OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het
financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer
Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende.
goedkeuringsdatum
08 JUNI 1994
publicatiedatum
B.S.20/10/1994
datum laatste wijziging
29/04/2009
COORDINATIE
opgeheven
door Decr. 20-2-2009 - B.S. 29-4-2009
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs -
II, inzonderheid op artikelen 127 tot en met 130;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende
coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op
artikel 140;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse
minister bevoegd voor financiën en begroting, gegeven op 24 mei 1994;
Gelet op de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,
gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de
dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de
regels betreffende begroting, comptabiliteit, beheer en controle van de dienst
met afzonderlijk beheer met het oog op de begrotingsopmaak voor het
begrotingsjaar 1995 zo vlug mogelijk moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat de continuïteit van de
dienst met afzonderlijk beheer moet worden verzekerd;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
§ 1. Dit
besluit regelt het financiële en materiële beheer van de dienst met
afzonderlijk beheer Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende, hierna te noemen
de Hogere Zeevaartschool.
§ 2. De
bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit zijn van toepassing op de Hogere
Zeevaartschool, tenzij in dit besluit anders is
bepaald.
HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 2.
De hogere Zeevaartschool
maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en alle uitgaven, volgens
de richtlijnen verstrekt door de Vlaamse regering.
Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december
van hetzelfde jaar.
Art. 3.
De begroting wordt
onderverdeeld in twee delen :
- de
ontvangsten;
- de uitgaven.
Art. 4.
De ramingen van de
ontvangsten hebben betrekking op :
1. het over te
dragen saldo;
2. de dotatie;
3. de sommen die de Hogere Zeevaartschool gedurende het
betreffende begrotingsjaar zal ontvangen;
4. de
schenkingen en de legaten.
Art. 5.
De uitgaven slaan op de
sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zijn wegens verbintenissen
ontstaan tijdens het begrotingsjaar en wegens overgedragen verbintenissen van
vorige begrotingsjaren.
Art. 6.
Het begrotingsontwerp van de
Hogere Zeevaartschool wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister,
bevoegd voor het onderwijs, en toegevoegd aan het ontwerp van decreet houdende
de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 7.
De begroting van de Hogere
Zeevaartschool is goedgekeurd door de afkondiging van het decreet houdende de
algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Als de begroting van de Vlaamse Gemeenschap niet is goedgekeurd
voor de aanvang van het begrotingsjaar, mogen dezelfde verrichtingen worden
uitgevoerd naar rato van 1/12 per maand vanaf 1 januari, als diegene die voor
de vorige begroting waren toegestaan.
Art. 8.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, kan, met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor
financiën en begroting, kredietoverschrijvingen en kredietoverschrijdingen
toestaan.
Indien de kredietoverschrijding een
hogere dotatie van de Vlaamse Gemeenschap zou meebrengen dan die welke is
ingeschreven in de administratieve begroting van de Vlaamse Gemeenschap, moet
zij voorafgegaan worden door een overeenstemmende wijziging van deze begroting.
HOOFDSTUK III. - De comptabiliteit en aflegging der
rekeningen
Art. 9.
De directeur of zijn
plaatsvervanger wordt aangesteld als ordonnateur.
Art. 10.
Op het einde van ieder
kwartaal wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs,
legt deze staten aan het Rekenhof voor door bemiddeling van de Vlaamse
minister, bevoegd voor financiën en begroting. De bewijsstukken worden ter
plaatse bewaard.
Art. 11.
Op het einde van ieder jaar
stelt de rekenplichtige op :
- een
beheersrekening;
- een rekening van uitvoering van
de begroting;
- een staat van activa en
passiva.
Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop
ze betrekking hebben, stuurt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs,
deze rekeningen aan de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en
begroting, die ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het
Rekenhof bezorgt.
Art. 12.
Bij de uitdiensttreding van
de rekenplichtige moeten dezelfde rekenplichtige bescheiden opgesteld worden
als genoemd in artikel 11.
Art. 13.
De uitvoeringsrekening van de
Hogere Zeevaartschool wordt gevoegd bij die van het algemeen bestuur van de
Vlaamse Gemeenschap.
Art. 14.
De boekhouding wordt gevoerd
overeenkomstig de aanrekeningsregels vervat in het koninklijk besluit van 1
juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire
ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de staat,
zoals gewijzigd, met uitzondering van de in de artikelen 5, 6, § 2 en 9,
van voornoemd besluit bedoelde bepalingen.
Art. 15.
Er moet een
vermogenscomptabiliteit gevoerd worden. Hiertoe wordt onder meer een inventaris
van het vermogen opgemaakt overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen.
HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 16.
De uitgaven worden - al
naargelang de uitgavenveroorzakende rechtshandeling gesteld wordt uit hoofde
van het beheer van algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap, of uit hoofde
van het beheer van de Hogere Zeevaartschool - respectievelijk gedragen door de
begroting van de Vlaamse Gemeenschap of door de begroting van de Hogere
Zeevaartschool.
Art. 17.
Het bedrag van de uitgaven en
het bedrag van de verbintenissen wordt beperkt door het bedrag van de
goedgekeurde limitatieve kredieten en door het bedrag van de ontvangsten.
Art. 18.
§ 1. Van het op
het einde van het begrotingsjaar beschikbare saldo wordt 10 procent aangewend
voor de vorming ven een reservefonds; deze voorafname mag het bedrag van het
reële kassaldo niet overschrijden. De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, kan dit percentage aanpassen met het akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor financiën en begroting.
De voorafname gebeurt totdat de middelen van het reservefonds 10
procent bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorafgaande
begrotingsjaren, tenzij dit bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de bevoegde
minister met akkoord van de begrotingsminister.
Onder beschikbaar saldo wordt verstaan : het kassaldo, vermeerderd
met de nog te innen vastgestelde rechten, verminderd met de nog openstaande
verbintenissen.
Op het einde van het
begrotingsjaar worden ook overgedragen :
1°
het gedeelte van het kassaldo dat beschikbaar is na vorming van het
reservefonds;
2° de vastgestelde rechten;
3° de nog openstaande verbintenissen.
§ 2. De middelen
van het reservefonds kunnen met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, en met het akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor financiën en begroting, aangewend worden om
uitgaven te dekken die voortvloeien uit onvoorzienbare omstandigheden of uit
specifieke doelstellingen van de Hogere
Zeevaartschool.
Art. 19.
Bij het begin van het jaar
mogen de bij het verstrijken van het vorige jaar beschikbare geldmiddelen
gebruikt worden.
Art. 20.
De tegenover het Rekenhof
verantwoordelijke rekenplichtige is, overeenkomstig de opdrachten gedefinieerd
in zijn aanstellingsbesluit, besluit met :
1°
het behandelen en bewaren van gelden en waarden;
2° het opstellen en bewaren van de in artikelen 10 en 11
bedoelde bescheiden;
3° het bijhouden van de
inventaris van het vermogen en van de vermogenscomptabiliteit.
HOOFDSTUK V. - De controle
Art. 21.
Het Rekenhof en de
administratie Financiën en Begroting van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap kunnen de rekeningen ter plaatse controleren. Zij mogen zich te
allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen
verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
De uitgaven worden vereffend en betaald zonder
tussenkomst van het Rekenhof.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 22.
Het besluit van de Vlaamse
Regering van 16 januari 1991 betreffende het financieel en materieel beheer van
de Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende wordt ingetrokken.
Art. 23.
Dit besluit heeft uitwerking
met ingang van 1 januari 1991, met uitzondering van artikel 18 dat in werking
treedt op 1 januari 1995.
Art. 24.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en
begroting zijn, ieder wat hem/haar betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.