OPGEHEVEN : Koninklijk besluit nr. 455 houdende de maatregelen tot sanering van het Academisch Ziekenhuis van de Rijksuniversiteit Gent.

  • goedkeuringsdatum
    10 SEPTEMBER 1986
  • publicatiedatum
    B.S.30/09/1986
  • datum laatste wijziging
    13/02/2017

COORDINATIE

Wet 15-12-1986 - B.S. 19-12-1986

K.B. nr. 542, 31-3-1987 - B.S. 16-4-1987

Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 maart 1986 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, inzonderheid op het artikel 1, 2° , c);

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Saneringsplan

Artikel 1.

§ 1. Onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit nr. 82 van 31 juli 1982 tot sanering van de financiën van de deficitaire universitaire instellingen, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 168 van 30 december 1982, wordt het saneringsplan van het Academisch Ziekenhuis van de Rijksuniversiteit Gent, afdeling IV van het geaffecteerd patrimonium, door de Raad van beheer van de Rijksuniversiteit Gent in zijn zitting van [19 juli 1986] aangenomen, bij dit besluit opgelegd.

Wet van 15-12-1986

§ 2. Teneinde de uitvoering van het in § 1 van dit artikel vermelde saneringsplan te waarborgen, wordt het volgende bepaald :

1. het tekort moet, ten aanzien van het dienstjaar 1986, jaarlijks met 25 procent verminderd worden, zodat het uiterlijk tegen 31 december 1990 volledig weggewerkt is. Bovendien moet vanaf 1 januari 1991 in de beheersrekeningen rekening gehouden worden met de terugbetaling van alle leningslasten;

2. tot de sanering is bereikt worden de aanwervingen voor de betrekkingen, die ten laste zijn van de inkomsten van het Academisch Ziekenhuis van de Rijksuniversiteit Gent, beperkt tot de vervanging van één op vijftien van de natuurlijke afvloeiingen uitgedrukt in voltijdse betrekkingen;

3. de afhoudingen ten laste van de honoraria-ontvangsten van het Academisch Ziekenhuis van de Rijksuniversiteit Gent, ten voordele van andere afdelingen van het patrimonium van de Rijksuniversiteit Gent, worden beperkt tot maximaal 3,0 procent in 1987, 2,5 procent in 1988, 2 procent in 1989 en 1,5 procent in 1990 van deze honoraria;

4. alle extra-legale verlofdagen, behoudens één, worden afgeschaft. Zolang het saneringsplan loopt en zolang er een tekort is op de beheersrekeningen kunnen geen nieuwe gelijkaardige voordelen toegekend worden;

5. voor de duur van en binnen het kader van het saneringsplan kunnen de beheersorganen van het Academisch Ziekenhuis :

a) alle vergoedingen verminderen of afschaffen die niet integraal via de verpleegdagprijs worden gefinancieerd;

b) de financiële voorwaarden wijzigen die voorzien zijn in de overeenkomsten aangegaan met personen wier aktiviteit in het Academisch Ziekenhuis niet via de verpleegdagprijs wordt gefinancieerd, maar op basis van honoraria worden vergoed;

6. de verrekeningen tussen de afdeling IV van het geaffecteerd patrimonium, de andere afdelingen van het patrimonium en de begroting van de werkingstoelagen van de Rijksuniversiteit Gent mogen de werkelijke kosten voor de geleverde diensten en prestaties niet overschrijden. De bestaande overschrijdingen moeten gelijkmatig afgebouwd worden binnen een periode van 4 jaar vanaf het in werking treden van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Machtiging tot lening met Staatswaarborg

Art. 2.

§ 1. De Staat waarborgt de terugbetaling van kapitaal, intresten en bijkomende onkosten van de lening aangegaan door de Rijksuniversiteit Gent met het oog op de sanering van het Academisch Ziekenhuis. Deze waarborg geldt voor een lening van maximum 3 miljard F.

§ 2. Ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs (N) wordt voor de in § 1 van dit artikel bedoelde lening, jaarlijks en in overeenstemming het aflossingsplan, een rentetoelage toegekend van 2 procent, waarvoor jaarlijks de nodige kredieten worden voorzien. Deze toelage wordt rechtstreeks aan de betrokken financiële instelling(en) betaald.

HOOFDSTUK III. -Regeling van het bestuur van het Academisch Ziekenhuis

Art. 3.

§ 1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en tot 31 maart 1987 worden, met het oog op de strikte uitvoering van het saneringsplan bedoeld in hoofdstuk I van dit besluit, de bevoegdheden van de Raad van beheer en van het Vast Bureau van de Rijksuniversiteit Gent met betrekking tot het Academisch Ziekenhuis, toegekend krachtens de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs, zoals gewijzigd door de wetten van 1 augustus 1960, 21 maart 1964, 9 april 1965 en 27 juli 1971, overgedragen aan "het directorium" bedoeld in § 2.

§ 2. Dit bestaat uit :

1° de rector van de Rijksuniversiteit Gent, die tevens voorzitter is van dit directorium;

2° de vice-rector van de Rijksuniversiteit Gent;

3° de dekaan van de faculteit geneeskunde van de Rijksuniversiteit Gent;

4° de krachtens artikel 4 van dit besluit benoemde bijzondere bestuurder van het Academisch Ziekenhuis van de Rijksuniversiteit Gent.

§ 3. In afwijking van § 1 van dit artikel moeten de begroting, de rekeningen en de benoemingen van de directieleden, voorbereid door het krachtens § 1 van dit artikel opgerichte directorium, ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Raad van beheer.

Art. 4.

De in artikel 3, § 2, van dit besluit bedoelde bijzondere bestuurder wordt door Ons benoemd op voordracht van de bevoegde Minister van Onderwijs. Hij geniet het statuut en de bezoldigingsregeling van de administrateur van de Rijksuniversiteit, zoals bedoeld in dezelfde wet van 28 april 1953. [...]

K.B. nr. 542, van 31-3-1987

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 5.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986.

Art. 6.

Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Onze Minister van Financiën en Onze bevoegde Minister van Onderwijs zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.