[OPGEHEVEN]
Koninklijk besluit houdende toekenning van een gewaarborgde
bezoldiging aan sommige personeelsleden van de
rijksonderwijsinrichtingen.
goedkeuringsdatum
28 FEBRUARI 1974
publicatiedatum
B.S.30/03/1974
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
(1)
K.B. van 13/08/1990 (B.S. 06/11/1990)
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de
artikelen 29 en 67 van de Grondwet;
Gelet op de
wet van 22 juni 1964, betreffende het statuut der personeelsleden van het
rijksonderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit
van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,
wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van
Openbaar Onderwijs;
Gelet op het koninklijk
besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het
paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der
internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de
inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;
Gelet op het advies van de Syndicale Raad van
Advies van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur;
Gelet op het advies van de Syndicale Raad van
Advies van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur;
Gelet op het akkoord van Onze Staatssecretaris
voor het Openbaar Ambt, gegeven op 22 februari 1974;
Gelet op het akkoord van Onze Staatssecretaris voor Begroting,
gegeven op 22 februari 1974;
Gelet op de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd d.d. 12 januari 1973, inzonderheid op
artikel 3, eerste lid;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze
Minister van Nationale Opvoeding, van Onze Minister van Franse Cultuur en van
Ruimtelijke Ordening en Huisvesting en van Onze Minister van Nederlandse
Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden,
Hebben Wij besloten en besluiten
Wij :
Artikel 1.
Dit
besluit is van toepassing op de personeelsleden die onderworpen zijn aan het
koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het
onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
Ministerie van Openbaar Onderwijs.
Art. 2.
§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen hierna moet worden
verstaan :
1° onder "bezoldiging"
: de wedde vermeerderd met de haardtoelage of met de standplaatstoelage,
alsmede met alle andere maandelijks toegekende forfaitaire toelagen of
voordelen;
2° onder "volledige prestaties" :
de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in
beslag neemt.
§ 2. Voor de vaststelling van de "bezoldiging" komen niet in
aanmerking :
- de vergoedingen en toelagen die werkelijke lasten
dekken;
- de kinderbijslagen en de maandelijkse supplementen
daarvan;
- de hierna vermelde toelagen :toelage voor de uitoefening van hogere
functies;kabinetstoelage;toelage wegens overuren;toelage wegens zondags- of
nachtprestaties; de aan het personeel dat onderworpen is aan het voormeld
koninklijk besluit van 15 april 1958, eigen vergoedingen en toelagen
vastgesteld door de bevoegde minister of ministers, met instemming van de
minister tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt
behoort.
Art. 3.
De
jaarlijkse bezoldiging van het personeelslid dat 21 jaar oud is, bedraagt
nooit, voor volledige prestaties, minder dan :
144.000 frank
(voetnoot 1)
, indien de betrokkene, wat
betreft de sociale zekerheid, enkel onderworpen is aan de regeling inzake
verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector geneeskundige
verzorging;
147.000 frank
(voetnoot 1)
in de andere gevallen.
Art. 4.
Het
verschil tussen de in artikel 3 bedoelde jaarlijkse bezoldiging en die waarop
het personeelslid normaal zou recht hebben, wordt hem toegekend in de vorm van
een weddebijslag en in zijn wedde opgenomen.
Art. 5.
Wanneer het personeelslid onvolledige prestaties verricht dan wordt hem de
overeenkomstig artikel 4 vastgestelde wedde slechts toegekend naar rata van die
prestaties.
Art. 6.
Voor het personeelslid dat een hogere functie uitoefent dan die van zijn graad
wordt de weddebijslag waarvan sprake in artikel 4 niet in aanmerking genomen
voor de berekening van de toelage.
In al de
gevallen wordt het niet-geïndexeerde jaarlijks bedrag van de toelage voor
de uitoefening van hogere functies verminderd met het bedrag van voormelde
weddebijslag.
Art. 7.
De
jaarlijkse bezoldiging van 144.000 frank
(voetnoot 1)
of van 147.000 frank
(voetnoot 1)
bedoeld in artikel 3,
ondergaat de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen
overeenkomstig de regelen vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 houdende
inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en
tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale
uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de
berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders,
alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan
het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Zij wordt aan het spil-indexcijfer 114,20
(voetnoot 2)
gekoppeld.
Art. 8.
Dit
besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1972.
Art. 9.
Onze Ministers van Nationale Opvoeding, Onze Minister van Franse Cultuur en van
Ruimtelijke Ordening en Huisvesting en Onze Minister van Nederlandse Cultuur en
Vlaamse Aangelegenheden worden ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering
van dit besluit.
- (1):
Voor de cijfers op 1-1-1993 :
zie artikel 3 van het K.B. van 29 juni 1973 houdende toekenning van een
gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries (B.S.
8-8-1973)
- (1):
Voor de cijfers op 1-1-1993 :
zie artikel 3 van het K.B. van 29 juni 1973 houdende toekenning van een
gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries (B.S.
8-8-1973)
- (1):
Voor de cijfers op 1-1-1993 :
zie artikel 3 van het K.B. van 29 juni 1973 houdende toekenning van een
gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries (B.S.
8-8-1973)
- (1):
Voor de cijfers op 1-1-1993 :
zie artikel 3 van het K.B. van 29 juni 1973 houdende toekenning van een
gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries (B.S.
8-8-1973)
- (2):
Voor de cijfers op 1-1-1993 :
zie artikel 3 en 7 van het K.B. van 29 juni 1973 houdende toekenning van een
gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries (B.S.
8-8-1973)