OPGEHEVEN : Wet houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst- en buitengewoon onderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    11 JULI 1973
  • publicatiedatum
    B.S.30/08/1973
  • datum laatste wijziging
    17/06/2011

COORDINATIE

Wet 10-12-1974 - B.S. 9-1-1975

Wet 14-7-1975 - B.S. 13-8-1975

Wet 18-2-1977 - B.S. 12-3-1977

Wet 17-6-1982 - B.S. 24-2-1984

K.B. nr. 411, 25-4-1986 - B.S. 10-5-1986

K.B. nr. 460, 17-9-1986 - B.S. 8-11-1986

Decr. 5-7-1989 - B.S. 25-8-1989

opgeheven door Decr. 27-5-2011 - B.S. 17-6-2011

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

...

HOOFDSTUK II. - Andere wijzigingen en slotbepalingen

...

Art. 20.

De toepassing van § 2 van het nieuw artikel 12bis van de wet van 29 mei 1959 en van artikel 8 van deze wet geschiedt met inachtneming van de overeenkomstig de vroegere reglementering verworven persoonlijke toestanden.

Art. 21.

Bij overgangsmaatregel en tot uiterlijk 31 augustus 1974 beloopt het bedrag van de werkingstoelagen per regelmatige leerling 6.960 F in het voorschools normaalonderwijs en in het technisch lager normaalonderwijs die niet op het niveau van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type worden georganiseerd.

Art. 22.

Bij overgangsmaatregel en in afwachting dat een koninklijk besluit op een eenvormige wijze voor alle gesubsidieerde onderwijsnetten een regeling treft inzake reaffectatie van de ter beschikking gestelde personeelsleden, overeenkomstig artikel 12bis van de voornoemde wet van 29 mei 1959, regelt de Koning, [...] de reaffectatie van de gesubsidieerde personeelsleden van het voorschools, lager, secundair en hoger onderwijs die bij ontstentenis van betrekking ter beschikking werden gesteld, evenals het toekennen van een weddetoelage als wachtgeld aan de personeelsleden die niet konden gereaffecteerd worden.

Decr. van 5-7-1989

[Art. 22bis.

Bij overgangsmaatregel en [[in afwachting dat uitvoering wordt verleend aan artikel 12bis, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving]] mag de Koning, voor de gesubsidieerde personeelsleden die, zonder over de vereiste bekwaamheidsbewijzen te beschikken, nochtans houder zijn van bekwaamheidsbewijzen die Hij voldoende acht, de modaliteiten voor het vaststellen van de weddetoelagen bepalen.]

W. 10-12-1974; [[ ]] Decr. van 5-7-1989

Art. 23.

Voor het dienstjaar 1974 en onder voorbehoud van het publiceren van het koninklijk besluit dat het rationalisatie en programmatieplan bepaalt, zal het Algemeen Fonds voor Schoolgebouwen over een dotatie van 500 miljoen frank beschikken.

Art. 24.

§ 1. [...]

K.B. nr. 411, van 25-4-1986

§ 2. Zolang het rationalisatie- en programmatieplan bedoeld bij het nieuw artikel 13, § 4, van de wet van 29 mei 1959 niet gepubliceerd werd [...];

W. van 10-12-1974

a) worden de bepalingen van de wet van 8 juli 1966 houdende tijdelijke opschorting van de uitbreiding van de onderwijsnetten, voorzien voor het schooljaar 1966-1967 alsmede de uitvoeringsmodaliteiten ervan, toepasselijk op alle onderwijsniveaus, met uitsluiting van het universitair onderwijs;

b) zal geen enkele nieuwe lening gewaarborgd worden ten laste van het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen [vanaf 1 januari 1975].

W. van 10-12-1974

[Nochtans mogen ten laste van dit Fonds vanaf deze datum leningen gewaarborgd worden ten gunste van bestaande lagere scholen die hetzij onmiddellijk, hetzij ingevolge groepering volgende normen bereiken :

- 140 leerlingen in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid hoger is dan 125 inwoners per km2;

- 60 leerlingen in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid gelegen is tussen 50 en 125 inwoners per km2;

- 35 leerlingen in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid minder is dan 50 inwoners per km2.

Dergelijke leningen worden slechts toegestaan voor werken ten behoeve van gebouwen waarin tenminste ingericht worden :

- 6 gewone lagere klassen in de gemeenten met meer dan 125 inwoners per km2;

- 3 gewone lagere klassen in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid gelegen is tussen 50 en 125 inwoners per km2;

- 2 gewone lagere klassen in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid minder is dan 50 inwoners per km2.

Indien gebouwen waarvoor leningen toegestaan worden bij toepassing van dit artikel, gebruikt worden voor andere doeleinden dan lager onderwijs, worden deze leningen onmiddellijk terugbetaalbaar en zal de Staat tot de terugvordering overgaan bij toepassing van artikel 22, § 7 van de wet van 29 mei 1959].

W. van 14-7-1975

[Daarenboven mogen vanaf 1 september 1977 leningen ten laste van dit Fonds worden gewaarborgd ten gunste van de industriële hogescholen opgericht in toepassing van de wet van 18 februari 1977, betreffende de inrichting van het hoger onderwijs en inzonderheid van het technisch hoger en het agrarisch hoger onderwijs van het lange type, evenals ten gunste van de andere inrichtingen van het hoger onderwijs van het lange type die aan de wettelijke en reglementaire voorschriften beantwoorden.]

W. van 18-2-1977

[Eveneens mogen vanaf 1 september 1987 leningen ten laste van dit Fonds worden gewaarborgd ten gunste van de inrichtingen van het hoger onderwijs van het korte type die beantwoorden aan de wettelijke en reglementaire voorschriften.]

K.B. nr. 460, van 17-9-1986

Art. 25.

Worden opgeheven :

a) het koninklijk besluit van 18 juli 1933 tot vaststelling van de reglementaire bepalingen betreffende de terbeschikkingstelling van de leden van het onderwijzend personeel;

b) hoofdstuk I van de wet van 22 april 1958 houdende oprichting van een Fonds voor schoolgebouwen in schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen betreffende de onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat.

Art. 26.

Deze wet heeft uitwerking op de datum waarop ze wordt bekendgemaakt, behalve wat betreft :

1° de artikelen 8, 9, 12 en 13 die op 1 september 1973 in werking treden;

2° het nieuw artikel 19, § 4, 3 en § 5 van de wet van 29 mei 1959 dat op 1 januari 1974 in werking treedt;

3° de nieuwe artikelen 12bis, [...]¹, § 3, 12ter, [...]² van de wet van 29 mei 1959, alsook de artikelen 6, 7, 10, 11, 17, 21, 25, a, van de onderhavige wet, die op de door de Koning te bepalen data in werking treden;

[ ]¹ W. 10-12-1974; [ ]² K.B. nr. 411, van 25-4-1986

4° [Paragraaf 2 van het nieuw artikel 12bis treedt in werking op 1 september 1989, behalve voor de personeelscategorieën waarvoor op voormelde datum geen uitvoering werd gegeven aan deze paragraaf; voor deze laatste categorieën treedt deze paragraaf in werking op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.]

Decr. van 5-7-1989

[5° artikel 22bis treedt in werking op 1 september 1958]

W. van 10-12-1974