OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende de financiering van acties voor het demonstreren van nieuwe procédés, produkten en uitrustingen voor een rationeel energieverbruik uitgevoerd op initiatief van de universitaire instellingen.

  • goedkeuringsdatum
    25 MEI 1983
  • publicatiedatum
    B.S.01/07/1983
  • datum laatste wijziging
    13/02/2017

COORDINATIE

Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het wetsontwerp houdende de begroting van de Diensten van de Eerste Minister voor het begrotingsjaar 1983, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 5 van 18 april 1967 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelagen;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 tot regeling van de administratieve en begrotingscontrole;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1971 betreffende de invordering van leningen, terugbetaalbare voorschotten en toelagen toegestaan door de Staat;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 22 april 1983;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1 gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het opportuun is de realisatie te versnellen van investeringen die een rationeler gebruik van energie en een diversificatie van onze bevoorradingsbronnen toelaten, ten einde het deficit van de buitenlandse handel te verminderen, en de reoriëntatie van de industrie naar toekomstsectoren te ondersteunen en, in het bijzonder de procedure vast te leggen volgens dewelke aan de universitaire instellingen terugbetaalbare voorschotten kunnen worden toegekend voor de financiering van acties voor het demonstreren van nieuwe procédés, produkten en uitrustingen voor een rationeel energieverbruik;

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken,

van Onze Ministers van Nationale Opvoeding, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid en van Onze Staatssecretaris voor Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

Onder de voorwaarden vastgelegd door dit besluit en binnen de perken van de begrotingskredieten die ten dien einde zijn voorbehouden in het kader van het openbaar investeringsprogramma, kunnen aan de universitaire instellingen toelagen en terugbetaalbare, renteloze voorschotten worden toegekend voor het financieren van acties voor het demonstreren van nieuwe procédés, produkten en uitrustingen voor een rationeel energieverbruik.

Voor de toepassing van deze maatregel dient onder universitaire instellingen te worden verstaan die instellingen welke zijn opgesomd in artikel 6 van de wet van 2 augustus 1980 betreffende de tussenkomst van de Staat in de financiering van de vrije universiteiten en van diverse inrichtingen voor hoger onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek en in artikel 9 van de wet van 22 april 1958 tot oprichting van een fonds voor schoolgebouwen en gebouwen in schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen betreffende de onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat.

Art. 2.

De demonstratie-acties moeten ernaar streven tegelijkertijd volgende doeleinden te bereiken :

- het leiden tot een meer rationeel energieverbruik in de instelling in kwestie;

- het betrekken van de universitaire instellingen en van de ondernemingen met een industriële bedrijvigheid in België bij een project voor het demonstreren en in toepassing brengen van REV-technologieën.

De investeringen die in het kader van voornoemde acties worden gedaan zijn die welke ondergebracht kunnen worden bij diegene vermeld in de bijlage bij dit besluit.

Art. 3.

§ 1. De aanvragen om steun worden door de voorzitter van de raad van beheer van de universitaire instellingen of door de rector van die instellingen ingediend bij de bevoegde Minister van Nationale Opvoeding, de Minister van Wetenschapsbeleid en de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, met afschrift aan de voorzitter van de Commissie voor Oriëntatie en Coördinatie van de Overheidsopdrachten (COC). Die aanvragen om steun moeten uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad worden ingediend op de formulieren die daartoe door het Secretariaat van de COC worden verspreid.

§ 2. Binnen de maand na ontvangst van de aanvraag om steun maakt de COC haar bevindingen dienaangaande over aan de bevoegde Minister van Nationale Opvoeding. Binnen de twee weken na ontvangst van de bevindingen van de COC, maakt de bevoegde Minister van Nationale Opvoeding het dossier over aan de Minister van Wetenschapsbeleid en aan de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, samen met zijn advies en zijn voorstellen.

§ 3. Binnen de dertig dagen na overdracht van het dossier overgemaakt door de bevoegde Minister van Nationale Opvoeding delen de bevoegde Minister van Nationale Opvoeding, de Minister van Wetenschapsbeleid en de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft aan de instelling die de aanvraag heeft ingediend schriftelijk en gezamenlijk de voornemens van de Staat mee.

De instelling deelt de Minister van Wetenschapsbeleid schriftelijk mee of zij hiermede akkoord gaat.

Art. 4.

De Staatssteun kan tot 100 pct. bedragen van de investeringskosten in de vorm van een renteloos terugbetaalbaar voorschot.

In het licht evenwel van de meerkost als gevolg van het vernieuwend karakter van het project en van de risico's die eraan zijn verbonden, kan maximum 25 pct. van deze steun het karakter hebben van een toelage. In haar advies zal de COC vermelden op welk gedeelte van de steun een dergelijke toelage betrekking kan hebben en zal haar beoordeling verantwoorden op basis van de kostprijselementen van het project.

De aanwending van de steun wordt vastgelegd in een overeenkomst die wordt gesloten tussen de begunstigde instelling en de Minister van Wetenschapsbeleid. Deze overeenkomst regelt onder andere de modaliteiten voor de terugbetaling van het voorschot.

Die terugbetalingen zullen geschieden in gelijke jaarlijkse schijven. De eerste schijf moet worden betaald in de loop van de 13de maand die volgt op de datum van ingebruikneming van de installatie. Het jaarlijks bedrag van de terugbetalingen zal ten minste gelijk zijn aan 60 pct. van de besparingen op de werkingskosten met betrekking tot de eerste twaalf normale exploitatiemaanden van de investeringen.

Voor het schatten van die besparingen zullen als bespaarde energiehoeveelheden die worden genomen welke zijn opgegeven in het definitief dossier dat werd neergelegd door de instelling en waarin het project wordt voorgesteld voor een type-jaar.

Als energieprijzen zullen de gemiddelde prijzen worden genomen die werden opgetekend tijdens de eerste twaalf exploitatiemaanden.

De terugbetalingsperiode zal niet meer mogen bedragen dan vijftien jaar.

De terugbetaalbare bedragen blijven verschuldigd, zelfs bij een latere desaffectatie van de gebouwen waarop de Staatssteun betrekking had.

Die overeenkomst is onderworpen aan de administratieve en begrotingscontrole van de toelagen en terugbetaalbare voorschotten en aan de controle van hun aanwending.

Art. 5.

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 6.

Onze Ministers van Nationale Opvoeding, Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Onze Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage

R E V - Openbare sector. Geavanceerde technologieën.

Lijst van de in rekening te brengen investeringen

A. Bestaande gebouwen en installaties.

Categorie 1 : De investeringen die een meer doelmatige isolatie van de gebouwen beogen.

Worden als isolatiematerialen beschouwd, de materialen waarvan de thermische geleidbaarheid volgens de Belgische normen van de reeks NBN B 62 en/of volgens specifieke Belgische normen of technische goedkeuringen kleiner of gelijk is aan 0,080 watt per meter en per kelvin.

Voor het bepalen van de thermische weerstand, zie hierbijgevoegde grafiek. (*)

Volgende werken komen in aanmerking :

a) opspuiten of opvullen van spouwmuren met isolatiematerialen;

b) isolatie van buitenmuren langs de buitenzijde bij middel van een isolatiemateriaal waarvan de thermische weerstand minsten 1,2 vierkante meter kelvin per watt bedraagt, evenals de nodige bescherming hiervan;

c) isolatie van een bestaand plat dak langs de buitenkant bij middel van een isolatiemateriaal waarvan de thermische weerstand minsten 1,2 vierkante meter kelvin per watt bedraagt.

B. Bestaande en nieuwe gebouwen en installaties.

Categorie 2 : De investeringen die een rendementsverbetering van de warmteproduktiesystemen beogen door :

Het plaatsen van condensketels of ketels voorzien van een terugwinningssysteem door afkoeling van de verbrandingsgassen.

Categorie 3 : De investeringen die tot doel hebben stookolie of gas te vervangen door steenkool, door een brandstof afkomstig van afvalverwerking of door een vaste brandstof met lage energieinhoud en de investeringen die het gebruik van die brandstoffen in nieuwe gebouwen beogen.

Worden in rekening genomen :

a) de uitrusting die moet dienen voor het opslaan, breken, drogen en vervoeren van de steenkool;

b) de verbrandingsapparaten op steenkool;

c) de ketels, de oververhitters inbegrepen, de economisers en de voorverwarmers van de verbrandingslucht;

d) de investeringen voor apparatuur waarbij warmte samen met elektriciteit geproduceerd wordt;

e) de investeringen die tot doel hebben een gedecentraliseerd warmteproduktiesysteem te vervangen door een centraal systeem.

Categorie 4 : De zonneënergiesystemen voor energieproduktie.

Categorie 5 : De verwarmingssystemen voor lokalen en de sanitair warmwaterproduktiesystemen waarbij gebruik gemaakt wordt van warmtepompen.

Categorie 6 : De "totaal energie"-systemen waarvan het elektrisch vermogen lager is dan 1 MW.

Categorie 7 : De warmteterugwinningssystemen.

Categorie 8 : De controlesystemen met microprocessoren die tot doel hebben het gebruiksrendement te verbeteren van de verlichtings-, aandrijfkracht-, verwarmings- en koelingsinstallaties, de warmtemeters ingebrepen.

Categorie 9 : De energieproduktiesystemen op basis van windkracht.

Categorie 10 : De energieproduktiesystemen op basis van biomassa.

Categorie 11 : De hydro-elektrische installaties.

___________________

(*) Grafiek : zie bijlage verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 1-7-1983.