OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende de afwezigheden van lange
duur gewettigd door familiale redenen (administratief personeel, meesters-,
vak- en dienstpersoneel der rijksonderwijsinrichtingen.)
goedkeuringsdatum
20 DECEMBER 1976
publicatiedatum
B.S.20/04/1977
datum laatste wijziging
01/09/2017
COORDINATIE
K.B.
10-2-1981 - B.S. 28-3-1981
K.B. 4-7-1983 - B.S.
9-9-1983
K.B. 1-2-1988 - B.S.
17-3-1988
opgeheven door B.Vl.R. 30-8-2016 - B.S. 12-9-2016
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut der personeelsleden van het rijksonderwijs;
Gelet op de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag
voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 47;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het
statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-,
vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor
lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari
1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het
administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de
rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar,
technisch, kunst- en normaalonderwijs, inzonderheid op artikel 4 c;
Gelet op het organiek koninklijk besluit van 22
december 1938 voorzien bij de wet van 10 juni 1937 houdende uitbreiding van de
kindertoelagen tot de werkgevers en tot de niet-loontrekkende arbeiders,
inzonderheid op artikel 93 quarter;
Gelet op het
advies van de syndicale raden van advies;
Gelet
op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op
de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht
van Onze Ministers van Nationale Opvoeding, van Onze Minister van Nederlandse
Cultuur en van Onze Minister van Franse Cultuur,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1.
[De Minister [[of zijn
gemachtigde]] kan, voor zover dit met het belang van de onderwijsinrichting kan
worden overeengebracht, een vastbenoemd lid van het administratief personeel,
van het meesters-, vak- en dienstpersoneel der rijksonderwijsinrichtingen
toestaan afwezig te zijn om zich aan de eigen kinderen te wijden of aan een
kind dat het heeft opgenomen na een adoptieakte of een overeenkomst van
pleegvoogdij te hebben ondertekend.]
K.B. 10-2-1981; [[ ]] K.B.
van 1-2-1988
Deze machtiging wordt verleend voor [een periode van ten hoogste
vier jaar]; zij neemt alleszins een einde wanneer het kind [de leeftijd van
vijf jaar] bereikt.
K.B.
van 4-7-1983
De maximumduur van de afwezigheid wordt op [zes jaar] gebracht en
neemt uiterlijk een einde wanneer het kind de leeftijd van [acht] jaar bereikt,
wanneer het kind mindervalide is en voldoet aan de voorwaarden gesteld om het
genot te hebben van kinderbijslag bij toepassing van artikel 47 van de
samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of van
[artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van
de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.]
K.B.
van 4-7-1983
Tijdens de duur van afwezigheid is het personeelslid in
non-activiteit; het mag geen winstgevende bedrijvigheid uitoefenen.
Art. 2.
Op verzoek van het personeelslid
en met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand kan,
vóór het verstrijken ervan, een einde worden gemaakt aan een
lopende periode van afwezigheid.
Art. 3.
Dit besluit treedt in werking de
eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch
Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 4.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding, Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse
Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.