanvraag in bij het departement. De minister
bevoegd voor het Onderwijs, legt het aanvraagmodel vast.
Art. 3.
De inspectie stelt na de
indiening van de aanvraag ter plaatse een onderzoek in naar het vervullen van
de financierings- en subsidiëringsvoorwaarden bepaald in artikel 41,
1° tot en met 11°, van het decreet. Na het onderzoek van de voorwaarden
bedoeld in artikel 41, 1°, 2°, 3°, en 5° van het decreet,
bezorgt de inspectie een tussentijds rapport, met een voorlopig advies omtrent
de financiering of subsidiëring aan de minister. Na het onderzoek door de
inspectie van de voorwaarden bedoeld in artikel 41, 4°, 6°, 7°,
8°, 9°, 10° en 11° van het decreet, bezorgt de inspectie aan de
minister een definitief rapport dat geldig is voor drie schooljaren.
Art. 4.
Het departement gaat na of het
centrum overeenkomstig artikel 41, 12°, voldoet aan de programmatie- en
rationalisatienormen en brengt hierover een advies uit aan de minister.
Art. 5.
Een centrum wordt door de
minister voorlopig opgenomen in de financierings- of
subsidiëringsregeling, na het voorlopig advies van de inspectie en het
advies van het departement. Na het definitief advies van de inspectie, neemt de
minister een definitieve beslissing.
De
voorlopige en de definitieve opname in de financierings- of
subsidiëringsregeling wordt schriftelijk meegedeeld aan het betrokken
bestuur en gaat in bij de aanvang van het schooljaar volgend op de aanvraag.
Indien een bestuur tijdig een correcte aanvraag tot opname in de financiering
of de subsidieregeling indient en indien de minister de beslissing uiterlijk 31
mei niet bekend maakt aan het bestuur, wordt de aanvraag van het bestuur geacht
voorlopig goedgekeurd te zijn voor het daaropvolgende schooljaar.
Art. 6.
In afwijking van artikel 2,
§1, en van de artikelen 3 en 5, geldt volgende regeling voor een bestuur
dat de opname in de financiering of de subsidiëringsregeling wil
verkrijgen voor een centrum dat opgericht wordt met ingang van 1 september 2000
:
1° het bestuur dient uiterlijk op 21
augustus 2000 een aanvraag in bij het departement voor opname in de
financiering of de subsidiëring;
2° de
minister bevoegd voor het Onderwijs, legt het aanvraagmodel vast;
3° de inspectie stelt na 1 september 2000 een
onderzoek in naar de voorwaarden bepaald in artikel 41, 1°, 2°, 3°,
4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 11° van het decreet, en bezorgt
een tussentijds rapport, met een voorlopig advies omtrent de financiering of
subsidiëring aan de minister.
Een bestuur
dat tijdig een correcte aanvraag tot opname in de financiering of de
subsidieregeling indient en ingevolge de toepassing van artikel 4 een gunstig
advies heeft bekomen, wordt geacht vanaf 1 september 2000 voorlopig te zijn
opgenomen in de financiering of subsidieregeling voor wat betreft het
schooljaar 2000-2001.
Na het advies van de
inspectie bedoeld in 3°, neemt de minister een beslissing aangaande de
definitieve opname in de financiering voor wat betreft de schooljaren
2000-2001, 2001-2002 en 2002-2003.
Indien de
minister de beslissing uiterlijk 31 mei 2001 niet bekend maakt aan het bestuur,
wordt de aanvraag van het bestuur geacht definitief te zijn goedgekeurd voor de
schooljaren 2000-2001, 2001-2002 en 2002-2003.
Art. 7.
De minister deelt de beslissingen
met betrekking tot de voorlopige en definitieve opname van centra in de
financierings- en subsidiëringsregeling onverwijld mee aan de minister
bevoegd voor gezondheidsbeleid.
Art. 8.
Dit besluit treedt in werking op
1 september 2000 met uitzondering van artikel 6 dat uitwerking heeft met ingang
van 21 augustus 2000.
Art. 9.
De Vlaamse minister, bevoegd voor
Gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, zijn
belast met de uitvoering van dit besluit.