Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het
kiesreglement voor de centrale raad van bestuur van de Autonome Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs.
goedkeuringsdatum
03 JUNI 1992
publicatiedatum
B.S.24/06/1992
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 23/09/1997 (B.S. 06/11/1997)
De Vlaamse Regering,
Gelet op het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op het artikel 31;
Gelet op het advies van de Centrale Raad van de
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, gegeven op 26 maart 1992;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Overwegende dat artikel 20 van de bijzondere wet
van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen de Vlaamse Regering de
bevoegdheid verleent en de verplichting oplegt, ter uitvoering van het decreet,
uit de beginselen van dat decreet en zijn algemene economie alsmede uit zijn
samenhang met de decreten welke de rechtspositie van de personen in het
onderwijs regelen, de gevolgtrekkingen af te leiden en in regels om te zetten
welke daaruit op natuurlijke wijze voortvloeien, volgens de geest die aan de
opvattingen van het decreet ten grondslag heeft gelegen en volgens de
doelstellingen die het nastreeft;
Op voorstel van
de Gemeenschapsminister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit
besluit moet worden verstaan onder :
1° de
centrale raad : de centrale raad van bestuur van de Autonome Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs;
2° de lokale raad : de
lokale schoolraad of de lokale raad van bestuur;
3° het bijzonder decreet : het
bijzonder decreet van 19 december
1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.
HOOFDSTUK II. - Het kiesbureau
Art. 2.
§ 1. De
organisatie van de verkiezingen van de rechtstreeks te verkiezen leden van de
centrale raad wordt opgedragen aan een kiesbureau, dat bestaat uit :
1° de administrateur-generaal;
2° de adjunct-administrateur-generaal;
3° drie leden van de administratieve dienst
van de Autonome Raad vooor het Gemeenschapsonderwijs, aangewezen door de
centrale raad.
De centrale raad wijst voor elk
lid van het kiesbureau een plaatsvervanger aan.
Kandidaten, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van
kandidaten, kunnen geen lid zijn van het kiesbureau.
§ 2. Het
kiesbureau kan een beroep doen op personeel van de administratieve diensten van
de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs voor het waarnemen van zijn
secretariaat.
§ 3. Iedere
kandidaat kan een getuige afvaardigen bij de verrichtingen van het kiesbureau,
bedoeld in hoofdstuk VI. Deze getuige moet vooraf gemandateerd zijn en zijn
naam moet vooraf medegedeeld zijn aan het kiesbureau in de vorm en binnen de
termijn door het kiesbureau bepaald. Het kiesbureau nodigt de getuigen uit
aanwezig te zijn bij de hiervoor bedoelde verrichtingen. Getuigen kunnen geen
lid zijn van het kiesbureau.
Art. 3.
Het kiesbureau neemt alle
noodzakelijke maatregelen om het regelmatig verloop van de verkiezingen te
verzekeren.
HOOFDSTUK III. - Het stembureau
Art. 4.
§ 1. Ten
laatste veertig dagen vóór de datum van de verkiezingen wordt per
lokale raad een stembureau opgericht.
§ 2. Dit
stembureau bestaat, onverminderd de toepassing van § 4 van dit artikel,
uit alle leden van de lokale raad. Kandidaten kunnen echter geen deel uitmaken
van het stembureau.
§ 3. De
afgevaardigd bestuurder is voorzitter van het stembureau. Indien de
afgevaardigd bestuurder kandidaat is, wordt hij vervangen door het oudste
instellingshoofd of, indien er geen instellingshoofd beschikbaar is, door een
personeelslid van het Gemeenschapsonderwijs of van de administratieve diensten
van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs door het stembureau uit
zijn midden aangewezen, met uitsluiting van de leden bedoeld in artikel 2,
§ 1.
§ 4. Het
stembureau is verantwoordelijk voor het goede verloop van de stemverrichtingen.
De voorzitter moet alle nodige maatregelen treffen opdat het stembureau geldig
kan worden samengesteld. Indien de voorzitter afwezig is, wijst het stembureau
uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan onder de personeelsleden
van het Gemeenschapsonderwijs of van de administratieve diensten van de
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, met uitsluiting van de leden
bedoeld in artikel 2, § 1. Om geldig te kunnen werken moeten, naast de
voorzitter van het stembureau, ten minste twee leden aanwezig zijn. Indien deze
niet aanwezig zijn, kan de voorzitter een beroep doen op leden van een
pedagogisch college om het minimum aantal te bereiken.
§ 5. Iedere
kandidaat kan een getuige per stembureau afvaardigen bij de stemverrichtingen.
Deze getuige moet vooraf gemandateerd zijn en zijn naam moet vooraf medegedeeld
worden aan het stembureau in de vorm en binnen de termijn bepaald door het
kiesbureau. Het stembureau nodigt de getuige uit aanwezig te zijn bij de
stemverrichtingen. Getuigen kunnen geen lid zijn van het
stembureau.
HOOFDSTUK IV. - De kiezerslijsten
Art. 5.
§ 1. Zijn
kiesgerechtigd voor de verkiezing van de rechtstreeks te verkiezen leden van de
centrale raad :
1° de rechtstreeks verkozen
leden van de lokale raden;
2° de leden van de
lokale raden die uit de pedagogische colleges gecoöpteerd werden;
3° de instellingshoofden die op de dag van de
verkiezing effectief in dienst zijn als hoofd van hun instelling. Onder
instellingshoofd wordt verstaan het hoofd van de instellingen zoals bepaald in
artikel 3, 3°, en
artikel 102 van het decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, alsmede de
hoofden van de instellingen van het hoger onderwijs lange type ingericht door
de Vlaamse Gemeenschap, zoals bepaald in artikel 2, a van het decreet
betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 23 oktober 1991.
§ 2. Elke
kiesgerechtigde heeft één stem. Elke kiesgerechtigde die, om
welke reden ook, kiesgerechtigd zou kunnen zijn bij verscheidene stembureaus,
meldt dit zelf aan de betrokken stembureaus en wijst de plaats aan waar hij
zijn stem zal uitbrengen. Hij geeft ook kennis daarvan aan het
kiesbureau.
§ 3. Het
kiesbureau wijst tevens het stembureau aan waar de kiesgerechtigden welke niet
behoren tot een lokale raad, hun stem kunnen
uitbrengen.
Art. 6.
§ 1. Ten
laatste dertig dagen vóór de verkiezingen maakt de voorzitter van
het stembureau een lijst op van de kiesgerechtigden behorend tot of gehecht aan
het stembureau.
Deze lijst bevat de naam, het
adres en de functie van de kiesgerechtigden. De voorzitter van het stembureau
actualiseert de lokale kiezerslijst telkens dit nodig is, door bijvoegen of
schrappen van de namen.
§ 2. De
geactualiseerde lokale kiezerslijst wordt ad valvas uitgehangen in alle
instellingen behorend tot de lokale raad.
§ 3. Bezwaar
tegen de lokale kiezerslijst wordt, tot vóór de vergadering
tijdens welke de verkiezingen worden gehouden, ingediend bij de voorzitter van
het stembureau, dat onverwijld uitspraak doet.
§ 4. De
definitieve lokale kiezerslijst wordt door het stembureau vastgesteld op de dag
van de verkiezingen, na onderzoek van de ingediende bezwaren en
vóór de aanvang van de stemverrichtingen.
De definitieve lokale kiezerslijst wordt vóór de
aanvang van de stemverrichtingen ad valvas in het lokaal van het stembureau
uitgehangen.
HOOFDSTUK V. - De verkiezingen
Afdeling 1. - De oproep tot de
kandidaten
Art. 7.
§ 1.
Vóór 1 juli voorafgaand aan de verkiezingen publiceert de
centrale raad in het Belgische Staatsblad de oproep tot de kandidaten voor de
rechtstreekse verkiezing van de leden van de centrale raad.
Deze oproep vermeldt :
1° een
omschrijving van doel en werking van de centrale raad;
2° de verkiesbaarheidsvoorwaarde bedoeld in
artikel 29 van het
bijzonder decreet en de onverenigbaarheden bedoeld in artikel 27, § 1, van
hetzelfde decreet;
3° de beperking
ingeschreven in artikel 31, tweede zin, van het bijzonder decreet;
4° de verplichting, overeenkomstig artikel 6
van het bijzonder decreet, de verklaring van gehechtheid aan het
Gemeenschapsonderwijs te ondertekenen bij aanvaarding van het lidmaatschap van
de centrale raad;
5° het model van
kandidaatstelling;
6° het adres van het
kiesbureau waar de kandidatuur en het eventueel bezwaar in toepassing van
hoofdstuk VII kunnen worden ingediend;
7° de
uiterste datum van indiening van de kandidatuur : 1 augustus van het lopende
jaar;
8° de datum van de verkiezingen.
[§ 1. bis.
In afwijking van § 1, 7° wordt de uiterste datum van indiening van de
kandidaturen voor de verkiezing van leden van de centrale raad, waarvan het
mandaat aanvangt op 1 januari 1998, bepaald op 4 augustus
1997.]
§ 2. De
Vlaamse Regering benoemt, in toepassing van
artikel 24, a, van het
bijzonder decreet, zes leden van de centrale raad en publiceert deze lijst in
het Belgisch Staatsblad uiterlijk vijf dagen vóór de uiterste
datum van indiening van de kandidaturen voor de verkiezing voorzien in artikel
24, b, van het bijzonder decreet.
§ 3. Indien
er niet minstens 6 kandidaten zijn die, met toepassing van
artikel 31, tweede zin,
van het bijzonder decreet, als lid van de centrale raad kunnen zetelen, wordt
een nieuwe oproep gepubliceerd. In dit geval kan de centrale raad beslissen af
te wijken van de bij onderhavig besluit vastgestelde data en
termijnen.
§ 4. Voor de
toepassing van artikel 31, tweede zin, van het bijzonder decreet wordt onder
onderwijzend personeel verstaan : de personeelsleden van de personeelscategorie
bestuurs- en onderwijzend personeel met inbegrip van de godsdienstleerkrachten,
vermeld in artikel 2, §
1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie
van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, met uitzondering
van de personeelsleden benoemd, tot de proeftijd toegelaten of waarnemend
aangesteld in een bevorderingsambt en in het ambt van adjunct-directeur,
onderdirecteur of coördinator deeltijds beroepssecundair
onderwijs.
Afdeling 2. - De kandidaturen
Art. 8.
De kandidaatstelling
vermeldt, op straffe van nietigheid, de naam, de voornaam, de geboortedatum,
het adres, de nationaliteit alsmede een verklaring die aangeeft of de kandidaat
al dan niet personeelslid is van het Gemeenschapsonderwijs. De kandidaat moet
bewijzen dat hij op de datum waarop het lidmaatschap ingaat, de leeftijd van 65
jaar niet heeft bereikt. De kandidaatstelling dient, op straffe van
niet-ontvankelijkheid, in de voorgeschreven vorm en binnen de voorgeschreven
termijn, aangetekend met ontvangstbewijs, gezonden aan het kiesbureau. Het
model van kandidaatstelling wordt bepaald door de centrale raad. De kandidaat
kan een beknopt curiculum vitae bijvoegen. Het model wordt bepaald door de
centrale raad.
Art. 9.
§ 1. Het
kiesbureau onderzoekt of de kandidaturen in de voorgeschreven vorm en binnen de
voorgeschreven termijn werden ingediend.
§ 2. Indien
een kandidatuur niet aan de in de oproep gestelde voorwaarden voldoet, stelt
het kiesbureau de kandidaat hiervan per aangetekende brief in kennis uiterlijk
op 10 augustus, met vermelding van de reden.
§ 3. De
kandidaat kan hiertegen bezwaar indienen bij de beroepskamer vermeld in artikel
23. Dit moet op straffe van nietigheid aangetekend worden ingediend uiterlijk
op 20 augustus.
De beroepskamer
beslist, op uiterlijk 10 september, over het bezwaar. Bij ontstentenis van
uitspraak binnen deze termijn is het bezwaar aanvaard en wordt geacht gegrond
te zijn.
§ 4. Het
kiesbureau maakt uiterlijk op 15 september de definitieve lijst op van de
aanvaarde kandidaturen, in alfabetische volgorde doch beginnend met de letter
die bij loting door het kiesbureau wordt
aangewezen.
Art. 10.
§ 1. Indien
het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal te begeven mandaten zoals
bepaald in artikel 24,
b, van het bijzonder decreet, worden zij, rekening houdend met
artikel 31 van het
bijzonder decreet, vergeleken met de leden van artikel 24, a, van datzelfde
decreet. Is daarbij voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 29 en 31,
tweede zin, van voornoemd decreet, dan worden de kandidaten door het kiesbureau
als verkozen verklaard. In de rangorde van de kandidaten gaat de oudere voor op
de jongere.
§ 2. Bij
verkiezing ligt het document kandidaatstelling bedoeld in artikel 8, § 1,
desgevallend door de kandidaat aangevuld met een beknopt curriculum vitae,
vóór de aanvang der stemverrichtingen, ter inzage van alle
kiesgerechtigden bij de voorzitter van het
stembureau.
Afdeling 3. - De stemverrichtingen
Art. 11.
De stemming gebeurt per
lokale raad.
Art. 12.
De rechtstreekse
verkiezingen van de leden van de centrale raad hebben plaats uiterlijk op 10
november, op een datum vastgesteld door de centrale raad en die voor alle
stembureaus dezelfde is.
Art. 13.
§ 1. Het
kiesbureau zendt, ten laatste vijfentwintig dagen vóór de datum
van de verkiezingen, aan de voorzitter van ieder stembureau de lijst met de
kandidaten, voor iedere kandidaat het document bedoeld in artikel 10, § 2,
en de nodige stembrieven, omslagen en de formulieren voor het opmaken van het
proces-verbaal.
§ 2. Ten
laatste veertien dagen vóór de verkiezingen publiceert het
kiesbureau in het Belgisch Staatsblad de oproep tot alle kiesgerechtigden, met
vermelding van de datum, plaats, begin- en einduur van de stemverrichtingen.
Tevens wordt de kandidatenlijst, bedoeld in artikel 9, § 4,
medegedeeld.
§ 3. De
definitieve lijst van de kiesgerechtigden, zoals vermeld in artikel 6, §
4, wordt ad valvas uitgehangen in het lokaal waar het stembureau zetelt. De
lijst van de kandidaten en de documenten, bedoeld in artikel 10, § 2,
liggen gedurende het verloop der stemverrichtingen ter inzage in hetzelfde
lokaal.
§ 4. De
voorzitter van het stembureau geeft aan de kiesgerechtigden een stembrief en
een stembriefomslag.
§ 5. De
kiesgerechtigde brengt zijn stem uit en steekt de geplooide stembrief in een
omslag. Hij kleeft de omslag dicht en geeft hem af aan de voorzitter van het
stembureau.
Geldig wordt gestemd door het
aankruisen van de naam van één kandidaat.
§ 6. In
geval van vergissing kan de kiesgerechtigde bij de voorzitter van het
stembureau een nieuwe stembrief vragen.
De
ingeleverde stembrief wordt vooraf door de kiesgerechtigde ongeldig gemaakt
door alle kandidaten aan te kruisen. Hij overhandigt deze ongeldige stembrief
vervolgens aan de voorzitter van het stembureau. Stembrieven die om
één of andere reden te onderscheiden zijn van de andere
stembrieven worden door het stembureau op dezelfde manier ongeldig gemaakt. De
ongeldige stembrieven worden in een aparte gesloten verzamelomslag bewaard.
§ 7. De
voorzitter van het stembureau stipt op de lokale kiezerslijst de
kiesgerechtigden aan die hun stem uitbrachten. De kiesgerechtigde plaatst op
dezelfde lijst, bij het afgeven van de omslag, naast zijn naam zijn
handtekening.
§ 8. Van de
kiesverrichtingen wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De leden van het stembureau en de getuigen ondertekenen het
proces-verbaal en de aangestipte en door de kiesgerechtigden ondertekende
kiezerslijst, waarvan ze elk blad paraferen. Elke door een lid van het
stembureau of door een getuige vastgestelde onregelmatigheid moet in het
proces-verbaal worden opgenomen. Tevens wordt het aantal afwezige
kiesgerechtigden vermeld. Een afschrift van het proces-verbaal wordt door het
stembureau bewaard.
Het model van proces-verbaal
wordt bepaald door de centrale raad.
§ 9.
Onmiddellijk na het afsluiten van de kiesverrichtingen worden :
1° de omslagen met de gebruikte stembrieven in de daartoe
voorziene verzamelomslag gesloten waarop het aantal en de inhoud worden
vermeld. Deze omslag wordt verzegeld;
2° de
niet-gebruikte stembrieven en omslagen in een tweede verzamelomslag gesloten
waarop het aantal niet gebruikte stembrieven en omslagen en de inhoud worden
vermeld. Deze omslag wordt verzegeld;
3° de
teruggenomen stembrieven ongeldig gemaakt door een kiesgerechtigde of door het
stembureau, in een derde verzamelomslag gesloten waarop het aantal ongeldige
stembrieven en de inhoud worden vermeld. Deze omslag wordt verzegeld;
4° de drie verzamelomslagen samen met het
proces-verbaal en de aangestipte kiezerslijst in een vierde omslag gesloten,
die onmiddellijk wordt verzegeld. Op deze omslag wordt vermeld :
- de naam van de voorzitter van het
stembureau;
- het nummer en adres van de lokale
raad waar het stembureau gevestigd is.
Deze
omslag wordt de werkdag volgend op de verkiezingen door het stembureau
aangetekend verzonden naar het kiesbureau, dat daartoe een postbus opent.
§ 10. De
stemming is vrij en geheim.
§ 11.
Stemmen bij volmacht is uitgesloten.
HOOFDSTUK VI. - De verrichtingen van het
kiesbureau
Art. 14.
De telling van de stemmen
gebeurt door het kiesbureau.
Art. 15.
De telling kan pas een aanvang
nemen nadat de procedures, voorzien in de artikelen 24 en 25, beëindigd
zijn.
Art. 16.
§ 1. Bij
ontvangst onderzoekt het kiesbureau vooreerst de inhoud van de
verzamelomslagen, zonder evenwel de stembriefomslagen te openen. Na dit
onderzoek worden de verzamelomslagen opnieuw verzegeld. Indien het aantal
stembriefomslagen afwijkt van het aantal vermeld op het proces-verbaal, dient
overgegaan tot een lokale herverkiezing op de wijze zoals bepaald in artikel
25.
§ 2. Op een dag
van de telling worden de verzamelomslagen met de stembrieven bedoeld in artikel
13, § 9, 1°, opnieuw geopend. De stembriefomslagen worden geteld,
gemengd en geopend. De stembrieven worden opengevouwen en vervolgens ingedeeld
in geldige, ongeldige of twijfelachtige stembrieven.
Het kiesbureau beslist over geldigheid of ongeldigheid van de
twijfelachtige brieven en rangschikt ze in de categorie waar ze thuishoren. Dan
gaat het over tot de telling van het aantal geldige en ongeldige brieven.
Art. 17.
Ongeldig zijn :
1° de stembrieven waarop geen stem werd
uitgebracht;
2° de stembrieven waarop meer
dan één stem werd uitgebracht;
3° de stembrieven die de kiezer herkenbaar kunnen maken door
aantekeningen, tekenen of doorhalingen.
Een
stembrief waarop het stemteken op onvolkomen wijze is aangebracht, wordt als
geldig aangezien wanneer de wil van de kiezer op voldoende wijze tot uiting is
gebracht.
Art. 18.
De rangschikking van de
kandidaten wordt bepaald door het aantal stemmen dat ieder van hen behaalde, in
dalende volgorde.
Bij gelijkheid van stemmen gaat
de oudere voor op de jongere.
Art. 19.
§ 1. De leden
van de centrale raad, benoemd in toepassing van
artikel 24, a, van het
bijzonder decreet, zijn bepalend voor de toepassing van
artikel 31, tweede zin,
van het bijzonder decreet.
§ 2. De op basis
van artikel 18 gunstig gerangschikten, die in toepassing van § 1 hun
mandaat niet kunnen opnemen, worden vervangen door de best gerangschikte
kandidaten die in overeenstemming met artikel 31, tweede zin, van het bijzonder
decreet kunnen zetelen. De kandidaten die in toepassing van voornoemd artikel
hun mandaat niet kunnen opnemen, komen vooraan op de lijst van de opvolgers van
de leden verkozen in toepassing van artikel 24, b, van het bijzonder decreet in
de volgorde van het aantal behaalde stemmen.
§ 3. Tot beloop
van het aantal toe te kennen mandaten zijn verkozen de kandidaten die, rekening
houdend met de §§ 1 en 2, het best zijn gerangschikt.
De niet verkozen kandidaten worden gerangschikt als opvolgers van
de leden verkozen in toepassing van artikel 24, b, van het bijzonder decreet in
de volgorde van het aantal behaalde stemmen.
§ 4. Indien de
lijst van de opvolgers is uitgeput en artikel 30 van het bijzonder decreet moet
worden toegepast, of indien er na toepassing van artikel 31, tweede zin, van
het vermeld decreet geen zes kandidaten verkozen kunnen verklaard worden,
moeten verkiezingen worden georganiseerd volgens de bepalingen van dit besluit,
derwijze dat binnen de twaalf maanden in de opvolging of aanvulling kan worden
voorzien.
De centrale raad organiseert daartoe
onmiddellijk verkiezingen en bepaalt de data en de termijnen van de
opeenvolgende kiesverrichtingen.
Art. 20.
§ 1. De namen
van de kandidaten die, in toepassing van
artikel 24, b, van het
bijzonder decreet en dit besluit, tot lid van de centrale raad of tot opvolger
zijn verkozen, worden vermeld in een proces-verbaal, waarvan de centrale raad
het model bepaalt. Elke door een lid van het kiesbureau of door een getuige
vastgestelde onregelmatigheid moet in het proces-verbaal worden opgenomen. De
leden van het kiesbureau en de aanwezige getuigen ondertekenen het
proces-verbaal.
Het kiesbureau stelt de
kandidaten per aangetekend schrijven in kennis van de verkiezingsuitslag.
§ 2. Een
exemplaar wordt toegezonden aan de centrale raad. Het kiesbureau zorgt tevens
voor publikatie van de lijst van de verkozenen en opvolgers in het Belgisch
Staatsblad.
Art. 21.
De stembrieven worden
ingepakt en de omslagen verzegeld. De inhoud wordt op de omslagen vermeld. Het
kiesbureau houdt ze in bewaring gedurende de hele mandaatperiode. Ze worden
vernietigd nadat de mandaatperiode afgelopen is.
Art. 22.
Zodra de verkiezingsuitslag
definitief is, stuurt de centrale raad hem aan de Vlaamse Regering.
HOOFDSTUK VII. - Bezwaar
Art. 23.
Er wordt een beroepskamer
ingesteld, bevoegd om uitspraak te doen over de bezwaren in verband met de
verkiezingen. Deze is samengesteld uit drie leden, magistraten of
emeritus-magistraten, aangesteld door de Vlaamse Regering.
Art. 24.
Onverminderd de mogelijkheid
van bezwaar bepaald in artikel 9, § 3, kunnen de kandidaten en de
kiesgerechtigden bezwaar aantekenen bij de beroepskamer tegen de stemming en de
werking van een stembureau. Dit moet op straffe van nietigheid, binnen vijf
kalenderdagen na de verkiezingsdatum, aangetekend worden verstuurd aan : ARGO,
De beroepskamer, Bureau 406, Belliardstraat 12, 1040 Brussel.
Bij ontstentenis van bezwaar kan worden overgegaan tot de telling.
Art. 25.
De beroepskamer doet uitspraak
over de bezwaren binnen tien werkdagen na de verkiezingsdatum. Bij ontstentenis
van uitspraak is het bezwaar aanvaard en wordt geacht gegrond te zijn, wordt de
lokale verkiezing vernietigd en wordt overgegaan tot nieuwe verkiezing in het
betrokken stembureau.
Indien een klacht gegrond
wordt bevonden door de beroepskamer, wordt de lokale verkiezing vernietigd en
wordt overgegaan tot nieuwe verkiezing in het betrokken stembureau.
De nieuwe verkiezing vindt plaats uiterlijk tien
werkdagen na het aanvaarden van het bezwaar, overeenkomstig de bepalingen van
hoofdstuk V, afdeling 3, uitgezonderd artikel 13, § 2. Het kiesbureau
roept de kiesgerechtigden op met vermelding van de datum, plaats, begin- en
einduur van de stemverrichtingen.
De verkiezing
wordt lokaal georganiseerd door het kiesbureau. Een afgevaardigde van het
kiesbureau treedt in dit geval op als voorzitter van het stembureau.
Art. 26.
De kandidaten en de
kiesgerechtigden kunnen tegen de telling bezwaar aantekenen bij de
beroepskamer, op het adres zoals vermeld in artikel 24. Het moet op straffe van
nietigheid aangetekend worden ingediend uiterlijk vijf werkdagen na de
publikatie in het Belgische Staatsblad van de uitslag van de telling.
Bij ontstentenis van bezwaar binnen de gestelde
termijn is de uitslag, zoals door het kiesbureau bekendgemaakt, definitief.
Art. 27.
De beroepskamer doet
uitspraak over de bezwaren binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van
het bezwaar. Bij ontstentenis van uitspraak is het bezwaar aanvaard en wordt
geacht gegrond te zijn, dient de hertelling te gebeuren binnen vijf werkdagen.
Indien het bezwaar door de beroepskamer wordt aanvaard, dient de hertelling te
gebeuren binnen dezelfde termijn.
HOOFDSTUK VIII. - Opnemen mandaat
Art. 28.
Bij de installatie van de
nieuwe centrale raad onderzoekt hij of de leden voldoen aan de voorwaarden van
het bijzonder decreet en van dit besluit. Van ambtswege wordt een einde gemaakt
aan het mandaat van de leden van de centrale raad die niet langer voldoen aan
de voorwaarden gesteld in artikel
27, § 1, van het bijzonder decreet.
Art. 29.
Dit besluit heeft uitwerking
met ingang van 1 juni 1992.
Art. 30.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.