Ministerieel besluit tot vaststelling van het bijzonder
bestek voor vervoer van de leerlingen die de door de Vlaamse Gemeenschap
georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstellingen
bezoeken.
goedkeuringsdatum
17 JUNI 1997
publicatiedatum
B.S.15/07/1997
datum laatste wijziging
08/01/2002
COORDINATIE
B.M. 13-12-2001 -
B.S. 8-1-2002
De Vlaamse
minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals ze gewijzigd
werd;
Gelet op de wet van 6 juli 1970 op het
buitengewoon onderwijs;
Gelet op de wet van 15
juli 1983 houdende oprichting Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari
1974 betreffende de wijze waarop de reiskosten van leerlingen uit het
buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden door de Staat;
Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de
overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari
1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen
en diensten;
Gelet op het koninklijk besluit van
26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de
overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 1997 tot bepaling
van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 24
december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor
aanneming van werken, leveringen en diensten en van hun uitvoeringsmaatregelen;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25
februari 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van
State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §
1, gewijzigd bij de gewone wet van 9 augustus 1980;
Gelet derhalve op de dringende noodzaak om in het belang van de
Schatkist tijdig de gunningsvoorwaarden vast te stellen,
Besluit :
Algemene bepalingen
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° de opdrachtgever : - de inrichtende macht
zoals omschreven in artikel
2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen
van de onderwijswetgeving. In het gesubsidieerd onderwijs kan de inrichtende
macht de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs, mandateren om in haar naam
de procedure voor te bereiden bij toepassing van de wetgeving op de
overheidsopdrachten;
- de Cel Leerlingenvervoer in de zones zoals omschreven in
uitvoering van artikel
13 van de wet van 15 juli 1983;
2° de vervoerder : de natuurlijke
persoon of de rechtspersoon wiens activiteit erin bestaat tegen bezoldiging
personen te vervoeren door middel van autovoertuigen;
3° dagelijkse vervoerprestaties : het vervoer over het
dagelijks traject waarvan de begin- en eindpunten bij de school gelegen zijn.
Voor het buitengewoon onderwijs buiten de zones is dit de afstand waarover
effectief leerlingen vervoerd worden;
4.
dagprijs: een vaste forfaitaire vergoeding voor de totale dagelijkse
vervoerprestaties. Deze dagprijs kan worden gewijzigd volgens de modaliteiten,
bepaald in artikel 4.
Voorwerp
Art. 2.
De
vervoerder verbindt zich tegenover de opdrachtgever ertoe diens
leerlingenvervoer te doen door middel van een bijzondere autobusdienst. Voor
het organiseren van deze bijzondere dienst wordt rekening gehouden met de
reisweg, de frequentie en met het aantal afgelegde kilometers.
Voor de te volgen reisweg, de uurregeling van de dienst, de
vaststelling van de haltes, zal de vervoerder zich gedragen naar de richtlijnen
van de opdrachtgever.
Het traject kan slechts
gewijzigd worden na overeenstemming tussen beide partijen en met inachtneming
van een verwittigingstermijn van één week; voor het buitengewoon
onderwijs wordt de wijzigingsclausule de dag zelf opgemaakt en toegepast.
Elke aldus overeengekomen wijziging van de
reisweg wordt schriftelijk door de opdrachtgever bevestigd aan de vervoerder.
Ingeval geen akkoord bereikt wordt, kan de Vlaamse Gemeenschap, departement
Onderwijs, een einde maken aan de overeenkomst.
De vervoerder mag, zonder de toestemming van de opdrachtgever,
zijn contract niet in zijn geheel of gedeeltelijk overdragen behalve in
gevallen bepaald bij 4° van artikel 9.
Voertuigen
Art. 3.
De
bijzondere dienst zal uitgevoerd worden met voertuigen die overeenkomstig de
wettelijke en reglementaire bepalingen door de bevoegde diensten voor
technische controle in goede staat zijn bevonden.
De voertuigen moeten voorzien zijn van verwarming en hun
vervoercapaciteit moet beantwoorden aan de behoeften van de dienst.
Voor de berekening van het aantal zitplaatsen
worden de kinderen beneden de dertien jaar geacht twee derde van een plaats in
te nemen.
Een gehandicapt kind van type 2, 3, 4,
6, 7, zoals bepaald in artikel 5 van het koninklijk besluit van
28 juni 1978
houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon
onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse
niveaus van het buitengewoon onderwijs, wordt geacht één
zitplaats voor volwassenen in te nemen.
Voor de
berekening van het aantal zitplaatsen wordt rekening gehouden met de bepalingen
van artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968,
houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen
en hun aanhangwagens moeten voldoen.
Voor de
gehandicapte kinderen die vallen onder de types 2 en 4 zoals bepaald bij het
koninklijk besluit van 28 juni 1978, zullen door de vervoerder op schriftelijk
verzoek van de opdrachtgever, het nodige aantal zitplaatsen met
veiligheidsgordels uitgerust worden. Deze gordels zullen beantwoorden aan de
vigerende wettelijke bepalingen en ze zullen bediend worden door een
aangestelde van de opdrachtgever.
Prijs
Art. 4.
De
vervoerovereenkomst is gebaseerd op een dagprijs per rit, taksen en lasten
welke op het vervoer drukken inbegrepen, exclusief BTW.
De dagelijkse vervoerprestaties worden vastgesteld, zoals bepaald
in artikel 1, 3°.
Iedere wijziging in min of
meer, minstens 20 pct. (met een minimum van 5 km) van het gemiddeld aantal
kilometers vervoer over twee maanden ten opzichte van het aantal vermeld in het
contract, geeft aanleiding tot prijswijziging. De prijswijziging wordt van
kracht met ingang van de eerste maand waarin de wijziging werd vastgesteld.
Een wijziging in meer dient, op straffe van
verval van recht, bij aangetekend schrijven aangevraagd binnen de 90 dagen.
Deze termijn vangt aan op de eerste dag van de
maand die recht geeft op een prijswijziging.
Een
wijziging in min wordt automatisch toegepast.
Bij
grondige reorganisatie van het vervoer, goedgekeurd door het Departement, wordt
de prijswijziging onmiddellijk toegepast.
Indien,
met wederzijds akkoord, een voertuig ingezet wordt met een andere capaciteit
dan contractueel bepaald, geeft dit aanleiding tot prijswijziging. Deze gaat in
op de datum waarop het voertuig met gewijzigde capaciteit wordt ingezet.
Indexclausule
Art. 5.
De
basisprijs wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de index der
consumptieprijzen volgens de formule basisprijs x nieuwe index
aanvangsindex
- basisprijs = inschrijvingsprijs
aanbesteding
- nieuwe index = index van de maand voorafgaand aan de maand waarin
de verlenging van de overeenkomst een aanvang neemt.
- aanvangsindex = index van de maand waarin de opdracht wordt
gegund.
Facturatie
Art. 6.
De
facturen zullen maandelijks opgesteld worden in vier exemplaren op naam van de
opdrachtgever met vermelding van de naam van de schoolinrichting(en) waarvoor
het vervoer werd gedaan.
Het origineel rittenblad
wordt eraan toegevoegd.
Op de facturen wordt
vermeld per voertuig en per rit :
1. het
ingezette voertuig (periode - capaciteit - merk en type - eerste
ingebruikneming - plaatnummer);
2. het totaal
aantal kilometers vervoer afgelegd gedurende de maand waarop de factuur
betrekking heeft;
3. aantal ritdagen;
4. dagprijs;
5. het
globaal bedrag van de vervoerkosten;
6. het
bedrag van de BTW;
7. het totaal te betalen
bedrag;
8. de vermelding "deugdelijk en
onvergolden verklaard tot een bedrag van....
[euro]" (voluit geschreven);
9. de handtekening van de vervoerder;
l0. de handtekening van het inrichtingshoofd met
vermelding "voor ontvangst en goedkeuring".
B.M.
van 13-12-2001
Duur
Art. 7.
Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 8 wordt de
overeenkomst gesloten voor de duur van 1 jaar, mogelijk stilzwijgend jaarlijks
te verlengen tot max. 5 jaar voor gewone bussen en 7 jaar voor bussen uitgerust
met lift voor rolwagens.
Art. 8.
De
overeenkomst eindigt zonder opzegging en vergoeding wannneer de door het
Ministerie van Verkeerswezen afgeleverde vergunning ingetrokken wordt of
verstrijkt.
Indien de intrekking van de
vergunning te wijten is aan een fout van de vervoerder en de opdrachtgever een
nieuwe overeenkomst moet aangaan die duurder is, valt de meerprijs ten laste
van de vervoerder.
Door een wederzijds akkoord
kunnen de partijen evenwel te allen tijde een einde maken aan hun overeenkomst.
Beide partijen kunnen de overeenkomst jaarlijks
beëindigen bij aangetekend schrijven, mits vooropzeg van 3 maanden voor
het verstrijken van het contract.
Bij grondige
reorganisatie van het vervoer kunnen de bestaande overeenkomsten voortgezet,
gewijzigd of opgezegd worden.
De
opzeggingstermijn moet minimum één maand bedragen.
Fouten en tekortkomingen
Art. 9.
1.
Uitgezonderd de gevallen bepaald in punt 3, van dit artikel, is de vervoerder
gehouden de dienst te verzekeren zonder zich te kunnen beroepen op pech,
slechte staat van of gebrek aan materieel.
2.
Alle tekortkomingen, behoudens die bepaald in punt 3, welke ten laste van de
vervoerder kunnen worden gelegd, zullen bij aangetekende ingebrekestelling
medegedeeld worden door de opdrachtgever of de betalende of subsidiërende
overheid en kunnen geldelijk gesanctioneerd worden.
Indien de vervoerder binnen de 20 kalenderdagen na postdatum van
de aangetekende ingebrekestelling niet aangetekend antwoordt, wordt hij
verondersteld in te stemmen met de ingebrekestelling.
Een vervoerder die binnen de 20 kalenderdagen heeft geantwoord om
zich te verdedigen en die niet akkoord gaat met de opgelegde sanctie kan binnen
de 10 dagen na de betekening van de sanctie beroep aantekenen bij de minister
die bevoegd is voor het leerlingenvervoer. De minister beslist binnen de 30
kalenderdagen.
De voorziene sancties worden
uitgedrukt in een percentage van de dagprijs voor de dag of dagen waarop een of
meerdere fouten of tekortkomingen zijn geweest bij de uitvoering van de rit.
Voor de hierna volgende fouten en tekortkomingen
wordt voor de dagen waarop deze zich hebben voorgedaan de dagprijs verminderd
met het aangegeven procent :
- 10 % vermindering voor :het rijden met een voertuig waarin het rittenblad aanwezig is maar
niet, of niet correct is ingevuld;het feit dat de schoolbus zonder geldige reden te laat is in
vergelijking met het draaiboek;het feit dat de chauffeur eet, drinkt of rookt tijdens de
uitvoering van de dienst.
- 20 % vermindering voor :het feit dat de chauffeur van de schoolbus rijdt zonder
arbeidskaart. De sociale inspectie wordt van elke vaststelling op de hoogte
gebracht;het ontbreken van verplichte veiligheidsvoorzieningen op of aan de
schoolbus, meer bepaald blusapparaten noodhamers, nooduitgang, voorgeschreven
veiligheidsgordels,verbandkist;het ontbreken van het inschrijvingsboekje, een geldig
schouwingsbewijs, het verzekeringsbewijs, het identificatieverslag dat de
toestand van het voertuig weergeeft zoals het effectief
rijdt;een defecte kilometerteller die niet is hersteld binnen de 10
kalenderdagen na de vaststelling.
- 50 % vermindering voor :het niet rijden met een liftbus, daar waar een lift contractueel
is voorzien;het niet (volledig) uitvoeren van de morgen- of de
avondrit;het rijden met een voertuig dat ouder is dan toegelaten in het
bestek;de afwezigheid van het rittenblad op de
schoolbus.
Hoger genoemde fouten of tekortkomingen
kunnen, naast de voorziene vermindering, aanleiding geven tot verwittigingen.
Na drie niet weerlegde verwittigingen zal het contract verbroken worden.
Bij zeer ernstige tekortkomingen van de
vervoerder, zoals vervalsing van rittenbladen, rijden zonder verzekering,
rijden zonder geldig schouwingsbewijs; kan door de opdrachtgever het contract
onmiddellijk - na de eerste verwittiging - verbroken worden.
Indien, ingevolge de verbreking de opdrachtgever een nieuwe
overeenkomst moet aangaan die duurder is, valt de meerprijs ten laste van de
vervoerder.
3. Niet-uitvoeren van de dienst of
vertragingen te wijten aan overmacht zoals stakingen, lock-out, oorlog,
verkeersongeval, stilleggen van verkeer, verkeersomleggingen en
weersomstandigheden brengen de verantwoordelijkheid van de vervoer er niet in
het gedrang en geven geen recht aan de opdrachtgever een vergoeding te eisen of
een einde te maken aan de overeenkomst.
4. De
vervoerder kan zich slechts tijdelijk door een andere vervoerder laten
vervangen ingeval het hem door overmacht onmogelijk is zelf de dienst uit te
voeren.
In dergelijk geval blijft alleen de
eerstgenoemde vervoerder verantwoordelijk ten opzichte van de opdrachtgever.
Wordt niet aanzien als overmacht en bijgevolg
niet aanvaard het geval waarbij de vervoerder het voor de dienst bestemde
voertuig gebruikt om het een autocardienst te laten uitvoeren.
Wettelijke en reglementaire verplichtingen
Art. 10.
De
vervoerder en zijn personeel zijn ertoe gehouden alle administratieve
verplichtingen met betrekking tot de bijzondere autobusdiensten na te leven en
in het bijzonder die welke door het wetsbesluit van 30 december 1946 houdende
herziening en coördinatie van de wetgeving met betrekking tot het
bezoldigd vervoer van personen met automobielvoertuigen en zijn
toepassingsbesluiten, worden opgelegd.
De
vervoerder moet het vervoer volgens de wettelijke voorwaarden verzekeren en
verbindt zich tot de naleving van de sociale wetgeving.
Door het contract te ondertekenen bevestigt de vervoerder dat zijn
voertuig verzekerd is, zoals is voorgeschreven, en dat hij voldoet aan de
wettelijke bepalingen.
Verplichtingen van de
gebruikers
Art. 11.
De
gebruikers zullen zich gedragen naar de bepalingen van het koninklijk besluit
van 15 september 1976 zoals gewijzigd houdende reglement op de politie van
personenvervoer per tram, premetro, metro, autobus en autocar.
Verantwoordelijkheid
Art. 12.
De
vervoerder is verantwoordelijk voor de veiligheid van de leerlingen die zich in
zijn voertuig bevinden in het raam van de bepalingen van het koninklijk besluit
van 15 september 1976.
Opheffingsbepaling
Art. 13.
Het
contract kan ten allen tijde door de opdrachtgever opgezegd worden zonder enige
vorm van schadevergoeding naar aanleiding van wijzigingen in de huidige
reglementering.
Inwerkingtreding
Art. 14.
Dit
besluit treedt in werking op 1 mei 1997 en is van toepassing op de
overeenkomsten die vanaf deze datum gesloten worden.