OPGEHEVEN : Koninklijk besluit nr. 470 tot vaststelling van het
maximaal afwijkingspercentage tussen het totale aantal organieke ambten en het
totale aantal budgettaire ambten van sommige categorieën van
personeelsleden van het Rijksonderwijs en van het gesubsidieerd
onderwijs.
goedkeuringsdatum
14 OKTOBER 1986
publicatiedatum
B.S.31/10/1986
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet
van 27 maart 1986 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning,
inzonderheid op artikel 1, 2° , b) en d), en artikel 3, § 2;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en
Minister van Begroting, Onze Minister van Financiën, Onze Ministers van
Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit
besluit wordt onder het totale aantal organieke ambten verstaan de som van het
aantal ambten uitgedrukt in voltijdse eenheden, die op basis van de geldende
reglementering verantwoord zijn :
1. voor het
bestuurs-, onderwijzend en opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en
administratief personeel van de Rijksonderwijsinrichtingen en van de
Rijksinternaten;
2. voor het bestuurs-,
onderwijzend en opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en
administratief personeel van de inrichtingen van het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 2.
§ 1. Voor de in
artikel 1 van dit besluit bedoelde personeelsleden wordt een ambt uit
budgettair oogpunt, als voltijds beschouwd indien de decimale waarde van de
op-drachtbreuk van de weddebetaling gelijk is aan één en indien
daarenboven de betaling een volledige maand behelst. Een ambt wordt budgettair
als niet voltijds beschouwd indien de decimale waarde van de opdrachtbreuk
kleiner is dan één en/of indien de betaling geen volledige maan
behelst. De niet voltijdse butgettaire ambten worden gerekend voor de decimale
waarde van de opdrachtbreuk en voor de betrekkelijke duur van de maandbetaling.
Het totale aantal budgettaire ambten is de som van voltijdse en niet-voltijdse
budgettaire ambten.
§ 2. In afwijking
van § 1 van dit artikel wordt, wat het secundair onderwijs betreft, voor
het bepalen van het totale aantal budgettaire ambten, geen rekening gehouden
met het aantal volledige ambten begrepen in het maximumpercentage vastgesteld
in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit nr. 299 van 31 maart 1984 en
met de uitzonderingen voorzien in artikel 1, § 2, van hetzelfde
besluit.
Art. 3.
Het totale aantal organieke
ambten en het totale aantal budgettaire ambten worden respectievelijk in het
nederlandstalig en in het franstalig onderwijs voor ieder onderwijsnet berekend
voor het basisonderwijs, het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs,
het hoger onderwijs buiten de universiteit en het onderwijs voor sociale
promotie. Deze berekening gebeurt afzonderlijk voor de cursussen godsdienst en
zedenleer.
Art. 4.
§ 1. De toegelaten
afwijkingen tussen het totale aantal organieke ambten en het totale aantal
budgettaire ambten worden procentsgewijze uitgedrukt per onderwijsniveau. Zij
zijn dezelfde voor alle onderwijsnetten en voor het nederlandstalig en
franstalig onderwijs.
De maximaal
toegelaten afwijkingspercentages zijn :
- 8 %
voor het basisonderwijs;
- 8 % voor het
buitengewoon onderwijs;
- 8 % voor het secundair
onderwijs.
§ 2.
Vóór de aanvang van elk schooljaar kan de Koning bij in
Ministerraad overlegd besluit voor elk onderwijsniveau afzonderlijk deze
afwijkingspercentages vaststellen op een niveau dat lager ligt dan 8
procent.
Deze afwijkingspercentages gelden slechts
voor één schooljaar, waarna de in § 1 bedoelde
afwijkingspercentages opnieuw van kracht worden.
Art. 5.
De bij de Ministers van Onderwijs
geaccrediteerde Inspecteurs van Financiën brengen gezamenlijk en
maandelijks verslag uit over de uitvoering van dit besluit.
Art. 6.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 september 1986.
Art. 7.
Onze Ministers van Onderwijs
zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.