OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, van de gesubsidieerde personeelsleden.

  • goedkeuringsdatum
    14 APRIL 1977
  • publicatiedatum
    B.S.29/04/1977
  • datum laatste wijziging
    01/09/2017

COORDINATIE

K.B. 31-1-1979 - B.S. 16-3-1979

K.B. 23-6-1981 - B.S. 30-7-1981

K.B. 12-7-1983 - B.S. 9-9-1983

B.Vl.R. 28-10-2016 - B.S. 29-12-2016

opgeheven door B.Vl.R. 30-8-2016 - B.S. 12-9-2016

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid artikel 12bis, § 3;

Gelet op de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 47;

Gelet op het organiek koninklijk besluit van 22 december 1938 bedoeld bij de wet van 10 juni 1937 houdende uitbreiding van de kinderbijslagen tot de werkgevers en tot de niet-loontrekkende arbeiders, inzonderheid op artikel 93quater;

Overwegende dat het aangewezen is de gesubsidieerde vrouwelijke leden van het Gesubsidieerd onderwijs de mogelijkheid te bieden om zich aan hun eigen kinderen te wijden in gelijkaardige omstandigheden zoals dit het geval is voor de personeelsleden in het Rijksonderwijs;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale Opvoeding, van Onze Minister van Nederlandse Cultuur, van onze Minister van Franse Cultuur en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

[De bepalingen van dit besluit zijn toepasselijk op de gesubsidieerde personeelsleden van de inrichtingen, gesubsidieerd door de Staat [[...]].]

K.B. 23-6-1981; [[ ]] B.Vl.R. van 28-10-2016

Art. 2.

[Het personeelslid dat onder de hierna bepaalde voorwaarden en met de toelating van de inrichtende macht afwezig is om zich aan de eigen kinderen te wijden of aan een kind dat het heeft opgenomen na een adoptieakte of een overeenkomst van pleegvoogdij te hebben ondertekend kan, zonder dat daartoe nieuwe administratieve handelingen noodzakelijk zijn wanneer het opnieuw in dienst treedt, de voordelen behouden die het vanwege de Staat kan genieten op grond van de vaste benoeming of van erkenning van de vaste benoeming die het genoot vóór de afwezigheid.

Om deze maatregel te kunnen genieten :

a) moet het personeelslid vastbenoemd zijn en als vastbenoemd erkend zijn, daar waar de erkenning bestaat;

b) mag het personeelslid tijdens de afwezigheid geen winstgevende bedrijvigheid uitoefenen.]

K.B. van 23-6-1981

Art. 3.

De duur van de in artikel 2 vermelde afwezigheid wordt [beperkt tot vier jaar]; in elk geval neemt ze een einde wanneer het kind [de leeftijd van vijf jaar] bereikt.

De maximumduur van deze afwezigheid wordt op [zes jaar] gebracht en neemt uiterlijk een einde wanneer het kind de leeftijd van [acht jaar] bereikt, wanneer het kind minder-valide is en voldoet aan de voorwaarden gesteld om het genot te hebben van kinderbijslag bij toepassing van artikel 47 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of van [artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.]

K.B. van 12-7-1983

Art. 4.

Tijdens de duur van de afwezigheid bevindt het personeelslid zich in een administratieve toestand die gelijkaardig is aan die van het personeelslid van de onderwijsinrichtingen van de Staat, dat onder toepassing valt van het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen.

Art. 5.

[Op verzoek van het personeelslid en met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie en een halve maand, kan vóór het verstrijken ervan met het akkoord van de inrichtende macht een einde worden gemaakt aan een aan de gang zijnde periode van afwezigheid.

Deze termijn dient verlengd te worden met de duur van de jaarlijkse vakantie die in de opzeggingsperiode valt.]

K.B. van 12-7-1983

Art. 6.

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die, gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt .

Art. 7.

Onze Minister van Nationale Opvoeding, onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.