Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Commissie
Zorgvuldig bestuur.
goedkeuringsdatum
27 SEPTEMBER 2002
publicatiedatum
B.S.31/10/2002
datum laatste wijziging
16/05/2019
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
(2)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
(3)
B.Vl.R. van 18/05/2018 (B.S. 21/06/2018)
(4)
B.Vl.R. van 22/03/2019 (B.S. 16/05/2019)
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20 en 87, § 3;
Gelet
op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op
artikel 95bis tot en met 95sexies, ingevoegd bij het decreet van 13 juli
2001;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25
februari 1997, inzonderheid op artikel 27, 51, 52, 177, 178 en 180bis,
gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001;
Gelet
op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 6, 14bis en 14ter , ingevoegd
bij het decreet van 13 juli 2001;
Gelet op het
decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het
volwassenenonderwijs, inzonderheid op artikel 61bis tot en met 61quinquies, 66
en 67bis, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001;
Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs
XIII-Mozaïek, inzonderheid op hoofdstuk V;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 12 juni 2002;
Gelet op het
protocol nr. 454 van 5 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen
die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het
sectorcomité X en van de onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling
2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 222
van 5 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd
werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité van
het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de
beraadslaging van de Vlaamse regering op 5 juli 2002, betreffende de aanvraag
om advies bij de Raad van State binnen één maand;
Gelet op het advies 33.813/1/V van de afdeling wetgeving van de
Raad van State, gegeven op 8 augustus 2002, met toepassing van artikel 84,
eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° bestuur :
a) het
orgaan bedoeld in :
-
artikel 3, 50° van het decreet
basisonderwijs van 25 februari 1997,
-
artikel 3, 40°, van de
codificatie betreffende het secundair
onderwijs,
-
artikel 2, 3° van het decreet
van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding,
-
[artikel 2, 5° van het decreet volwassenenonderwijs van 15 juni 2007;]
b) de inrichtende macht van een
instelling voor deeltijds kunstonderwijs;
[
2° betrokkenen : de betrokkenen bedoeld in artikel VII.9 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
3° Commissie : de Commissie zorgvuldig bestuur, bedoeld in de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
4° decreet : de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
5° leden : de voorzitter van de Commissie en de in artikel VII.2, tweede lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, bedoelde personen;
]
6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs.
HOOFDSTUK II. - Aanstelling, duur van het mandaat en
vergoeding van de leden van de Commissie
Art. 2.
De minister stelt de leden en hun
plaatsvervangers aan.
[De administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten]
wijst een
ambtenaar aan, die fungeert als secretaris van de
Commissie.
Art. 3.
De leden hebben een mandaat van zes jaar.
Het mandaat is eenmaal hernieuwbaar.
In elk geval behoudt de
Commissie haar bevoegdheden tot de nieuwe Commissie is
samengesteld.
Onverminderd de bepalingen van het eerste lid
eindigt het mandaat :
1° in geval van ontslagneming, vanaf
het ogenblik van aanvaarding van het ontslag door de
minister;
2° ambtshalve wanneer niet meer voldaan is aan de
in
[artikel VII.2 en VII.3 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde
aanstellingsvoorwaarden;
3° in geval van
overlijden.
Bij het vroegtijdig beëindigen van het mandaat
van effectief lid, voltooit de plaatsvervanger als effectief lid de lopende
mandaatperiode van zijn voorganger. De minister duidt een nieuwe
plaatsvervanger aan.
Art. 4.
De voorzitter ontvangt een jaarlijkse
forfaitaire vergoeding van
[4.000 euro]
.
[De vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.]
[De andere leden dan de voorzitter die deelnemen aan een zitting, ontvangen een forfaitaire vergoeding per zitting van 125 euro tegen 100 %, met een maximum van tien zittingen per jaar. Een lid kan afzien van deze vergoeding.]
[De vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De vergoeding wordt gekoppeld aan de spilindex 138, 01.]
.
[De voorzitter en de leden ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de geldende reglementering die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.]
[De secretaris ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 500 euro als de zittingen geheel of gedeeltelijk plaatsvinden buiten de normale diensttijd.]
HOOFDSTUK III. - Werking
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 5.
De kamer van de Commissie, bevoegd
voor het basisonderwijs, behandelt op de zitting alle vragen en klachten met
betrekking tot inbreuken op de in
[artikel VII.5, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde beginselen, vastgesteld in een school voor
basisonderwijs.
De kamer van de Commissie, bevoegd voor het
secundair onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, het deeltijds
kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs, behandelt op de zitting alle vragen
en klachten met betrekking tot inbreuken op de in
[artikel VII.5, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde beginselen, vastgesteld in een school voor secundair
onderwijs, een centrum voor leerlingenbegeleiding, een instelling voor
deeltijds kunstonderwijs of een centrum voor
volwassenenonderwijs.
Gemeenschappelijke vragen en klachten
worden door de beide kamers samen behandeld op de wijze voorgeschreven door het
reglement van orde.
Art. 6.
De voorzitter oordeelt over de
ontvankelijkheid van de vragen en klachten. Hij toetst deze daarbij aan de
bepalingen van
[artikel VII.5, VII.6 en VII.8 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
. De indiener van een
klacht wordt onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van de eventuele
onontvankelijkheid.
Art. 7.
Een zitting is rechtsgeldig indien
alle effectieve leden aanwezig zijn. Het lid dat tijdelijk verhinderd is, wordt
vervangen door zijn plaatsvervanger, die als effectief lid deelneemt aan de
zitting.
Art. 8.
De Commissie beslist bij gewone
meerderheid van stemmen.
De stemming is
geheim.
Art. 9.
De minister bekrachtigt het door de
Commissie opgestelde reglement van orde.
Afdeling 2. - Klachtenprocedure
Onderafdeling 1. - Algemene
bepalingen
Art. 10.
De in
[artikel VII.9 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde schriftelijke kennisgeving omvat de datum van behandeling van de
klacht en van de lijst van effectieve en plaatsvervangende
leden.
Art. 11.
§ 1. De betrokkenen kunnen
één of meer leden wraken vóór de aanvang van de
zitting, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.
De
plaatsvervanger neemt de plaats in van het gewraakte
lid.
Indien zowel de voorzitter als de plaatsvervangende
voorzitter worden gewraakt, duidt de minister een andere plaatsvervangende
voorzitter aan om in de zaak te zetelen.
§ 2. De redenen van wraking zijn
deze voorzien in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 3. Het lid dat weet dat er een
reden tot wraking tegen hem bestaat, moet zich van de zaak onthouden.
Art. 12.
De betrokkenen kunnen zich op de
zitting laten bijstaan of vervangen door een
raadsman.
Art. 13.
Behoudens in het geval van
overmacht, is een beslissing geldig bij afwezigheid van de betrokkenen, voor
zover aan de vormvereiste van artikel 10 werd
voldaan.
Art. 14.
De in
[artikel VII.12, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde termijn van zestig kalenderdagen wordt geschorst gedurende
de periode van 6 juli tot en met 15 augustus.
Onderafdeling 2. -
Procedure
Art. 15.
Binnen een termijn van vijftien
kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de in
[artikel VII.9 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
bedoelde kennisgeving, kan het betrokken bestuur een verweerschrift
indienen.
De voorzitter kan op verzoek en rekening houdend met
de complexiteit van een dossier :
1° een verlenging van de
in het eerste lid bedoelde termijn toestaan;
2° de
indiening van schriftelijke stukken ter zitting
toestaan.
Art. 16.
§ 1. Wanneer de Commissie beslist
dat een klacht ongegrond is of geen aanleiding kan geven tot een sanctie, wordt
deze beslissing onverwijld betekend overeenkomstig
[artikel VII.12, tweede lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
§ 2. Wanneer de
Commissie oordeelt dat een klacht gegrond is en aanleiding geeft tot een
sanctie, nodigt zij het betrokken bestuur voorafgaand aan de betekening van de
beslissing uit om de bestreden rechtshandeling in te trekken of te herzien of
in een passende genoegdoening te voorzien. De Commissie bepaalt daartoe de
termijn waarover het bestuur beschikt.
De Commissie oordeelt na
verloop van de verleende termijn of :
1° het geboden
rechtsherstel redelijkerwijs als afdoende kan worden
beschouwd;
2° de voorgestelde sanctie alsnog redelijkerwijs
verantwoord is.
De beslissing over de gegrondheid van de klacht
en de eventuele sanctie worden vervolgens betekend overeenkomstig
[artikel VII.12, tweede lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
Afdeling 3. - Vragen
Art. 17.
De Commissie beantwoordt vragen binnen
een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de
ontvangst van de vraag.
Afdeling 4. - Openbaarheid
Art. 18.
De Commissie maakt jaarlijks de
antwoorden en de beslissingen bekend in een verslagboek. De namen van de
betrokkenen worden uit het verslagboek geweerd.
Het
verslagboek omvat tevens een synthese van de overwegingen die tot de antwoorden
en beslissingen hebben geleid.
Het verslagboek is ten minste
beschikbaar op het internet.
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtredings- en
slotbepaling
Art. 19.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2002.
Art. 20.
De minister is belast met de uitvoering
van dit besluit.