OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering houdende bekrachtiging van
de werkingscodes van de pedagogische begeleidingsdiensten in het
onderwijs.
goedkeuringsdatum
09 JULI 1996
publicatiedatum
B.S.12/09/1996
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse
regering,
Gelet op het decreet van 17 juli 1991
betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, inzonderheid
artikel 88, § 2, ingevoegd door artikel 53 van het decreet van 15 december
1993 betreffende het onderwijs-V;
Gelet op het
advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 17 oktober 1995;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
De Vlaamse regering bekrachtigt
de als bijlage bij dit besluit gevoegde werkingscodes van :
- de Pedagogische Begeleidingsdienst van de Autonome Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs v.z.w.;
- de Pedagogische
Begeleidingsdienst van het Onderwijssecretariaat van Steden en Gemeenten
v.z.w;
- de Pedagogische Begeleidingsdienst van de
Cel voor Provinciaal Onderwijs v.z.w.;
- de
Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs v.z w..
Art. 2.
Dit besluit treedt in werking op
1 april 1996.
Art. 3.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN
WERKINGSCODES PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST VAN DE
ARGO
1. Toepassingsgebied
1.1. Op wie is de code van toepassing?
De werkingscode voor de pedagogische
begeleidingsdienst van de Argo is van toepassing op de gehele formatie van de
pedagogische begeleidingsdienst : adviseur-coördinator, hoofdadviseurs,
pedagogisch adviseurs en pedagogisch begeleiders, en alle personeelsleden die
onder het hiërarchisch gezag van de adviseur-coördinator
begeleidingstaken uitvoeren.
1.2. Ten aanzien van
wie is de code geldig ?
De code is geldig ten
aanzien van onderwijsinstellingen, internaten en PMS-centra die door Argo
worden georganiseerd, en ten aanzien van de personeelsleden van deze
instellingen, met uitzondering van de leermeesters en leraars godsdienst en
niet-confessionele zedenleer.
1.3.
Onderwijsniveaus.
De pedagogische
begeleidingsdienst van de Argo begeleidt instellingen en personeelsleden van
het gewoon basisonderwijs, het buitengewoon basisonderwijs, het gewoon
secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs en het onderwijs voor
sociale promotie (secundair en hoger), alsook de instellingen en
personeelsleden van het deeltijds kunstonderwijs. Daarenboven begeleidt de
pedagogische begeleidingsdienst ook PMS-centra en internaten.
2. Doelstellingen en opdrachten van de pedagogische
begeleidingsdienst.
De begeleiding heeft tot doel
de kwaliteit te bevorderen van het Gemeenschapsonderwijs in zijn totaliteit, en
op lokaal vlak in de school, het internaat en het PMS-centrum. Uitgangspunt
hierbij zijn de pijlers van het Pedagogisch Project van het
Gemeenschapsonderwijs, namelijk : fundamenteel vertrouwen hebben in zichzelf en
met openheid anderen kunnen benaderen, met erkenning van hun eigenheid; een
open geest hebben, zonder vooroordelen, met belangstelling en respect voor
ieders mening; mondig zijn, zodat men zijn ideeën voor de medemens helder
en juist kan vertolken; intellectueel nieuwsgierig blijven, met een levenslange
zin voor studie en vorming; getuigen van emotionele, esthetische en morele
bewogenheid; oog hebben voor de sociale werkelijkheid en de maatschappelijke
ongelijkheden; de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen niet enkel als ideaal
vooropstellen, maar zich ook inspannen om dit ideaal in de praktijk te
verwezenlijken.
Concreet is de pedagogische
begeleidingsdienst belast met de volgende opdrachten :
(voetnoot 1)
- de externe ondersteuning van
de betrokken onderwijsinstellingen volgens het eigen pedagogisch concept, onder
meer bij het opstellen van het schoolwerkplan;
-
het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de onderwijskwaliteit van
de betrokken instellingen;
- het stimuleren van
initiatieven ter versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden
uit de betrokken instellingen;
- het opstellen van
een jaarlijks begeleidingsplan;
- het opstellen
van een jaarverslag van de activiteiten.
De
beoordeling van de tijdelijk aangestelde personeelsleden in de instellingen en
de evaluatie van de vastbenoemde personeelsleden zijn in beginsel de
uitsluitende bevoegdheid van het instellingshoofd. Bij een nieuwe evaluatie na
een onvoldoende, of bij een nieuwe beoordeling na een gemotiveerd bezwaar bij
een onvoldoende, wordt een beroep gedaan op een lid van de diensten van de
Argo.
(voetnoot 2)
Het kan hier gaan om een lid
van de pedagogische begeleidingsdienst.
In het
licht van de kwaliteitsbewaking zal de pedagogische begeleidingsdienst de
centrale raad informeren en adviseren over alle kwaliteitsaspecten. Hij kan dit
op eigen initiatief, maar ook op initiatief van Argo-centraal, van de lokale
raad of van een instellingshoofd.
De centrale
raad kan de pedagogische begeleidingsdienst met andere pedagogische opdrachten
belasten.
De pedagogische begeleidingsdienst
hecht groot belang aan een goede samenwerking met de Inspectie van de Vlaamse
Gemeenschap. Dit kan zich met name uiten in samenwerking met het oog op
kwaliteitsbewaking en bij de opvolging van inspectieverslagen na een
schooldoorlichting.
3. Aard van de
dienstverlening
3.1. Wijze van werken
Het begeleidingswerk gaat uit van een visie op de
school als zelfstandige organisatie, die weet waar ze heen wil en die het
belang inziet van verbetering en van pedagogische begeleiding. Als autonome
organisatie is de school in principe de vragende partij voor begeleiding. Dit
houdt in dat bij de aanvang van de begeleiding klare afspraken worden gemaakt
tussen de pedagogisch adviseur of begeleider, de school en de leerkrachten en
dat ieder zich aan de afspraken houdt.
Bij de
begeleiding wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de school en haar
personeelsleden. Daarom zullen het advies en de hulpverlening en
remediëring gesteund zijn op een grondige evaluatie en diagnose.
3.2. Werkvormen
Onder systeembegeleiding wordt de begeleiding verstaan van de
schoolwerkplanontwikkeling. De school als organisatie staat hierbij centraal.
Het hoofddoel van de begeleiding is het ondersteunen en verbeteren van die
organisatie. Het is niet aangewezen aan alle onderdelen van de organisatie
tegelijk te werken. Daarom worden die aspecten ondersteund die als speerpunt
kunnen fungeren om in de school een dynamiek op gang te brengen en die
kwaliteitsvolle verandering bevorderen. Die aspecten kunnen van diverse aard
zijn. De behoefte aan ondersteuning kan verschillen van school tot school en
van moment tot moment. De concrete werkvormen zullen in het licht hiervan
worden gekozen.
Systeembegeleiding kan
occasioneel gebeuren, als er een vraag wordt geformuleerd of een behoefte wordt
vastgesteld naar aanleiding van studiedagen, klasbezoeken of
functioneringsgesprekken. Ze gebeurt systematisch naar aanleiding van de
opvolging van een schooldoorlichting, en bij de ondersteuning van de
schoolwerkplanontwikkeling.
De individuele
vakbegeleiding of de vakgroepbegeleiding zijn niet in strijd met
systeembegeleiding, of eraan tegengesteld. Ze kunnen een noodzakelijke
component zijn om de kwaliteit van de school in haar geheel te verbeteren. Als
zodanig kunnen zij een aanzet zijn tot systeembegeleiding.
Functioneringsgesprekken zijn hierbij een van de mogelijke werkvormen.
3.3. Waarvoor kan er een beroep worden gedaan op
de pedagogische begeleidingsdienst?
De leden van
de pedagogische begeleidingsdienst kunnen worden aangesproken met betrekking
tot :
- vakbegeleiding / begeleiding van leergebieden (o.a. individueel en
vakgroepwerking, met daaraan gekoppeld studiedagen, advies over het gebruik van
handboeken en didactisch materiaal);
- ondersteuning van initiatieven m.b.t. zorgverbreding en
leerlingenbegeleiding (o.a. de communicatie met de leerling in de klas,
klasmanagement); dit hangt nauw samen met vakdidactiek en
werkvormen;
- stimulering van niveau-overstijgende, al dan niet vakgebonden
initiatieven;
- opvolging van de doorlichtingen;
- probleemoplossende en onmiddellijke ondersteuning van scholen in
acute crisismomenten (crisismanagement);
- evaluatie van het onderwijsaanbod, rationalisatie en
programmatie;
- ondersteuning t.a.v. alle componenten van het schoolwerkplan (o.a.
sterkte/zwakte-analyse van de school n.a.v. zorgbreedte en het aanreiken van
oplossingen, het functioneren van klasseraden, het ontwikkelen van een
evaluatiebeleid op school, het voeren van functioneringsgesprekken met
leerlingen, studiekeuzebegeleiding, conflicthantering, overleggen en
samenwerken, werken volgens plan, de teamcohesie ontwikkelen en versterken,
omgaan met ouders en met externen);
- het signaleren van noden en behoeften inzake navorming, het
inhoudelijk mee vorm geven en implementeren van
navormingsprojecten;
- het adviseren bij materiële en didactische uitrusting en
inplanting binnen de infrastructuur;
- lidmaatschap van raden en commissies, stuur- en werkgroepen (als
deskundige);
- leerplanontwikkeling en -implicatie;
- begeleiding bij ongunstige beoordeling of
evaluatie;
- informatie over de toekomstige visie op onderwijs en
leerplanontwikkeling.
4. Het begeleidingsproces
4.1. Uitgangspunt : het begeleidingsplan.
Het begeleidingsplan dat de pedagogische
begeleidingsdienst jaarlijks aanbiedt, houdt rekening met de behoeften van het
veld, de wensen van het beleid en de mogelijkheden van de dienst.
4.2. Initiatief
Het
initiatief om bepaalde punten van het begeleidingsplan te implementeren, kan
worden genomen door het instellingshoofd, door de lokale of centrale
inrichtende macht, of door de pedagogische begeleidingsdienst zelf.
4.3. Bevoegdheden
De leden van de pedagogische begeleidingsdienst beschikken over de
nodige bevoegdheden die het hen mogelijk moeten maken hun opdrachten (zie
rubriek 2) uit te voeren.
4.4. Verloop van de
begeleiding
Bij voorkeur worden zowel
systeembegeleiding als vak (groep)begeleiding aangevat op basis van een
duidelijk geformuleerde vraag vanuit de school. De pedagogische
begeleidingsdienst kan de school sensibiliseren om van het bestaande
begeleidingsaanbod gebruik te maken.
De school
kan ook een beroep doen op begeleidingsinstanties buiten het net. Dit gebeurt
in overleg met, maar in ieder geval na mededeling aan de pedagogische
begeleidingsdienst. De pedagogische begeleidingsdienst vervult een
scharnierfunctie tussen de instellingen enerzijds en het begeleidingsaanbod
anderzijds.
Op basis van elementen uit het
begeleidingsplan kan schooloverstijgende lerarenbegeleiding worden
georganiseerd. De betrokken instellingshoofden worden over deze initiatieven
geïnformeerd.
De continuïteit van de
begeleiding wordt verzekerd via een functionele samenwerkingsrelatie die op
termijn tussen de school en de pedagogische begeleidingsdienst tot stand komt.
De ervaring die men opdoet in het kader van die samenwerking moet ertoe leiden
:
- dat begeleidingsmethoden worden verfijnd;
- dat prioriteiten en zwaartepunten in de begeleidingswerkzaamheden
worden bepaald;
- dat methoden worden gevonden om scholen in nood snel te
herkennen;
- dat voorbeelden in scholen kunnen worden
aangegeven;
- dat blijkt waar samenwerkingsverbanden voor scholen mogelijk
zijn;
- dat feed-back van de betrokken school naar het hele net
gaat.
4.5. Welke documenten kan de
pedagogische begeleidingsdienst opvragen?
Naargelang van het probleem waarvoor men op hem/haar een beroep
doet, en rekening houdend met het onderwijsniveau en met de bestaande
specifieke richtlijnen, moet het lid van de pedagogische begeleidingsdienst
inzage krijgen van alle relevante documenten.
Met
het oog op de begeleiding van de individuele leerkracht gaat het om :
- een lesschema of lesvoorbereiding. Het is de bedoeling dat een
leerkracht, aan de hand van documenten en andere elementen aangepast aan zijn
vak en situatie, kan aantonen welke doelstellingen hij wil bereiken en via
welke wegen hij ze nastreeft;
- de agenda van de leerkracht; een jaarplan, een vorderingsschema
met o.m. de behandelde leerstof, een klassewerkplan of een gelijkaardig
document;
- een evaluatieschrift of gelijkwaardig
document;
- taken, toetsen, examenvragen en -kopijen;
- schriften en agenda's van de leerlingen.
Met het oog op systeembegeleiding
houdt het instellingshoofd alle documenten beschikbaar die nuttige informatie
kunnen bevatten.
De volgende inlichtingen worden
(op de bestaande formulieren) naar het bevoegde lid van de pedagogische
begeleidingsdienst gestuurd :
- de individuele lessenroosters van de leerkrachten en de
wijzigingen met een langdurig karakter die hieraan worden
aangebracht;
- de schoolkalender;
- langdurige afwezigheden van personeelsleden voor wie een
bijzondere begeleiding afgesproken of noodzakelijk is.
4.6. Verslaggeving en beoordeling
Het lid van de pedagogische begeleidingsdienst
maakt een verslag op van zijn begeleidingsactiviteiten.
Het individueel begeleidingsverslag
Na zijn bezoek aan een leerkracht maakt het lid van de
pedagogische begeleidingsdienst een begeleidingsverslag op, waarin hij zijn
observaties en adviezen formuleert. De gegevens in het begeleidingsverslag
hebben een vertrouwelijk karakter. In uitvoering van artikel 5 van het
evaluatiebesluit wordt het verslag opgenomen in het dossier van het
personeelslid. Het personeelslid krijgt er een kopie van. Dit verslag geldt
niet als beoordeling of evaluatie. De beoordeling of evaluatie komt het
instellingshoofd toe.
Het
systeembegeleidingsverslag
Een ontwerp van het
systeembegeleidingsverslag wordt met het instellingshoofd besproken of aan hem
bezorgd. Het uiteindelijke verslag, eventueel aangepast op basis van de
opmerkingen van het instellingshoofd, wordt hem en de inrichtende macht, samen
met de opmerkingen, toegestuurd.
Het jaarverslag
De pedagogische begeleidingsdienst maakt
jaarlijks een verslag op van zijn activiteiten.
5. Verhouding met de school
De leden
van de pedagogische begeleidingsdienst kunnen op ieder ogenblik tijdens de
normale openingsuren een bezoek brengen aan de instellingen en er alle
activiteiten bijwonen. Zij zullen hun bezoek in de regel vooraf aankondigen.
Zij melden zich in alle gevallen aan bij het instellingshoofd of zijn
vervanger.
De leden van de pedagogische
begeleidingsdienst nemen ten aanzien van personen die niet bij de begeleiding
betrokken zijn, de nodige discretie in acht met betrekking tot de
personeelsleden of instellingen die zij begeleiden.
6. Bevoegdheden ten aanzien van een individueel personeelslid
Een van de expliciete opdrachten van de
pedagogische begeleidingsdienst is het stimuleren van initiatieven ter
versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden van de
instellingen. Dit impliceert naast vakbegeleiding en het geven van didactische
en methodologische adviezen, het aanmoedigen en begeleiden van
leerlingbegeleiding en zorgverbreding.
De
evaluatie en beoordeling van de personeelsleden komt toe aan het
instellingshoofd. De individuele begeleidingsverslagen komen wel in het dossier
van het personeelslid.
7. Samenwerking met andere
onderwijsondersteunende diensten
De opdrachten
van de pedagogische begeleidingsdienst passen in het grotere geheel van de
begeleiding en de nascholing in hun ruimste betekenis. Het behoeft geen betoog
dat de instanties die met systeembegeleiding worden belast, handelen in
onderling overleg. De pedagogische begeleidingsdienst neemt in dit geheel zijn
plaats in naast andere organieke instanties zoals de PMS-centra en de
pedagogische centra/centra voor navorming.
De
pedagogische centra/centra voor navorming en de pedagogische begeleidingsdienst
hebben binnen het Gemeenschapsonderwijs gezamenlijk de opdracht om te werken
aan onderwijsvernieuwing en kwaliteitsverbetering.
De pedagogische centra/centra voor navorming en het
Vormingscentrum voor de PMS-centra richten zich tot de personeelsleden en de
schoolteams in hun algemeenheid, ongeacht hun concrete situatie in de
instelling op dat ogenblik. Toch is daarbij het uitgangspunt dat de nascholing
praktijkgericht is.
De pedagogische
begeleidingsdienst richt zich tot personeelsleden en teams in hun concrete
situatie. Via vak(groep)-begeleiding en systeembegeleiding zoekt de
pedagogische begeleiding naar concrete oplossingen om blijvende verbeteringen
te realiseren en de vernieuwingen in de onderwijsinstellingen te implementeren.
Met betrekking tot de nascholing heeft de
pedagogische begeleidingsdienst een signaalfunctie. Hij kan verder betrokken
worden bij het concipiëren en opvolgen van projecten.
De PMS-begeleiding is in het algemeen in eerste instantie
emancipatorisch leerlinggericht. Het is dan ook enkel in het licht van hun
algemene opdracht dat de PMS-centra zullen overgaan tot de begeleiding van het
schoolsysteem.
8. Klachtenprocedure
Als een personeelslid niet akkoord gaat met een
individueel begeleidingsverslag, kan hij binnen zeven kalenderdagen een
toelichtend schrijven in twee exemplaren afgeven aan het instellingshoofd, dat
een exemplaar doorstuurt naar het lid van de pedagogische begeleidingsdienst.
Dit schrijven noopt er het lid van de pedagogische begeleidingsdienst niet toe
zijn verslag of besluiten te wijzigen. Het instellingshoofd voegt het schrijven
bij het verslag, waarvan het voortaan integraal deel uitmaakt. Het toelichtend
schrijven moet de naam vermelden van het personeelslid en het lid van de
pedagogische begeleidingsdienst en ook de datum van het bezoek. Het moet
gedateerd en ondertekend zijn door het personeelslid. Een tweede exemplaar,
geviseerd door het instellingshoofd, wordt het personeelslid terug overhandigd
als bewijs van ontvangst.
Als het
instellingshoofd niet akkoord gaat met een ontwerp van
systeembegeleidingsverslag voegt hij hier zijn opmerkingen aan toe, zoals
bepaald onder rubriek 4.6.
Andere problemen in
verband met het optreden van leden van de pedagogische begeleidingsdienst
worden rechtstreeks gemeld aan de adviseur-coördinator.
WERKINGSCODE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST VAN HET
O.V.S.G.
1. TOEPASSINGSGEBIED
1.1. Deze regels zijn van toepassing op alle
leden van de pedagogische begeleidingsdiensten van de representatieve
vereniging van inrichtende machten.
1.2. Deze
regels zijn van toepassing op alle instellingen voor gewoon en buitengewoon
basis- en secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, deeltijds
kunstonderwijs, de PMS-centra en hun inrichtende machten behorende tot de
representatieve vereniging van inrichtende machten.
1.3. Deze regels zijn van toepassing op alle gesubsidieerde
personeelsleden van de gesubsidieerde instellingen en centra van de
representatieve vereniging van inrichtende machten, de leerkrachten godsdienst
en niet-confessionele zedenleer uitgezonderd.
2.
DOELSTELLINGEN EN OPDRACHTEN VAN DE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST
De pedagogische begeleidingsdienst geeft - al dan
niet op vraag - advies, verstrekt informatie en biedt ondersteuning inzake alle
pedagogisch-didactische materies.
Het kan gaan om
zowel schoolgerichte begeleiding als vakoverschrijdende of vak/klasgerichte
begeleiding. De bevordering van de onderwijskwaliteit van de instellingen en de
versterking van de beroepskwaliteit van de personeelsleden staan hierin
centraal.
Het jaarlijks opgestelde
begeleidingsprogramma en de lokale interventies zijn het resultaat van een
realistische inschatting van de beschikbare middelen en mogelijkheden binnen de
pedagogische begeleidingsdienst.
3. AARD VAN DE
DIENSTVERLENING
3.1. Wijze van werken
De pedagogische begeleidingsdienst kan door de
inrichtende macht en/of directie worden gevraagd, omwille van een specifiek
vastgesteld probleem of een gesignaleerd tekort op het pedagogisch vlak in de
brede zin van het woord; of omwille van een aanvraag tot ondersteuning op basis
van het voorgesteld algemeen begeleidingsaanbod.
De pedagogische begeleidingsdienst organiseert diverse
schooloverstijgende initiatieven, op basis van een eigen aanbod.
Naargelang de werkvorm zullen deze initiatieven
worden bekendgemaakt langs de daartoe geëigende kanalen.
Ingeval personeelsleden participeren aan deze initiatieven,
gebeurt dit in uitvoering van de vigerende regelgeving en volgens de lokale
modaliteiten.
Rekening houdend met de regels van
de werkingscode kan de pedagogische begeleidingsdienst op eigen initiatief elke
aktie ontplooien en interventie doen in het kader van de bevordering van de
onderwijskwaliteit van een of meerdere instellingen of centra en ter
versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden .
3.2. Werkvormen
De pedagogische
begeleidingsdienst richt zich naar alle personeelscategorieën binnen de
instellingen en centra zoals vermeld onder 1.3. en hanteert hiervoor diverse
werkvormen die zowel informatief, stimulerend als innoverend kunnen zijn.
3.3. Waarvoor kan er een beroep gedaan worden op
de pedagogische begeleidingsdienst ?
Er kan een
beroep gedaan worden op de pedagogische begeleidingsdienst voor advies,
informatie en ondersteuning zoals gespecifieerd in het algemeen
begeleidingsplan dat jaarlijks wordt opgesteld.
4. HET BEGELEIDINGSPROCES
4.1.
Uitgangspunt : het specifiek begeleidingsplan
De
pedagogische begeleidingsdienst stelt een ontwerp van specifiek
begeleidingsplan voor waarin de wijze van werken wordt vastgelegd.
De begeleidingsdienst maakt dit voorstel over aan
de inrichtende macht of de directie en past het op vraag en in overleg met de
doelgroep eventueel aan.
Bij langdurige
begeleiding zal het specifiek begeleidingsplan in gezamenlijk overleg pas
bepaald worden na een eerste tussenkomst ter plaatse door de
begeleidingsdienst.
4.2. Initiatief
4.2.1. Initiatief van de inrichtende macht of
school
Bij vragen die de pedagogische
bevoegdheden van een niveau overstijgen, richt men zich tot de
adviseur-coördinator.
Het centraal adres van
de pedagogische begeleidingsdienst :
Pedagogische
Begeleidingsdienst van het O.V.S.G.
Ravensteingalerij 3, bus 7
1000
Brussel
Wat de niveaugebonden kontaktname betreft
dient men de richtlijnen op te volgen die opgenomen zijn in de jaarlijkse
informatiebrochure.
4.2.2. Initiatief van de
pedagogische begeleidingsdienst
Initiatieven
vanuit de begeleidingsdienst worden jaarlijks voorgesteld in de
informatiebrochure.
4.3. Bevoegdheden
De pedagogische begeleidingsdienst is een
dienstverlenende en adviserende instantie die op verzoek vanwege de inrichtende
macht of directie kan optreden.
De leden van de
pedagogische begeleidingsdienst zijn niet bevoegd inzake evaluatie en/of
beoordeling van individuele personeelsleden. Deze bevoegdheid berust integraal
bij de directie en de inrichtende macht.
Zo de
directie en/of inrichtende macht dit wensen, kan een beroep gedaan worden op
een pedagogisch adviseur, voor een onderwijsdidactisch advies. Het advies kan
nooit de evaluatie of beoordeling vervangen.
4.4.
Verloop van de begeleiding
Na een
begeleidingsaanvraag vanwege inrichtende macht of directie neemt de
pedagogische begeleidingsdienst zo snel mogelijk en ten laatste binnen de maand
na ontvangst van de begeleidingsvraag kontakt op met de inrichtende macht of
directie.
Na overleg bepaalt de pedagogische
begeleidingsdienst langs welke kanalen, binnen welke termijn en met welke
werkvorm een begeleidingsopdracht zal worden aangevat.
Dit begeleidingsvoorstel wordt onverwijld meegedeeld aan de
betrokken inrichtende macht of directie.
In geval
van een langdurige begeleiding worden na de eerste interventie ter plaatse in
gezamenlijk overleg, werkafspraken en -planning vastgelegd.
Elke lokale interventie van de leden van de pedagogische
begeleidingsdienst gebeurt steeds na contact met de inrichtende macht en/of de
directie van de school.
De leden van de
pedagogische begeleidingsdienst kondigen vooraf hun bezoek aan bij de
directeur. Bij aankomst in de school melden zij zich in alle gevallen
persoonlijk aan bij de directie.
De betrokken
personeelsleden worden door de directie op de hoogte gebracht van een bezoek
van een lid van de pedagogische begeleidingsdienst.
Indien bepaalde werkafspraken en/of planning door de instelling
niet worden nageleefd, kan de begeleidingsdienst beslissen haar programma op te
schorten. Deze beslissing wordt aan de inrichtende macht en de directie
meegedeeld.
4.5. Welke documenten kan de
pedagogische begeleidingsdienst opvragen?
4.5.1.
Algemeen
De inrichtende macht en/of directie
verbinden er zich toe bestaande dokumenten inzake schoolorganisatie en
structuren zoals opgevraagd door het Departement Onderwijs in dubbel ter
informatie door te zenden aan de pedagogische begeleidingsdienst indien zij
erom vraagt.
4.5.2. Bij een interventie
De inrichtende macht en/of directie verschaft aan
de leden van de pedagogische begeleidingsdienst alle nodige gegevens en geeft
inzage in alle documenten die nodig zijn opdat zij hun taak naar behoren zouden
kunnen vervullen.
Alle personeelsleden worden
uitdrukkelijk verzocht om alle nodige hulp en informatie te geven aan de leden
van de pedagogische begeleidingsdienst.
4.5.3.
Vertrouwelijke informatie.
De leden van de
pedagogische begeleidingsdienst krijgen toegang tot vertrouwelijke informatie.
Zij zijn gebonden aan het beroepsgeheim, zolang dit niet expliciet wordt
opgeheven zoals vastgelegd in het decreet 27/03/91 betreffende de rechtspositie
art. 14.
4.6. Verslaggeving
Alle adviezen worden door de pedagogische begeleidingsdienst als
vertrouwelijk document beschouwd en worden door de begeleidingsdienst niet aan
derden bekendgemaakt.
In het kader van de
kwaliteitsverbetering en onderwijsinnovatie delen de leden van de pedagogische
begeleidingsdienst alle relevante bevindingen en adviezen i.v.m. de
begeleidingsopdracht van de instelling mee aan de inrichtende macht en/of
directie en dit binnen een in overleg bepaalde termijn.
Ingeval van een individuele begeleiding bedoeld als
onderwijsdidactisch advies, wordt een verslag opgemaakt door de pedagogisch
adviseur en besproken met het betrokken personeelslid.
Indien de inrichtende macht of de directeur een evaluatieverslag
opmaakt en daarbij gebruik wenst te maken van een onderwijsdidactisch advies,
dient dit advies er integraal deel van uit te maken.
Ingeval van een langdurige begeleidingsopdracht zal de
pedagogische begeleidingsdienst op geregelde tijdstippen periodieke rapporten
over zijn opdracht uitbrengen.
5. VERHOUDING TOT
DE SCHOOL/INRICHTENDE MACHT
De pedagogische
begeleidingsdienst zal op vraag van de inrichtende macht of de directie
adviezen en diensten kunnen verstrekken inzake pedagogisch-didactische
materies.
De leden van de pedagogische
begeleidingsdienst treden niet op zonder voorafgaandelijk contact met de
inrichtende macht of de betrokken directie.
Zij
kondigen elk bezoek vooraf aan bij de directeur van de school.
Bij aankomst in de school nemen zij steeds persoonlijk contact op
met de directie .
6. BEVOEGDHEID T.A.V.
INDIVIDUEEL PERSONEELSLID
De pedagogische
begeleidingsdienst is bevoegd voor alle personeelscategorieën zoals
vermeld onder punt 1.3., binnen de scholen en centra en kan hen individueel
begeleiden. De begeleidingsdienst kiest hiervoor de meest aangewezen werkvorm.
Inzake de evaluatie en/of beoordeling van een
individueel personeelslid rust de bevoegdheid uitsluitend bij de inrichtende
macht en de directie. De leden van de pedagogische begeleidingsdienst hebben
geen bevoegdheid terzake. Zij kunnen wel functioneringsgesprekken voeren met
individuele personeelsleden.
7. SAMENWERKING MET
ANDERE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE DIENSTEN
Bij de
pedagogische ondersteuning wordt nauw samengewerkt met andere netgebonden
initiatieven zoals navorming. Waar wij het nodig achten doen wij een beroep op
externe deskundigen.
8. KLACHTENPROCEDURE
Eventuele klachten worden schriftelijk gemeld aan
de adviseur-coördinator op het bovenvermeld adres.
WERKINGSCODE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST VAN DE
CEL VOOR HET VLAAMS PROVINCIAAL ONDERWIJS
1. Toepassingsgebied
1.1 De werkingscode is van toepassing op alle
leden van de pedagogische begeleidingsdienst van de representatieve vereniging
van inrichtende machten van het provinciaal onderwijs met name :
Cel voor het Vlaams Provinciaal Onderwijs (CVPO)
vzw, Albertinaplein 2 bus 4b te 1000 Brussel.
1.2
De werkingscode is geldig t.a.v. alle onderwijsinstellingen en PMS-centra en
hun gesubsidieerde personeelsleden aangesloten bij de CVPO met uitzondering van
deze van het hoger onderwijs buiten de universiteit en de leraren en
leermeesters godsdienst en niet-confessionele zedenleer.
2.
Doelstellingen en opdrachten van de pedagogische begeleidingsdienst
Het decreet van 17 juli 1991 betreffende
inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten voorziet in de oprichting van
een pedagogische begeleidingsdienst door de representatieve verenigingen van
inrichtende machten. De pedagogische begeleidingsdienst is bevoegd voor de bij
de representatieve vereniging van inrichtende machten aangesloten
onderwijsinstellingen en PMS-centra.
In
uitvoering van artikel 88, §
2, van voormeld decreet betreffende inspectie en pedagogische
begeleidingsdiensten worden in deze werkingscode een aantal werkingsregels
vastgelegd die de leden van de pedagogische begeleidingsdienst van de Cel voor
het Vlaams Provinciaal Onderwijs in acht zullen nemen tegenover de
onderwijsinstellingen en hun personeelsleden bij de uitoefening van hun
decretale opdrachten en meer bepaald bij :
- de
externe ondersteuning van de betrokken onderwijsinstellingen volgens het eigen
pedagogisch concept, ondermeer bij het opstellen van het
schoolwerkplan;
- het ontwikkelen van initiatieven
ter bevordering van de onderwijskwaliteit van de betrokken
instellingen;
- het stimuleren van initiatieven
ter versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden van de
betrokken instellingen.
3. Aard van de
dienstverlening
Binnen het kader van haar
begeleidingsplan geeft de pedagogische begeleidingsdienst advies, verstrekt
informatie en biedt ondersteuning volgens het eigen pedagogisch concept van de
betrokken instelling. De bevordering van de onderwijskwaliteit van de
instellingen en de versterking van de beroepskwaliteit van de personeelsleden
staan hierbij centraal.
3.1 WIJZE VAN WERKEN
Vertrekkend vanuit de opvatting dat een
onderwijsinstelling een autonome lerende organisatie is die zich bezint over
haar onderwijsconcept, kunnen de leden van de pedagogische begeleidingsdienst
noch controlerend noch sanctionerend optreden. Hun aandacht voor de
onderwijskwaliteit vertaalt zich in de zorg die zij aan de begeleidingsrelatie
besteden. Zij gaan daarbij uit van waarden zoals respect voor de anderen,
vertrouwen in de gemeenschappelijke en individuele ontwikkelingsmogelijkheden
van de anderen, verantwoordelijkheid voor zichzelf en de omgeving.
3.2 WERKVORMEN
3.2.1. Bij begeleiding van individuele personeelsleden
Bij begeleiding van individuele personeelsleden
worden door de leden van de pedagogische begeleidingsdienst adviesgesprekken en
functioneringsgesprekken als werkvormen gehanteerd. Beoordelingsgesprekken
behoren tot de bevoegdheid van de inrichtende macht van de
onderwijsinstellingen of haar afgevaardigde.
3.2.2. Bij begeleiding van schoolteams
Bij begeleiding van schoolteams maakt de pedagogische
begeleidingsdienst gebruik van constructieve, communicatiebevorderende
strategieën, technieken en werkvormen om de randvoorwaarden te helpen
realiseren die nodig zijn om de vastgestelde doelen te bereiken. Veel aandacht
gaat hierbij naar teambuilding.
3.3. WAARVOOR KAN
ER BEROEP GEDAAN WORDEN OP DE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST?
3.3.1. Eigen projecten-aanbod
De
pedagogische begeleidingsdienst CVPO biedt jaarlijks een eigen programma aan
van thematisch uitgewerkte begeleidingsprojecten. De inrichtende macht of haar
afgevaardigde kan hieruit een keuze maken.
3.3.2.
Specifiek vastgesteld onderwijsprobleem
Daarnaast
kan de inrichtende macht of haar afgevaardigde omwille van een specifiek
vastgesteld onderwijsprobleem of een gesignaleerd tekort op het pedagogisch
vlak in de brede zin van het woord, een aanvraag tot begeleiding indienen.
4. Het begeleidingsproces
4.1. UITGANGSPUNT
De pedagogische
begeleidingsdienst stelt jaarlijks een begeleidingsplan op dat het resultaat is
van enerzijds de op het onderwijsveld vastgestelde noden,
implementatiebehoeften als gevolg van nascholing, de beleidsopties van de
inrichtende macht en anderzijds de beschikbare middelen en mogelijkheden binnen
de pedagogische begeleidingsdienst. Zij maakt haar initiatieven bekend langs de
haar geëigende kanalen.
4.2. INITIATIEF
De pedagogische begeleidingsdienst begeleidt
uitsluitend op vraag van de inrichtende macht of haar afgevaardigde.
4.3. BEVOEGDHEDEN
De leden van de pedagogische begeleidingsdienst hebben een
informerende, adviserende en onderwijsondersteunende bevoegdheid. Ze zijn
geenszins bevoegd inzake evaluatie en/of beoordeling van individuele
personeelsleden. Deze bevoegdheid berust integraal bij de inrichtende macht of
haar afgevaardigde.
4.4. VERLOOP VAN DE
BEGELEIDING
4.4.1. Eigen projectenaanbod
In het begeleidingsproces worden de volgende
fasen onderkend :
- bekendmaking : aankondiging
van en informatieverstrekking over de inhoud van de projecten;
- analyse : onderzoek of op de aanvraag tot begeleiding kan worden
ingegaan; dit op basis van de antecedenten van de betrokken onderwijsinstelling
of PMS-centrum op het vlak van begeleiding en navorming enerzijds en de
beschikbare middelen en mogelijkheden van de pedagogische begeleidingsdienst
anderzijds;
- besluit : mededeling aan de
aanvrager over de wijze waarop op zijn aanvraag al of niet wordt
ingegaan;
- concretisering : uitwerking van het
project op maat van de school;
- evaluatie : een
proces- en produktevaluatie met de betrokkenen binnen de schoolspecifieke
context.
4.4.2. Specifiek vastgesteld
onderwijsprobleem
Bij een aanvraag tot
begeleiding vanwege de inrichtende macht of haar afgevaardigde omwille van een
specifiek vastgesteld onderwijsprobleem of een gesignaleerd tekort op het
pedagogisch vlak in de brede zin van het woord neemt de pedagogische
begeleidingsdienst zo snel mogelijk en ten laatste binnen de maand na ontvangst
van de begeleidingsaanvraag contact op met de inrichtende macht of haar
afgevaardigde.
4.5. OPVRAGING VAN DOCUMENTEN
De begeleiding kan gebruik maken van de gegevens
en documenten die de inrichtende macht of haar afgevaardigde ter beschikking
stelt van de vzw CVPO.
4.6. VERSLAGGEVING EN
BEOORDELING
De pedagogische begeleidingsdienst
brengt regelmatig verslag uit over de globale evolutie van de
begeleidingsactiviteiten die voortvloeien uit een project aan de betrokken
inrichtende macht of haar afgevaardigde.
Het
begeleidingsproces wordt regelmatig met de betrokkenen geëvalueerd en
beoordeeld. Dit gebeurt zowel intern binnen de dienst als extern met de direct
betrokkenen op het onderwijsveld.
5. Verhouding
met de school
5.1. School- en klasbezoeken worden
georganiseerd in het kader van initiatieven uit het begeleidingsplan en
gebeuren steeds in overleg met de betrokken inrichtende macht of haar
afgevaardigde.
5.2. De leden van de pedagogische
begeleidingsdienst zijn ertoe gehouden discreet om te gaan met vertrouwelijke
informatie die zij door de aard van hun werk verkrijgen en dienen zich ten
overstaan van derden te onthouden van elke commentaar over scholen en personen
die begeleid worden.
5.3. De leden van de
pedagogische begeleidingsdienst mogen geen honorarium vragen voor de
voordrachten, trainingssessies en dergelijke, gegeven in het kader van hun
opdracht. Materiaal ontwikkeld in functie van hun opdracht is het bezit van de
Cel voor het Vlaams Provinciaal Onderwijs vzw.
6.
Bevoegdheid t.a.v. individuele personeelsleden
De
leden van de pedagogische begeleidingsdienst zijn geenszins bevoegd inzake
evaluatie en/of beoordeling van individuele personeelsleden. Deze bevoegdheid
berust integraal bij de inrichtende macht of haar afgevaardigde.
7. Samenwerking met andere
onderwijsondersteunende diensten
Bij de
pedagogische ondersteuning kan nauw worden samengewerkt met andere netgebonden
en externe initiatieven.
Nascholingsnoden en
-behoeften die de pedagogische begeleidingsdienst vaststelt, worden
geregistreerd bij het Bijscholingscentrum van de CVPO.
8. Klachtenprocedure
Een inrichtende
macht of haar afgevaardigde, een personeelslid van een onderwijsinstelling of
PMS-centrum dat actief deelneemt aan een begeleidingsactiviteit, kan een
bezwaar m.b.t. het niet naleven van de regels in deze werkingscode indienen.
Dit bezwaar dient gericht aan de directeur van de
vzw CVPO, op het adres vermeld in punt 1.1 van deze werkingscode.
WERKINGSCODE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST VAN HET
KATHOLIEK ONDERWIJS
1. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE
WERKINGSCODE
1.1. Op wie is de code van
toepassing?
De werkingscode is van toepassing op
al de pedagogisch begeleiders die optreden vanuit de vzw Pedagogische
Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs (vzw PBDKO). Deze vzw heeft
diensten op centraal, diocesaan en congregationeel vlak.
1.2.
Ten aanzien van wie is de code geldig?
De
werkingscode is geldig t.a.v. alle instellingen en personeelsleden van het
katholieke onderwijs en de PMS-centra.
De
werkingscode is niet geldig t.a.v. de leraars godsdienst.
Met personeelsleden wordt bedoeld : alle werknemers bij een
Inrichtende Macht van een onderwijsinstelling of PMS-centrum die bij de
opvoeding, het onderwijs en de begeleiding van leerlingen betrokken zijn.
1.3. Onderwijsniveaus
- De pedagogische begeleidingsdienst verzorgt een dienstverlening
op volgende onderwijsniveaus en sectoren :
-
Gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en basisonderwijs
-
Gewoon en buitengewoon secundair onderwijs
-
Onderwijs voor sociale promotie
PMS-centra
2. DOELSTELLINGEN EN
OPDRACHTEN VAN DE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENSTEN
De doelstellingen en de opdrachten zijn geformuleerd in het
decreet van 17 juli 1991, Art. 88, 1 :
- de
externe ondersteuning van de betrokken onderwijsinstellingen volgens het eigen
pedagogisch concept, onder meer bij het opstellen van het
schoolwerkplan;
- het ontwikkelen van initiatieven
ter bevordering van de onderwijskwaliteit van de betrokken
instellingen;
- het stimuleren van initiatieven
ter versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden uit de
betrokken instellingen;
- het opstellen van een
jaarlijks begeleidingsplan;
- het opstellen van
een jaarverslag van de activiteiten.
Deze
opdrachten verwijzen naar kwaliteitsondersteunende initiatieven. Initiatieven
die deze doelstellingen en opdrachten concretiseren worden jaarlijks
uitgeschreven in een begeleidingsplan.
Deze
activiteiten worden gerealiseerd binnen een net-gebonden begeleidingscultuur.
Deze begeleiderscultuur is gebaseerd op het eigen opvoedingsconcept van het
katholiek onderwijs (zie bijlage).
Met
begeleidingscultuur wordt een gezamenlijk streven naar een samenhangende manier
van denken en handelen bedoeld.
Begeleidingscultuur veronderstelt een bepaalde attitude, een
specifieke stijl en aanpak en een geëxpliciteerde visie op begeleiding.
De vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het
Katholiek Onderwijs (vzw PBDKO) is de promotor van deze begeleidingscultuur en
de opdrachtgever van de pedagogisch begeleiders.
De pedagogische begeleiding gaat uit van een bepaalde visie op
onderwijskwaliteit waarvan de indicatoren o.a. zijn : de levensbeschouwelijke
oriëntatie, het opvoedend karakter, de brede cultuur.
- De levensbeschouwelijke oriëntatie is gericht op het
zingevingskader van een levensbeschouwelijk onderwijs dat, voor het katholiek
onderwijs, gebaseerd is op de christelijke leer en moraal.
- Het opvoedend karakter is gericht op waardenopvoeding en vorming
(geformuleerd in het opvoedingsproject) en een daarvan afgeleid
normenkader.
- De brede cultuur is gericht op een
kwalitatief hoog niveau van onderwijs waarvan brede basisvorming,
interdisciplinariteit, dialoog en het verbinden van levensvragen met
vakinhouden enkele kenmerken zijn.
Daarbij dient
de eigenheid van elke jongere gerespecteerd.
3.
AARD VAN DE DIENSTVERLENING
3.1. Wijze van werken
De pedagogisch begeleider ontwikkelt bij de
externe ondersteuning een beroepseigen aanpak. Die realiseert hij door :
- een goed contact in overleg met de schooldirectie en inrichtende
macht : het bespreken van de ondersteuningsvraag van de school, het
ondersteuningsaanbod van de (ped)agogische begeleiding, het verloop van het
ondersteuningsproces en de afsluitende evaluatie staan hierin
centraal;
- zijn functioneren in een collegiaal werkverband : vanuit dit
werkverband wordt, steunend op een begeleidingsplan, de begeleiding van de
scholen georganiseerd;
- de nodige zelfstandigheid te ontwikkelen bij het invullen, het
opvolgen en het evalueren van de geplande begeleidingsactiviteiten. Het eigen
initiatief van de pedagogisch begeleider (vanuit zijn deskundigheid) is
complementair aan de ondersteuningsvraag (vanuit de
school).
- onderling overleg en afspraken, zowel vooraf als nadien, tussen
pedagogisch begeleiders die in eenzelfde school de ondersteuning
verzorgen;
- een gedifferentieerde aanpak naargelang van het onderwijsniveau,
de taak, de mogelijkheden en de deskundigheid van de betrokken
personeelsleden.
De externe ondersteuning door de
pedagogisch begeleiders wordt gekenmerkt door een houding van "dienend gezag".
Een ondersteunende, helpende en stimulerende
houding getuigen van het dienend karakter van de opdracht. Hierbij staan de
noden en behoeften van de school en haar personeelsleden centraal. De
pedagogisch begeleider put het gezag vooral uit zijn deskundigheid.
Het is vanuit een procesmatig werken dat hij o.a.
kan evalueren en adviseren. Het evalueren heeft in feite de betekenis van een
diagnose en is de noodzakelijke tussenstap naar hulpverlening en
remediëring. Adviseren dient begrepen te worden als een bijdrage tot een
verder doorgedreven professionalisering van de personeelsleden en meteen tot de
kwaliteitsverbetering van de school.
3.2.
Waarvoor kan een beroep gedaan worden op de pedagogische begeleidingsdienst?
De pedagogische begeleidingsdienst verstrekt
informatie, geeft advies en biedt ondersteuning bij alle (ped)agogisch-
didactische materies. Het kan gaan om zowel schoolgerichte begeleiding,
vakoverschrijdende als vak/klasgerichte begeleiding. De bevordering van de
onderwijskwaliteit van de instellingen en de versterking van de
beroepsbekwaamheid van de personeelsleden staan hierin centraal.
Een paar voorbeelden van begeleidingsinitiatieven
waardoor de pedagogisch begeleider onderwijskwaliteit kan bevorderen :
- de introductie en implementatie van
leerplannen;
- het begeleiden van het werken volgens
plan;
- informatie over onderwijsvernieuwing en
leerplanontwikkeling;
- begeleiding van directie, middenkader, interne pedagogisch
begeleiders, OVB e.a.;
- ondersteuning van vakgroep-, sector- en
themawerking;
- begeleiding bij wijzigingen in schoolpopulatie en
-organisatie;
- trainen van vergader- en
overlegvaardigheden;
- didactisch-methodologische ondersteuning;
- ondersteuning van zorgverbreding.
De wijze waarop deze begeleiding
gebeurt is erg wisselend en wordt mede bepaald door doelstellingen, doelgroep,
groepsgrootte, tijdsperspectief. Voorbeelden : via klasbezoek, bij
vakvergaderingen, in themagroepen, tijdens staf- en directievergaderingen,
n.a.v. trainingen van agogische en didactische vaardigheden, bij allerhande
informatie- en vormingsbijeenkomsten.
4. HET
BEGELEIDINGSPROCES
4.1. Het uitgangspunt
Bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten
in een bepaalde school zal de pedagogisch begeleider rekening houden met het
opvoedingsproject van de betrokken onderwijsinstelling.
Hij zal veel aandacht besteden aan de aanvangssituatie en context
van de betrokken school en/of leerkrachten.
Het
schoolwerkplan is het schooleigen planningsdocument dat in samenhang opgemaakt
wordt met het eigen opvoedingsproject. Het schoolwerkplan is een
prioriteitenplan van haalbare, zichtbare en evalueerbare initiatieven.
Werken met het schoolwerkplan is een proces
waarbij de school haar eigen visie op opvoeding en onderwijs beleeft tegen de
achtergrond van de algemene uitgangspunten en doelstellingen van het centrale
onderwijsbeleid, zowel van de overheid als van de koepel. De school houdt
hierbij sterk rekening met haar specifieke situatie, mogelijkheden en grenzen.
Dit prioriteitenplan is een belangrijk houvast
voor de activiteiten van de pedagogisch begeleider.
De pedagogisch begeleider kan de school helpen bij het uitwerken
van dit plan, maar zal vooral ondersteuning bieden bij het proces van
samenwerken aan deze prioriteiten in een gedeelde visie. Een gedeelde visie
ontstaat door intern overleg tussen de school en pedagogisch begeleider.
4.2. Initiatief
De
externe ondersteuning van een school gebeurt in principe op vraag van de
directeur of de inrichtende macht van de school. Deze vraag kan rechtstreeks
gesteld worden aan de pedagogisch begeleider, aan de pedagogische
begeleidingsdienst, of aan de vzw PBDKO.
Vragen
in opvolging van de schooldoorlichting door de onderwijsinspectie worden
prioritair behandeld.
Pedagogisch begeleiders
kunnen daarnaast ook begeleidingsinitiatieven nemen in het kader van
schooloverstijgende vernieuwingsprocessen. Ook deze initiatieven worden
jaarlijks beschreven in een begeleidingsplan en goedgekeurd door de Raad van
Bestuur van de vzw PBDKO.
4.3. Bevoegdheden
De bevoegdheid van de pedagogisch begeleider
richt zich tot het (ped)agogisch domein in de brede zin van het woord.
Dit betekent dat hij zich onthoudt van adviezen
betreffende administratieve, juridische en aanverwante problemen, tenzij zij
uitdrukkelijk tot de opdracht behoren. Voor vragen van deze aard wordt de
vraagsteller doorverwezen naar de bevoegde diensten en personen in het
Katholiek Onderwijs.
4.4. Verloop van de
begeleiding
De begeleiding is een proces en
gebeurt steeds in overleg met de directeur van de onderwijsinstelling. De
inhoud en de omvang van elke vraag naar pedagogische begeleiding wordt ernstig
onderzocht. In een aantal gevallen zal de pedagogische begeleiding daaromtrent
indien nodig een bijkomende peiling naar behoeften en noden doen. De
pedagogisch begeleider kan in het kader van schooloverstijgende
vernieuwingsprocessen, persoonlijke initiatieven nemen. De directeur moet
echter steeds op de hoogte gesteld worden (indien de vraag niet van hem
uitgaat) van de bedoeling, de inhoud, de werkvorm, de tijdsduur van de
begeleiding. Op het einde krijgt de directeur mondeling of schriftelijk verslag
van het verloop, de resultaten en de mogelijke opvolging van de begeleiding.
4.5. Welke documenten kan de pedagogische
begeleidingsdienst opvragen?
De pedagogische
begeleidingsdienst kan aan de scholen vragen om informatie te bezorgen die
nuttig kan zijn voor de doelmatige organisatie van de
begeleidingstussenkomsten.
De pedagogisch
begeleider kan bij een begeleidingstussenkomst aan de betrokken school of
leraar vragen om relevant materiaal ter beschikking te stellen om zijn
begeleidingswerk zinvol en efficiënt te laten verlopen.
Alle documenten die de pedagogisch begeleider ontvangt vanwege de
school of de leraar, zal hij als vertrouwelijke documenten behandelen.
4.6. Verslaggeving
De pedagogisch begeleider brengt op geregelde tijdstippen verslag
uit over zijn begeleidingsactiviteiten. De verslaggeving is gericht aan de
directeur en/of aan de inrichtende macht en heeft uiteraard een vertrouwelijk
karakter. De inhoud van het verslag moet ook meegedeeld worden aan de betrokken
leerkracht.
Deze verslaggeving bevat twee
rubrieken :
- een beschrijvend deel waarin een
aantal vaststellingen gedaan worden;
- een
gedeelte met begeleidingsafspraken waarin adviezen en aandachtspunten
geformuleerd worden ter voorbereiding van een volgende
begeleidingstussenkomst.
De adviezen beogen
steeds een kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de opvoedingsrelatie.
Vermits de pedagogisch begeleider, t.a.v. het
personeel, nooit sanctionerend optreedt, heeft dit verslag geen beoordelend
karakter.
5. VERHOUDING MET DE SCHOOL
In punt 3 en 4 werd de verhouding tussen
pedagogische begeleiding en school besproken.
De
dienstverlening van de pedagogische begeleidingsdienst is kosteloos voor de
school. De leden van de pedagogische begeleidingsdienst mogen geen honorarium
of verplaatsingskosten vragen voor begeleidingsinterventies in het kader van
hun opdracht.
De vermogensrechten op werken, door
de pedagogisch begeleider gemaakt i.v.m. zin taak en tijdens het tijdsverloop
van zijn opdracht, worden afgestaan aan de vzw PBDKO of zijn afgevaardigde.
- Onder "vermogensrechten" wordt verstaan : het
recht om het werk vast te leggen, te reproduceren, te promoten, te verspreiden,
te bewerken, te vertalen e.d.m. onder de vorm van papier, beeld, diskette,
CD-Rom of enig andere toekomstige nu nog onbekende
exploitatievorm.
- Onder "werk" wordt verstaan :
elk werk van letterkunde of kunst (boeken, artikels, allerlei publikaties,
foto's, cassettes, video-opnames, didactisch materiaal e.d.m.),
computerprogramma's en -bestanden.
6. BEVOEGDHEID
T.A.V. HET INDIVIDUEEL PERSONEELSLID
Een
pedagogisch begeleider brengt adviezen uit i.v.m. pedagogische, relationele en
didactische aspecten van het leraarsberoep. Deze adviezen worden eveneens
gerapporteerd aan de directeur en/of de inrichtende macht. Dit advies kan de
beoordeling van het personeelslid door de directeur en de inrichtende macht
niet vervangen.
7. SAMENWERKING MET ANDERE
ONDERWIJSONDERSTEUNENDE DIENSTEN
Binnen het
katholiek onderwijs kunnen de pedagogische begeleiding, de navorming, de
PMS-centra en MST-diensten en de startbegeleiding van de beginnende
leerkrachten gezamenlijk ondersteuning geven aan scholen, vanuit dezelfde
levensbeschouwelijke visie op opvoeding en onderwijs.
Begeleiding en inspectie hebben een verschillende
verantwoordelijkheid. Vormen van samenwerking of overleg met de
onderwijsinspectie op schoolniveau mogen de vertrouwensrelatie van de
pedagogisch begeleider met de school niet schaden.
8. KLACHTENPROCEDURE
De vzw PBDKO is
bevoegd om alle interne geschillen, ook deze tussen een pedagogisch begeleider
en een school, te bespreken en na overleg binnen de Raad van Bestuur te
beslechten.
Als een school de afspraken niet
nakomt, kan een begeleider zijn activiteit opschorten of stopzetten in afspraak
met de hoofdbegeleider van zijn niveau. Hoofdbegeleiders plegen overleg met de
directeur van de DPB en de betrokken Inrichtende Macht van de
school.
KRACHTLIJNEN VAN HET OPVOEDINGSCONCEPT VAN HET
KATHOLIEK ONDERWIJS
in eenklank met
opdrachtsverklaring katholiek onderwijs
1.1 De
verbondenheid met de omringende natuur
Dit drukt
geen eco-centrisme uit maar een verbondenheid met al wat de mens met zijn
zintuigen waarneemt en met zijn verstand onderzoekt. Deze verbondenheid
verwijst naar de Schepping en zijn Schepper en roept aandacht, verwondering en
eerbied op. De verbondenheid krijgt pas zin in de menselijke arbeid, die kan
begrepen worden als een bevrijdend "medescheppen".
Het kennen wordt steeds geplaatst in de context van de oorsprong :
de verwijzing naar de schepping en is gericht naar de verantwoordelijkheid over
het geschapene. M.a.w. is kennis een vaardigheid, macht en beheersing of
inzicht en verantwoordelijkheid?
1.2 De
gerichtheid naar de anderen
Deze gerichtheid
doorloopt een proces van een leven "door" de andere (het zeer jonge kind) over
een leven "met" de andere (de jeugdige) naar een leven "voor" de andere (de
ontwikkeling naar volwassenheid).
Leren en
ontwikkelen gebeurt samen met anderen.
De
gezamenlijke menselijke arbeid, de gemeenschapszin en het samenleven op school
plaatsen zich in een netwerk van menselijke relaties.
De gerichtheid naar de anderen betekent ook de invloed of appel
die van de andere uitgaat. Daarenboven voltrekt de socialisatie van de jeugdige
in een steeds veranderende samenleving.
Een
wezenskenmerk voor deze gerichtheid is het dialogale.
De dialoog richt zich op de ontmoeting met het andere, de andere,
de Andere en kenmerkt zich door aandacht, begrip, overleg, streven naar
consensus en wederkerigheid. De relatiestijl op school en de werkvormen in de
klas zullen gekenmerkt zijn door een dialogaal karakter.
Dit
wezenskenmerk drukt zich uit in de didactiek en de methodologie van het
onderwijs. Tussen alle gehanteerde werkvormen zal het leergesprek en de
discussie meer kansen bieden voor het ontwikkelen van het dialogale.
Het dialogale vormt tevens een belangrijk aspect
van de relationele vaardigheid van de leerlingen en is een basisvaardigheid
voor zijn sociaal gedrag.
1.3 De openheid naar
het eigen ik
Hiermee wordt een ontwikkeling van
het persoonlijk project bedoeld, een levensplan, een perspectief. De
levensstijl, de zorg om een gezond fysisch en geestelijk leven, de
oriëntatie op een zingevend doel, de gerichtheid op eigen
verantwoordelijkheid, het ontwikkelen van wilskracht en het trainen van een
zindelijke en eerlijke denkstijl ... zijn kenmerken van een
verantwoordelijkheid voor het persoonlijk project. Naast deze toekomstgerichte
aspecten van het persoonlijk project is het belangrijk om blijvend aandacht te
besteden aan zelfkennis, aan het besef van eigen mogelijkheden en grenzen.
De openheid op het eigen ik wordt in het
opvoedingsconcept vertaald als een onderwijs dat gedragen wordt door een
christelijk personalisme. Personalisme als een menswording - humanisering - in
gemeenschap.
Het christelijk personalisme stelt
een aantal waarden voorop, gericht op de waardigheid van de persoon, en tevens
een waardenhiërarchie, zoals b.v. in de Bergrede.
Dit personalisme wordt gekenmerkt door een opvoedingsgeest waarbij
de menswording van de leerling begeleid wordt. Begeleiden betekent hier : het
ondersteunen van het menswordingsproces. Die personalisme is niet in
tegenspraak met de betekenis van het socialisatieproces dat de leerling in zijn
volwassenwording ondergaat.
Dit personalisme is
gebaseerd op de christelijke leer en moraal.
De
figuur van Jezus, zoals hij zich aan ons openbaart, staat model voor de
menswording. Het liefdesgebod dat hij predikte en voorleefde, is het kernbegrip
in de opvoedende relatie tussen leerkrachten en leerlingen.
1.4
De gerichtheid op transcendente waarden
Dit is
een oriëntatie op wat ons overstijgt : het esthetische, het ethische en
het religieuze, m.a.w. de schoonheidservaringen, het moreel besef en de
religie. Het is een zoeken naar waarheid, in schoonheid en goedheid.
De gelovige zal hier zijn verbondenheid beleven
met de levende God onder ons en in ons, zoals het Emmausgebeuren dit
beschrijft.
Dit geloof plaatst hij binnen de
gemeenschap (gezin, buurt, school, volk); hierdoor wordt de verbondenheid met
de Kerk beleefd.
- (1):
Decreet van 17 juli 1991
betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten,
art.88.
- (2):
Zie het besluit van de
Vlaamse regering van 25 mei 1991 omtrent de evaluatie van vastbenoemde
personeelsleden, de maatregelen van orde en tucht in het Gemeenschapsonderwijs,
artikel 8, § 5, en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs,
artikel 22, § 2.