OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerkosten van hun personeelsleden.

  • goedkeuringsdatum
    22 JULI 1993
  • publicatiedatum
    B.S.15/09/1993
  • datum laatste wijziging
    09/08/2011

COORDINATIE

B.Vl.R. 24-5-1995 - B.S. 24-8-1995

B.Vl.R. 17-12-2010 - B.S. 24-6-2011

opgeheven door B.Vl.R. 8-7-2011 - B.S. 9-8-2011

De Vlaamse regering,

Gelet op het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op titel IV;

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op hoofdstuk VI, b), gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1973 en 14 juli 1975, bij de decreten van 5 juli 1989, 31 juli 1990 en 9 april 1992 en het koninklijk besluit nr. 413 van 29 april 1986;

Gelet op de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden;

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, 1° en 3° ;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op de artikelen 2, § 1 en 102, § 2;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op de artikelen 4, § 1 en 82;

Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, inzonderheid op de artikelen 4, 9, 87 en 88;

Gelet op het protocol van 22 juli 1993 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 22 juli 1993;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat voor de personeelsleden die behoren tot de onderwijssector tot nog toe de bepalingen gelden van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden en het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van voormelde werkgeversbijdrage;

Overwegende dat de regeling die ter zake geldt voor de personeelsleden die behoren tot de onderwijssector, wat de voordelen betreft, dienen in overeenstemming te worden gebracht met de regeling die bestaat voor de personeelsleden die behoren tot het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

Overwegende dat het wenselijk is dat deze regeling ingaat bij de aanvang van een schooljaar, in casu het schooljaar 1993-1994; dat het derhalve dringend noodzakelijk is deze voordelen onverwijld vast te leggen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Recht op tegemoetkoming

Artikel 1.

§ 1. Dit besluit is van toepassing op :

1° de leden van de inspectiedienst bedoeld in artikel 1, eerste lid, 3° , van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;

2° de personeelsleden bedoeld in de artikelen 2, § 1 en 102, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

3° de personeelsleden bedoeld in de artikelen 4, § 1 en 82 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;

4° de gesubsidieerde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;

5° de leden van de inspectie voor het onderwijs georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten;

6° de leden van de inspectie van de PMS-centra georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten;

7° de personeelsleden van de dienst voor onderwijsontwikkeling bedoeld in artikl 9 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidings-diensten;

8° de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten bedoeld in de artikelen 87 en 88 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten;

9° de personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool;

10° de personen tewerkgesteld als administratief personeel in de psycho-medisch-sociale centra van het gemeenschapsonderwijs;

11° de personen tewerkgesteld in de hoedanigheid van gesubsidieerde contractuelen in het gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs en in de gemeenschaps- en gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.

§ 2. Dit besluit is van toepassing op de instellingen, centra en diensten die de in § 1 vermelde personeelsleden tewerkstellen.

Art. 2.

§ 1. Om dagelijks een verplaatsing te maken van hun verblijfplaats naar de plaats van hun werk, en omgekeerd, wordt aan de in artikel 1, § 1, bedoelde personeelsleden die van een openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel gebruik maken, een tegemoetkoming in de door hen gedragen kosten verstrekt door en ten laste van de artikel 1, § 2, bedoelde werkgevers.

§ 2. De bij § 1 bedoelde tegemoetkoming wordt verstrekt voor zover het personeelslid voldoet aan de voorwaarden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gesteld aan de bedienden voor het bekomen van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

Het plafond van de bezoldigingsgrens dat geldt als voorwaarde van afgifte van een treinkaart als sociaal abonnement aan bedienden, wordt echter afgeschaft.

HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer

Art. 3.

Voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en voor reiswegen over een afstand vanaf de halte van vertrek, gelijk aan of meer dan 3 km, is de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement gelijk aan het bedrag opgenomen in de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijk openbaar vervoer, ander dan het treinvervoer

Art. 4.

Voor het gemeenschappelijk openbaar vervoer andere dan het treinvervoer, wordt voor het verstrekken van de tegemoetkoming aan de personeelsleden die van zodanig vervoer gebruik maken over een afstand gelijk aan of hoger dan 5 km vanaf de vertrekhalte, gevergd dat het personeelslid een ondertekende verklaring overlegt waaruit blijkt dat gewoonlijk over deze afstand van dit vervoer wordt gebruik gemaakt.

Iedere wijziging moet binnen de maand worden meegedeeld.

Art. 5.

Het bedrag van de in artikel 4 bepaalde tegemoetkoming wordt als volgt vastgesteld :

a) is de prijs van het vervoer evenredig aan de afstand, dan is de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement over een zelfde afstand.

De tegemoetkoming wordt op dezelfde wijze berekend wanneer bij vast tarief het vervoerbewijs de afgelegde afstand vermeldt of wanneer deze afstand kan nagegaan worden bij de maatschappij die het vervoermiddel organiseert waarvan het personeelslid gebruik maakt.

Het bedrag van de tegemoetkoming is alleszins beperkt tot 54 pct. van de door het personeelslid werkelijk betaalde prijs;

b) bij vast tarief, zonder vermelding van de afstand welke die ook mag zijn en welke niet kan nagegaan worden, wordt de tegemoetkoming forfaitair vastgesteld op 50 pct. van de door het personeelslid werkelijk betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 km te overschrijden.

HOOFDSTUK IV. - Gecombineerd openbaar gemeenschappelijk vervoer

Art. 6.

Ingeval het personeelslid van verscheidene openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen gebruik maakt, en één vervoerbewijs wordt afgeleverd voor het geheel van de afstand, is de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

Art. 7.

In alle andere gevallen dan bedoeld in artikel 6 is de globale tegemoetkoming voor het geheel van de afstand gelijk aan de som van de tegemoetkomingen vastgesteld zoals bepaald bij de artikelen 3, 5a en 5b van dit besluit.

HOOFDSTUK V. - Terugbetalingsmodaliteiten

Art. 8.

De tegemoetkoming in de door de personeelsleden gedragen vervoerkosten wordt uitbetaald door de in artikel 1, § 2, bedoelde werkgevers, naargelang van het geval, op het einde van de maand of bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het vervoerbewijs.

Art. 9.

De tegemoetkoming in de vervoerkosten wordt uitbetaald tegen afgifte van het vervoerbewijs, uitgereikt door de maatschappijen die het gemeenschappelijk openbaar vervoer organiseren.

[HOOFDSTUK VI. - Terugbetaling van de tegemoetkoming in het gesubsidieerd onderwijs

Art. 10.

De tegemoetkomingen in de vervoerkosten van hun personeelsleden worden, na verloop van het schooljaar waarin ze werkelijk werden betaald, door het departement onderwijs aan de onderwijsinstellingen en internaten [[...]] terugbetaald op hetzelfde tijdstip als het voorschot op de werkingsmiddelen van het volgende schooljaar.

Op straffe van verval van het recht op terugbetaling moet de aanvraag tot terugbetaling uiterlijk op 15 oktober na het schooljaar waarop de terugbetaling betrekking heeft, op het departement onderwijs worden ingediend.

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 11.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 1993.

Art. 12.

De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.]

B.Vl.R. 24-5-1995; [[ ]] B.Vl.R. van 17-12-2010