OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende het
uitzonderlijk verlof in gevallen van overmacht, toegestaan aan de leden van de
gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en
beroepsoriëntering.
goedkeuringsdatum
27 FEBRUARI 1979
publicatiedatum
B.S.18/04/1979
datum laatste wijziging
13/10/2009
COORDINATIE
opgeheven
door B.Vl.R. 3-7-2009 - B.S. 13-10-2009
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet
van 1 april 1960 betreffende de dienst voor studie- en beroepsoriëntering
en de psycho-medisch-sociale centra;
Overwegende
dat er aanleiding toe bestaat de leden van het gesubsidieerd personeel van de
door de Staat gesubsidieerde P.M.S.-centra en diensten voor studie- en
beroepsoriëntering in staat te stellen uitzonderlijk verlof wegens
overmacht te genieten in omstandigheden welke overeenstemmen met die, welke
zich bij de personeelsleden van de rijks-P.M.S.-centra voordoen;
Gelet op de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale
Opvoeding en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en Besluiten Wij :
Artikel 1.
De bepalingen van dit besluit
zijn van toepassing op de gesubsidieerde vastbenoemde personeelsleden in de
door de Staat gesubsidieerde P.M.S.-centra en diensten voor studie- en
beroepsoriëntering, overeenkomstig de wet van 1 april 1960 betreffende de
diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale
centra.
Art. 2.
Aan de in artikel
één bedoelde personeelsleden kan de inrichtende overheid
uitzonderlijk verlof toestaan wegens overmacht voortvloeiend uit een ziekte of
ongeval overkomen aan één van de volgende personen die onder
hetzelfde dak wonen als het personeelslid : de echtgenoot (echtgenote), een
bloed- of aanverwant, iemand die in het gezin is opgenomen met het oog op zijn
adoptie of het uitoefenen van de pleegvoogdij.
Een doktersattest moet de noodzaak van de aanwezigheid van het
personeelslid thuis staven.
De duur van dit
verlof mag niet meer bedragen dan vier dagen per kalenderjaar; het wordt
gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 3.
Dit besluit treedt in werking op
1 september 1978.
Art. 4.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.