Koninklijk besluit
[houdende toepassing van artikel 37 van
de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
goedkeuringsdatum
15 DECEMBER 1959
publicatiedatum
B.S.18/01/1960
datum laatste wijziging
24/06/2011
(opschrift
gewijzigd bij B.Vl.R.
van 17-12-2010)
COORDINATIE
(1)
K.B. van 14/03/1961 (B.S. 27/03/1961)
(2)
K.B. van 12/06/1962 (B.S. 16/06/1962)
(3)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gelet op de wet van 29 mei 1959, tot wijziging van de wetgeving
betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-,
technisch en kunstonderwijs, en inzonderheid op artikel 32;
Gelet op het akkoord van het Begrotingscomité;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de wet van 23
december 1946, houdende instelling van een Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Openbaar Onderwijs,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1.
[De werkingstoelagen voor een
schooljaar verschuldigd aan de door de Staat gesubsidieerde inrichtingen voor
middelbaar, normaal-, technisch en kunstonderwijs worden uitbetaald in twee
gedeelten, waarvan het eerste als een voorschot geldt.]
Art. 2.
Het voorschot op de
werkingstoelage wordt aan de bij artikel 1 bedoelde inrichtingen uitbetaald in
de loop van de maand januari van het betrokken schooljaar.
Het bedrag van dit voorschot wordt berekend op grond van :
1° het aantal leerlingen opgegeven met het
oog op het bepalen van het aantal weddetoelagen toegekend voor het lopend
schooljaar;
2° 50 t.h. van het jaarlijks
forfaitair bedrag toegekend per leerling.
[
Voor
de tijdelijke leergangen van het technisch onderwijs, wordt het bedrag van dit
voorschot berekend op grond van :
1° het
aantal regelmatige leerlingen die deze leergangen gevolgd hebben tijdens het
vorige schooljaar;
2° 50 t.h. van het
jaarlijks forfaitair bedrag toegekend per leerling.
]
Art. 3.
[Het resterend bedrag van de
werkingstoelagen, dat aan iedere inrichting verschuldigd is, wordt uitbetaald
in de loop van de maand juni van het betrokken schooljaar.]
[Voor de tijdelijke leergangen van het technisch onderwijs wordt
dit resterend bedrag uitbetaald in de loop van het laatste kwartaal van het
kalenderjaar.]
Art. 4.
[
Het bedrag der voor een
schooljaar verschuldigde werkingstoelagen wordt berekend op grond van het
aantal regelmatige leerlingen op 31 januari van het lopend schooljaar.
[Voor de tijdelijke leergangen van het technisch
onderwijs, wordt dit bedrag berekend op grond van het aantal regelmatige
leerlingen die deze leergangen hebben gevolgd gedurende het schooljaar.]
Wordt als regelmatig leerling beschouwd, degene
die regelmatig ingeschreven is en werkelijk al de lessen, voorkomend op het
programma van het leerjaar waartoe hij behoort, bijwoont, behalve wanneer het
een behoorlijk vastgesteld geval van overmacht geldt. Vóór 15
februari van elk jaar moeten de door de Staat gesubsidieerde inrichtingen voor
middelbaar, normaal-, technisch en kunstonderwijs een tabel indienen waarop het
aantal der hierboven bedoelde regelmatige leerlingen staat aangeduid.
]
Art. 5. en 6.
[...]
Art. 7.
Onze Minister van Openbaar
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit,
[dat uitwerking heeft op
1 september 1958.]