Ministerieel besluit tot vaststelling van het bijzonder
bestek voor vervoer van de leerlingen die de door de Vlaamse Gemeenschap
georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstellingen
bezoeken.
goedkeuringsdatum
20 SEPTEMBER 1993
publicatiedatum
B.S.18/12/1993
datum laatste wijziging
08/01/2002
COORDINATIE
B.M. 13-12-2001 -
B.S. 8-1-2002
De Vlaamse
minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals ze gewijzigd
werd;
Gelet op de wet van 6 juli 1970 op het
buitengewoon onderwijs;
Gelet op de wet van 15
juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 februari
1960 houdende tussenkomst van de Staat in de vervoerskosten der leerlingen die
zijn inrichtingen voor bewaarschoolonderwijs, voor lager, lager secundair en
hoger secundair onderwijs bezoeken;
Gelet op het
koninklijk besluit van 7 februari 1974 betreffende de wijze waarop de
reiskosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen
worden door de Staat;
Gelet op de wet van 14 juli
1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen
en diensten;
Gelet op het ministerieel besluit
van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken,
leveringen en diensten;
Gelet op het ministerieel
besluit van 10 augustus 1977 houdende vaststelling van de algemene
aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten van werken, leveringen en
diensten;
Gelet op het ministerieel besluit van
29 maart 1983 tot vaststelling van het bijzonder bestek voor vervoer van de
leerlingen die door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde
onderwijsinrichtingen bezoeken;
Gelet op de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de gewone wet van 9 augustus
1980;
Gelet derhalve op de dringende noodzaak om
in het belang van de Schatkist tijdig de gunningsvoorwaarden vast te stellen,
Besluit :
Algemene
bepalingen
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° de opdrachtgever : de inrichtende macht
zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In het gesubsidieerd onderwijs
kan de inrichtende macht de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs,
mandateren om in haar naam de procedure voor te bereiden bij toepassing van de
wetgeving op de overheidsopdrachten;
het Bestuur
Leerlingenvervoer in de zones omschreven in uitvoering van artikel 13 van de
wet van 15 juli 1983;
2° de vervoerder : de
natuurlijke persoon of de rechtspersoon wiens activiteit erin bestaat tegen
bezoldiging personen te vervoeren door middel van autovoertuigen;
3° dagelijkse vervoerprestaties : het vervoer
over het dagelijks traject waarvan de begin- en eindpunten bij de school
gelegen zijn. Voor het buitengewoon onderwijs buiten de zones is dit de afstand
waarover effectief leerlingen vervoerd worden;
4° dagprijs : een vaste forfaitaire vergoeding voor de totale
dagelijkse vervoerprestaties. Deze dagprijs kan worden gewijzigd volgens de
modaliteiten, bepaald in artikel 4.
Voorwerp
Art. 2.
De
vervoerder verbindt zich tegenover de opdrachtgever ertoe diens
leerlingenvervoer te doen door middel van een bijzondere autobusdienst. Voor
het organiseren van deze bijzondere dienst wordt rekening gehouden met de
reisweg, de frekwentie en met het aantal afgelegde kilometers.
Voor de te volgen reisweg, de uurregeling van de dienst, de
vaststelling van de haltes, zal de vervoerder zich gedragen naar de richtlijnen
van de opdrachtgever.
Het traject kan slechts
gewijzigd worden na overeenstemming tussen beide partijen en met inachtneming
van een verwittigingstermijn van één week; voor het buitengewoon
onderwijs wordt de wijzigingsclausule de dag zelf opgemaakt en toegepast.
Elke aldus overeengekomen wijziging van de
reisweg wordt schriftelijk door de opdrachtgever bevestigd aan de vervoerder.
Ingeval geen akkoord bereikt wordt, kan de Vlaamse Gemeenschap, Departement
Onderwijs een einde maken aan de overeenkomst.
De
vervoerder mag, zonder de toestemming van de opdrachtgever, zijn contract niet
in zijn geheel of gedeeltelijk overdragen behalve in gevallen bepaald bij
4° van artikel 9.
Voertuigen
Art. 3.
De
bijzondere dienst zal uitgevoerd worden met voertuigen die overeenkomstig de
wettelijke en reglementaire bepalingen door de bevoegde diensten voor
technische controle in goede staat zijn bevonden.
De voertuigen moeten voorzien zijn van verwarming en hun
vervoerscapaciteit moet beantwoorden aan de behoeften van de dienst.
Voor de berekening van het aantal zitplaatsen
worden de kinderen beneden de dertien jaar geacht twee derde van een plaats in
te nemen.
Een gehandicapt kind van type 2, 3, 4,
6, 7, zoals bepaald in artikel
5 van het koninklijk besluit van
28 juni 1978
houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon
onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse
niveaus van het buitengewoon onderwijs, wordt geacht één
zitplaats voor volwassenen in te nemen.
Voor de
berekening van het aantal zitplaatsen wordt rekening gehouden met de bepalingen
van artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968,
houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen
en hun aanhangwagens moeten voldoen.
Voor de
gehandicapte kinderen die vallen onder types 2 en 4 zoals bepaald bij het
koninklijk besluit van 28 juni 1978, zullen door de vervoerder op schriftelijk
verzoek van de opdrachtgever, het nodige aantal zitplaatsen met
veiligheidsgordels uitgerust worden. Deze gordels zullen beantwoorden aan de
vigerende wettelijke bepalingen en ze zullen bediend worden door een
aangestelde van de opdrachtgever.
Prijs
Art. 4.
De
vervoerovereenkomst is gebaseerd op een dagprijs per rit, taksen en lasten
welke op het vervoer drukken inbegrepen, exclusief BTW.
De dagelijkse vervoersprestaties worden vastgesteld, zoals bepaald
in artikel 1, 3°;
Iedere wijziging in min of
meer, minstens 20 pct. (met een minimum van 5 km) van het gemiddeld aantal
kilometers vervoer over twee maanden ten opzichte van het aantal vermeld in het
contract, geeft aanleiding tot prijswijziging. De prijswijziging wordt van
kracht met ingang van de daaropvolgende maand.
Een wijziging in meer dient, op straffe van verval van recht, bij
aangetekend schrijven aangevraagd binnen de zestig dagen. Deze termijn vangt
aan op de eerste dag van de maand die recht geeft op een prijswijziging.
Een wijziging in min wordt automatisch toegepast.
Bij grondige reorganisatie van het vervoer,
goedgekeurd door het Departement, wordt de prijswijziging onmiddellijk
toegepast.
Indien, met wederzijds akkoord, een
voertuig ingezet wordt met een andere capaciteit dan contractueel bepaald,
geeft dit aanleiding tot prijswijziging. Deze gaat in op de datum waarop het
voertuig met gewijzigde capaciteit wordt ingezet.
Prijswijziging
Art. 5.
De
basisprijs wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de index der
consumptieprijzen volgens de formule basisprijs x nieuwe index
aanvangsindex
- basisprijs = inschrijvingsprijs
aanbesteding;
- nieuwe index = index van de maand voorafgaand aan de maand waarin
de verlenging van de overeenkomst een aanvang neemt;
- aanvangsindex = index van de maand waarin de opdracht wordt
gegund.
Facturatie
Art. 6.
De
facturen zullen maandelijks opgesteld worden in vier exemplaren op naam van de
opdrachtgever met vermelding van de naam van de schoolinrichting(en) waarvoor
het vervoer werd gedaan.
Het origineel rittenblad
wordt eraan toegevoegd.
Op de facturen wordt
vermeld per voertuig en per rit :
1° het
ingezette voertuig (periode, capaciteit, merk en type, eerste ingebruikneming,
plaatnummer);
2° het totaal aantal kilometers
vervoer afgelegd gedurende de maand waarop de factuur betrekking heeft;
3° aantal ritdagen;
4° dagprijs;
5° het globaal
bedrag van de vervoerskosten;
6° het bedrag
van de BTW;
7° het totaal te betalen
bedrag;
8° de vermelding "deugdelijk en
onvergolden verklaard tot een bedrag van ...
[euro]" voluit geschreven;
9° de handtekening van de vervoerder;
10° de handtekening van het inrichtingshoofd met vermelding
"voor ontvangst en goedkeuring".
B.M.
van 13-12-2001
Duur
Art. 7.
Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 8 wordt de
overeenkomst gesloten voor de duur van één jaar, mogelijk
stilzwijgend jaarlijks te verlengen tot maximum vijf jaar voor gewone bussen en
zeven jaar voor bussen uitgerust met lift voor rolwagens.
Art. 8.
De
overeenkomst eindigt zonder opzegging en vergoeding wanneer de door het
Ministerie van Verkeerswezen afgeleverde vergunning ingetrokken wordt of
verstrijkt.
Indien de intrekking van de
vergunning te wijten is aan een fout van de vervoerder en de opdrachtgever een
nieuwe overeenkomst moet aangaan die duurder is, valt de meerprijs ten laste
van de vervoerder.
Door een wederzijds akkoord
kunnen de partijen evenwel te allen tijde een einde maken aan hun overeenkomst.
Beide partijen kunnen de overeenkomst jaarlijks
beëindigen bij aangetekend schrijven, mits vooropzeg van drie maanden voor
het verstrijken van het contract.
Bij grondige
reorganisatie van het vervoer kunnen de bestaande overeenkomsten voortgezet,
gewijzigd of opgezegd worden.
De
opzeggingstermijn moet minimum één maand bedragen.
Fouten en tekortkomingen
Art. 9.
1.
Uitgezonderd de gevallen bepaald in punt 3, van dit artikel, is de vervoerder
gehouden de dienst te verzekeren zonder zich te kunnen beroepen op pech,
slechte staat van of gebrek aan materieel.
2.
Alle tekortkomingen, behoudens die bepaald in punt 3, welke ten laste van de
vervoerder kunnen worden gelegd, zullen bij aangetekend schrijven medegedeeld
worden door de opdrachtgever en kunnen geldelijk gesanctionneerd worden :
- Voor niet rijden met een contractuele liftbus wordt 50 % van de
dagprijs in mindering gebracht.
- Niet volledig uitvoeren van de dienst of ernstige vertragingen
geven aanleiding tot verwittigingen. Na drie niet weerlegde verwittigingen zal
het contract verbroken worden.
- Bij zeer ernstige tekortkomingen van de vervoerder, zoals
vervalsing van rittenbladen, rijden zonder verzekering, rijden zonder geldig
schouwingsbewijs; kan door de opdrachtgever het contract onmiddellijk verbroken
worden.
Indien, ingevolge de verbreking de
opdrachtgever een nieuwe overeenkomst moet aangaan die duurder is, valt de
meerprijs ten laste van de vervoerder.
3.
Niet-uitvoeren van de dienst of vertragingen te wijten aan overmacht zoals
stakingen, lock-out, oorlog, verkeersongeval, stilleggen van verkeer,
verkeersomleggingen en weersomstandigheden brengen de verantwoordelijkheid van
de vervoerder niet in het gedrang en geven geen recht aan de opdrachtgever een
vergoeding te eisen of een einde te maken aan de overeenkomst.
4. De vervoerder kan zich slechts tijdelijk door een andere
vervoerder laten vervangen ingeval het hem door overmacht onmogelijk is zelf de
dienst uit te voeren.
In dergelijk geval blijft
alleen de eerstgenoemde vervoerder verantwoordelijk ten opzichte van de
opdrachtgever.
Wordt niet aanzien als overmacht
en bijgevolg niet aanvaard het geval waarbij de vervoerder het voor de dienst
bestemde voertuig gebruikt om het een autocardienst te laten uitvoeren.
Wettelijke en reglementaire verplichtingen
Art. 10.
De
vervoerder en zijn personeel zijn ertoe gehouden alle administratieve
verplichtingen met betrekking tot de bijzondere autobusdiensten na te leven en
in het bijzonder die welke door het wetsbesluit van 30 december 1946, houdende
herziening en coördinatie van de wetgeving met betrekking tot het
bezoldigd vervoer van personen met automobielvoertuigen en zijn
toepassingsbesluiten, worden opgelegd.
De
vervoerder moet het vervoer volgens de wettelijke voorwaarden verzekeren en
verbindt zich tot de naleving van de sociale wetgeving.
Door het contract te ondertekenen bevestigt de vervoerder dat zijn
voertuig verzekerd is, zoals is ingeschreven, en dat hij voldoet aan de
wettelijke bepalingen.
Verplichtingen van de
gebruikers
Art. 11.
De
gebruikers zullen zich gedragen naar de bepalingen van het koninklijk besluit
van 15 september 1976 zoals gewijzigd houdende reglement op de politie van
personenvervoer per tram, premetro, metro, autobus en autocar.
Verantwoordelijkheid
Art. 12.
De
vervoerder is verantwoordelijk voor de veiligheid van de leerlingen die zich in
zijn voertuig bevinden, in het raam van de bepalingen van het koninklijk
besluit van 15 september 1976.
Opheffingsbepalingen
Art. 13.
Het
ministerieel besluit van 29 maart 1993 tot vaststelling van het bijzonder
bestek voor vervoer van de leerlingen die door de Staat georganiseerde of
gesubsidieerde onderwijsinstellingen bezoeken, zoals het gewijzigd werd, wordt
opgeheven.
Art. 14.
Het
contract kan te allen tijde door de opdrachtgever opgezegd worden zonder enige
vorm van schadevergoeding naar aanleiding van wijzigingen in de huidige
reglementering.
Inwerkingtreding
Art. 15.
Dit
besluit treedt in werking op 1 januari 1994 en is van toepassing op de
overeenkomsten die vanaf deze datum gesloten worden.