Koninklijk besluit betreffende de voldoend geachte
bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde vrije inrichtingen die secundair
onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet 19 juli 1971 betreffende de
algemene structuur en de organisatie van het secundair
onderwijs.
goedkeuringsdatum
04 AUGUSTUS 1975
publicatiedatum
B.S.29/08/1975
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
B.Vl.R. 14-6-1989 - B.S. 31-8-1989
B.Vl.R. 26-9-1990 - B.S. 15-2-1991
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet
van 10 december 1974 tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 en van de wet van
11 juli 1973 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,
inzonderheid artikel 5;
Gelet op het koninklijk
besluit van 17 maart 1967 tot vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen die
voldoende geacht worden voor de leden van het personeel der vrije inrichtingen
voor middelbaar en normaalonderwijs;
Gelet op het
koninklijk besluit van 16 januari 1968 houdende bepaling van de wijze waarop de
weddetoelagen worden vastgesteld voor de personeelsleden van de vrije
inrichtingen voor middelbaar onderwijs die houder zijn van een
bekwaamheidsgetuigschrift dat voldoende geacht wordt;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 juni 1971 tot vaststelling
van de wijze waarop de weddetoelagen vastgesteld worden voor de personeelsleden
van de vrije inrichtingen voor normaalonderwijs, die houder zijn van een
bekwaamheidsbewijs dat voldoende geacht wordt;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor
secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale
promotie;
Gelet op het koninklijk besluit van 30
juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het
secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen
voor middelbaar en normaalonderwijs;
Gelet op het
akkoord van Onze Staatssecretaris voor Begroting en Wetenschapsbeleid, gegeven
op 25 juli 1975;
Gelet op de wetten op de Raad
van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze
Ministers van Nationale Opvoeding,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op
de personeelsleden, die bedoeld zijn in artikel 5 van de wet van 10 december
1974 tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 en van de wet van 11 juli 1973
tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en die behoren
tot de categorieen :
a) van het bestuurs- en
onderwijzend personeel;
b) van het opvoedend
hulppersoneel,
in de gesubsidieerde vrije
inrichtingen die secundair onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19
juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair
onderwijs.
Art. 2.
Op de inrichtingen, bedoeld in
artikel 1, die ontstaan zijn uit de wijziging van de structuur van het
onderwijs, overeenkomstig artikel 6 van de hierbovenvermelde wet van 19 juli
1971, in de inrichtingen voor technisch en beroepsonderwijs, zijn de bepalingen
toepasselijk van het koninklijk besluit van 30 juli 1975, betreffende de
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor
technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie.
Art. 3.
§ 1. Op de
inrichtingen, bedoeld in artikel 1, die ontstaan zijn uit de wijziging van de
structuur van het onderwijs, overeenkomstig artikel 6 van de hierbovenvermelde
wet van 19 juli 1971, in de inrichtingen voor middelbaar onderwijs of in de
inrichtingen voor normaalonderwijs, zijn de bepalingen toepasselijk van de
koninklijke besluiten :
- van 17 maart 1967 tot
vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen die voldoende geacht worden voor de
leden van het personeel der vrije inrichtingen voor middelbaar en
normaalonderwijs;
- van 16 januari 1968 houdende
bepaling van de wijze waarop de weddetoelagen worden vastgesteld voor de
personeelsleden van de vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs die houder
zijn van een bekwaamheidsgetuigschrift dat voldoende geacht
wordt;
- van 1 juni 1971 tot vaststelling van de
wijze waarop de weddetoelagen vastgesteld worden voor de personeelsleden van de
vrije inrichtingen voor normaalonderwijs, die houder zijn van een
bekwaamheidsbewijs dat voldoende wordt geacht;
-
en van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in
het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije
inrichtingen voor middelbaar onderwijs of
normaalonderwijs.
§ 2. Evenwel zijn
voor de ambten van leraar technische vakken, praktijkleraar, leraar technische
vakken en beroepspraktijk, andere specialiteiten dan snit en naad en
huishoudkunde, de bepalingen toepasselijk van het koninklijk besluit van 30
juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de
gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met
volledig leerplan en voor sociale
promotie.
Art. 4.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang op 1 september 1970.
Art. 5.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
- (1):
Voor zover het bekwaamheidsbewijzen
vaststelt, opgeheven wat de instellingen en de personeelsleden betreft, waarop
het Besluit van de Vlaamse Regering; Art. 21, dd. 14-6-1989, van toepassing
is.
- (2):
Voor zover het bekwaamheidsbewijzen
vaststelt, opgeheven wat de instellingen en de personeelsleden betreft, waarop
het Besluit van de Vlaamse Regering; Art. 14, dd. 26-9-1990, van toepassing
is.