OPGEHEVEN : Decreet betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek.
(uittreksel - VWO/CVO/Personeel)
goedkeuringsdatum
13 JULI 2001
publicatiedatum
B.S.27/11/2001
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
Het Vlaams Parlement heeft
aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Ontwerp van decreet betreffende het
onderwijs-XIII-Mozaïek
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel I.1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
...
HOOFDSTUK VI. - Permanente vorming
...
Afdeling 4. - Volwassenenonderwijs
Onderafdeling 1. - Onderwijs voor sociale
promotie
Art. VI.8.
§ 1. Tot 31 augustus 2002 wordt voor het
onderwijzend personeel van de afdelingen Stedenbouw en Ruimtelijke Planning en
Monumenten en Landschapszorg van het Centrum voor Volwassenenonderwijs, Frans
Craeybeckxlaan 22, 2100 Deurne, de salarisschaal vastgesteld als volgt :
1° de personeelsleden, tewerkgesteld in het ambt van
leraar technische vakken, hebben recht op de salarisschaal 502, voor zover zij,
behoudens bij een in § 6 bedoelde afwijking, houder zijn van het diploma
van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met twee jaar
nuttige ervaring, of houder zijn van het diploma van doctor, licentiaat of
apotheker, van architect of industrieel ingenieur, van burgerlijk ingenieur,
burgerlijk ingenieur-architect of bioingenieur aangevuld met twee jaar nuttige
ervaring en met een getuigschrift voor pedagogische bekwaamheid.
Voor vakken waarvoor geen opleiding verstrekt wordt in een
universiteit of gelijkgestelde inrichting, komen in aanmerking
:
- een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de tweede
graad, aangevuld met vier jaar nuttige ervaring en met een getuigschrift voor
pedagogische bekwaamheid, dat recht geeft op de salarisschaal
318;
- het diploma van het hoger niveau van de eerste graad,
aangevuld met zes jaar nuttige ervaring en met een getuigschrift voor
pedagogische bekwaamheid, dat recht geeft op de salarisschaal
316;
2° de personeelsleden, tewerkgesteld in het ambt van
leraar beroepspraktijk, hebben recht op de salarisschaal 311, voor zover zij,
behoudens bij een § 6 bedoelde afwijking, houder zijn van het diploma van
geaggregeerde voor het lager onderwijs, aangevuld met drie jaar nuttige
ervaring, of houder zijn van het diploma van het hoger niveau van de eerste
graad aangevuld met drie jaar nuttige ervaring en met een getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid;
3° de personeelsleden die hun
prestaties in de betrokken afdeling uitoefenen als niet-uitsluitend ambt in de
zin van artikel 5 van
het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het
onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
ministerie van Openbaar Onderwijs, hebben recht op de salarisschaal
396.
Met ingang van 1 september 2002 worden deze
personeelsleden bezoldigd conform de regelgeving van toepassing op het hoger
onderwijs van het korte type voor sociale promotie.
§ 2. Tot 31 augustus 2001 voor het
onderwijzend personeel van de afdeling Bouwkunde voor voornoemd centrum voor
volwassenenonderwijs, respectievelijk tot 31 augustus 2002 voor de in § 1,
eerste lid, genoemde personeelsleden wordt :
1° de deler
voor een hoofdambt gelijkgesteld aan 12;
2° de deler voor
een niet-uitsluitend ambt in de zin van artikel
5 van het koninklijk
besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,
wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het ministerie van
Openbaar Onderwijs gelijkgesteld aan 9.
Met ingang van 1
september 2001, voor hes onderwijzend personeel van de afdeling Bouwkunde van
voornoemd centrum voor volwassenenonderwijs, respectievelijk met ingang van 1
september 2002, voor de in § 1, eerste lid, genoemde personeelsleden,
worden deze delers vastgesteld conform de regelgeving van toepassing op Het
hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, voor zover de
betrokken personeelsleden geen aanspraak kunnen maken op de
overgangsmaatregelen bedoeld in § 4.
§ 3. Tot 31 augustus 1999 wordt voor het
onderwijzend personeel van de in § 2, eerste lid, genoemde afdelingen de
deler voor een bijbetrekking gelijkgesteld aan 15.
Met ingang
van 1 september 1999 wordt deze deler vastgesteld conform de regelgeving van
toepassing op het hoger onderwijs van het korte type voor sociale
promotie.
§ 4. Overgangsmaatregelen worden
toegekend aan de in § 1, eerste lid, genoemde personeelsleden, voor zover
zij op 31 augustus 2000 :
1° vastbenoemd zijn binnen de
betrokken afdeling;
2° minstens 720 dagen als tijdelijke
gepresteerd hebben binnen de betrokken afdeling en recht hebben op een
bezoldiging in hoofdambt of in een niet-uitsluitend ambt.
De
overgangsmaatregelen gelden voor het ambt van leraar technische vakken en voor
het ambt van leraar beroepspraktijk en betreffen :
1° het
prestatiestelsel genoemd in § 2, eerste lid;
2° het
behoud, ten persoonlijken titel, van de bezoldiging in een niet-uitsluitend
ambt in de zin van voormeld artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958
houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het ministerie van Openbaar
Onderwijs.
De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1
september 2002. De personeelsleden behouden deze maatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in de betrokken afdeling. Voor de toepassing
van deze bepaling worden niet als een onderbreking beschouwd : de
vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van
wederoproeping, de ziekte- en bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de
verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van
sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder
behoud van wedde(ntoelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum
twee kalenderjaren.
§ 5. Onverminderd de krachtens artikel
146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming zijn de wedden
en de weddentoelagen die op basis van diensten gepresteerd tot en met 31
augustus 2001 werden uitgekeerd aan de in § 2, eerste lid, genoemde
personeelsleden definitief verworven.
§ 6. Onverminderd de krachtens artikel
146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming zijn de
afwijkingen op de vereiste bekwaamheidsbewijzen die vóór 31
augustus 2001, uitdrukkelijk of in feite werden toegestaan aan de in § 1,
eerste lid, genoemde personeelsleden definitief verworven.
De
in § 1, eerste lid, genoemde personeelsleden aan wie een afwijking bedoeld
in het eerste lid werd toegestaan, komen in aanmerking voor een vaste benoeming
in de zin van het decreet van 27
maart 1991 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden
van het gemeenschapsonderwijs, voor zover zij minstens drie jaar tijdelijk zijn
aangesteld binnen de betrokken afdeling en aan alle andere gestelde voorwaarden
voldoen.
Vanaf 1 september 2001 kan aan de in § 1, eerste
lid, genoemde personeelsleden een afwijking op de vereiste bekwaamheidsbewijzen
worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, § 4, van de
wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs
en de in uitvoering daarvan genomen
besluiten.
...
Art.VI. 26.
De bepalingen van dit hoofdstuk treden in
werking op 1 september 2001, behalve :
1° artikel VI.8 dat
uitwerking heeft met ingang van 1 september
1993;
...
...