Koninklijk besluit tot regeling van de doorhaling van tuchtstraffen opgelegd aan de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra.

  • goedkeuringsdatum
    14 JUNI 1985
  • publicatiedatum
    B.S.02/10/1985
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 1 april 1960 betreffende de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 141;

Gelet op het advies van de Algemene Syndicale Raad van Advies;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Ministers van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

De personeelsleden die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, en aan wie een andere tuchtstraf dan de afzetting werd opgelegd, kunnen om doorhaling van die straf in hun beoordelingsdossier verzoeken, overeenkomstig de onderstaande voorwaarden en modaliteiten.

Art. 2.

De aanvraag tot doorhaling van de tuchtstraf kan ingediend worden, ten vroegste :

- na twee jaar indien het om een terechtwijzing, een berisping of een afhouding van wedde gaat;

- na vijf jaar indien het om een overplaatsing bij tuchtmaatregel, een schorsing bij tuchtmaatregel, een terugzetting in rang of een op non-activiteitsstelling bij tuchtmaatregel gaat,

te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de overheid, die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken.

De aanvraag wordt bij een ter post aangetekend schrijven aan de Minister gericht.

Art. 3.

Binnen de termijn van één maand ingaande op de datum van ontvangst, zendt de Minister de aanvraag tot doorhaling van een tuchtstraf over aan de Raad van Beroep, met verzoek erover advies uit te brengen.

Art. 4.

Binnen de drie maanden volgend op de ontvangst van het volledig dossier ter zake, dient de Raad van Beroep een met redenen omkleed advies te geven, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 157, 158, 159, 161 en 162 van voormeld koninklijk besluit van 27 juli 1979.

Het dossier, bedoeld in het voorgaande lid, is samengesteld uit :

- het dossier van de tuchtvordering die de oplegging van de tuchtstraf, waarvan doorhaling wordt gevraagd, tot gevolg heeft gehad;

- het beoordelingsdossier van het personeelslid;

- de aanvraag tot doorhaling van de tuchtstraf.

De commissie van de Raad van Beroep die kennis genomen had van het voorstel, dat heeft geleid tot de tuchtstraf waarvan doorhaling wordt gevraagd, of de commissie waarbij de zaak aanhangig had moeten worden gemaakt indien een beroep was ingediend voor de toekenning van voormelde tuchtstraf, is bevoegd om voormeld advies te geven.

Art. 5.

De beslissing wordt door de Minister genomen binnen een termijn van één maand ingaande op de datum van ontvangst van het met redenen omkleed advies van de Raad van Beroep, wanneer de tuchtstraf, waarop de aanvraag tot doorhaling betrekking heeft, een terechtwijzing of een berisping is.

De beslissing wordt door de Minister binnen dezelfde termijn aan Ons voorgesteld, wanneer de tuchtstraf, waarop de aanvraag tot doorhaling betrekking heeft, een afhouding van wedde, een overplaatsing bij tuchtmaatregel, een schorsing bij tuchtmaatregel, een terugzetting in rang of een op non-activiteitsstelling bij tuchtmaatregel is.

De beslissing, genomen of voorgesteld door de Minister, maakt melding van het advies van de Raad van Beroep. Elke met het advies van de Raad van Beroep niet overeenstemmende beslissing wordt gemotiveerd.

De Minister brengt de beslissing ter kennis van de Raad van Beroep en van de verzoeker.

Art. 6.

Elke nieuwe aanvraag tot doorhaling van een tuchtstraf kan pas geldig worden ingediend na een termijn van twee jaar, ingaande op de datum van de betekening aan de verzoeker van de afwijzing van zijn vorige aanvraag.

Art. 7.

De doorhaling van een tuchtstraf wordt van kracht op de datum waarop ze door de daartoe bevoegde overheid wordt uitgesproken.

Art. 8.

Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 9.

Onze Ministers van Onderwijs zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.