OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het
geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon
basisonderwijs.
goedkeuringsdatum
19 JULI 2002
publicatiedatum
B.S.04/12/2002
datum laatste wijziging
04/12/2012
COORDINATIE
B.Vl.R.
29-4-2005 - B.S. 17-6-2005
B.Vl.R. 7-9-2007 - B.S.
4-10-2007
B.Vl.R. 10-10-2008 - B.S.
26-11-2008
opgeheven door B.Vl.R. 12-10-2012 – B.S. 4-12-2012
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op het artikel 20;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,
inzonderheid op de artikelen 138, § 1, 6°, 139bis, § 2 en §
3, 139quater § 1, 3° en 4° en § 2, 139quinquies, § 1,
1° en 3°, 139octies, § 2, 139novies en 178;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998
betreffende het tijdelijk project zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs,
gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei
2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering
van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijke project onderwijsvoorrang in het
basisonderwijs;
Gelet op het akkoord van de
Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juni
2002;
Gelet op het protocol 443 van 14 juni 2002
houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de
gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van
onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor
de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol 211 van 14 juni 2002 houdende de conclusies
van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het
overkoepelend onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op het verzoek om
spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de scholen, in functie
van de noodzakelijke voorbereidingen voor het schooljaar 2002-2003, tegen eind
juni 2002 moeten weten over hoeveel aanvullende lestijden zij in het kader van
het geïntegreerd ondersteuningsaanbod kunnen beschikken;
Gelet op het advies 33.686/1 van de afdeling wetgeving van de Raad
van State, gegeven op 25 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid,
2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op het
gewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1°[aanvullende lestijden
: de aanvullende lestijden vermeld in artikel 138, § 1, 6° en
8° van het decreet
Basisonderwijs;]
2° concentratiegraad :
de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen die beantwoorden aan
één of meer van de in artikel 139bis, § 1, 1°, 2°, 3° en
4° van het decreet basisonderwijs bedoelde
gelijkekansenindicatoren en het totaal aantal leerlingen in een school,
berekend op 1 februari van het voorafgaande schooljaar;
3°
decreet basisonderwijs : het decreet basisonderwijs van 25 februari
1997;
4° departement : bevoegde dienst of
ambtenaar van het departement onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap;
5° gelijkekansenindicatoren : de
gelijkekansenindicatoren bedoeld in artikel 139bis, § 1 van het decreet
basisonderwijs;
6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs.
B.Vl.R.
van 10-10-2008
HOOFDSTUK II. -
Gelijkekansenindicatoren
Art. 3.
De scholen die beantwoorden aan de in
artikel 139ter, eerste lid,
1° van het decreet basisonderwijs bedoelde voorwaarde, melden
vóór 1 april voorafgaand aan de in hetzelfde artikel 139ter
bedoelde periode van drie schooljaren aan het departement hoeveel regelmatige
leerlingen, ingeschreven op de eerste schooldag van februari, beantwoorden aan
de gelijkekansenindicatoren.
[...]
B.Vl.R.
van 10-10-2008
Art. 4.
De indicator "de leerling is tijdelijk of
permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon,
een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde
decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van
de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van
het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" wordt vastgesteld op basis van een
verklaring van de persoon, de voorziening of de sociale dienst die de leerling
tijdelijk of permanent opneemt.
[Art. 4bis.
De indicator "de ouders
behoren tot de trekkende bevolking" wordt vastgesteld op basis van een attest.
Voor de toepassing van dit artikel moeten de ouders beschikken over minstens
één van de volgende attesten :
1° binnenschipper :
a) een attest van
gezinssamenstelling waaruit blijkt dat beide ouders binnenschipper
zijn;
b) een kopie van de
aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen
vaste verblijfplaats hebben;
2° kermis- en
circusexploitanten en -artiesten :
a) een attest van
gezinssamenstelling of een kopie uit het handelsregister waaruit blijkt dat
beide ouders kermis- of circusexploitanten of -artiesten
zijn;
b) een
lidmaatschapskaart van foorreiziger of
kermisexploitant;
c) een
kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie
de ouders geen vaste verblijfplaats
hebben;
3° Romzigeuners,
Manoesjzigeuners, Voyageurs en andere personen met een nomadische cultuur :
a) een verklaring van de
burgemeester dat het vermelde adres een terrein is dat specifiek bedoeld is
voor trekkende bevolking (Rom, Voyageur,
Manoesj);
b) een attest van
woonwagenbewoner,ingevuld en ondertekend door een VZW die door de Vlaamse
Gemeenschap erkend is of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of
gemeente;
4°
Romazigeuners :
a) een
document, opgesteld door een officiële instantie van het land van herkomst
waaruit blijkt dat de voormelde persoon behoort tot de groep van de
woonwagenbewoners. Bij documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het
Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een Nederlandse vertaling gevraagd
worden, opgesteld door een Belgische beëdigde vertaler;
b) gedurende de periode dat
de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is
waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma
is;
c) een verklaring van
een asielcentrum dat de voormelde persoon bekend staat als
Romazigeuner;
d) een attest
van woonwagenbewoner, ingevuld en ondertekend door een VZW die door de Vlaamse
Gemeenschap erkend is of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of
gemeente.]
B.Vl.R.
van 10-10-2008
Art. 5.
De gewichten van de
gelijkekansenindicatoren worden in toepassing van artikel
139bis, § 3 van
het decreet basisonderwijs vastgelegd als volgt :
1°[de indicator "het gezin leeft van een vervangingsinkomen"
heeft een gewicht van 0,28;]
2° de
indicatoren "de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen
gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een
sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990
inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten
gefinancierd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van het Ministerie
van de Vlaamse Gemeenschap" en "de ouders behoren tot de trekkende bevolking"
hebben een gewicht van 0,8;
3° de indicator "de moeder is
niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs" heeft
een gewicht van 0,6;
4°[de indicator "de
taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands" heeft een
gewicht van 0,2 en dit enkel in combinatie met een andere
indicator.]
[...]
B.Vl.R.
van 10-10-2008
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de
middelen
Art. 6.
[§ 1. In toepassing van
artikel
139quater, § 1, 1°,
wordt het aantal
regelmatige leerlingen dat voldoet aan de gelijkekansenindicator, vermeld in
artikel 139ter
1
of aan de twee gelijkekansenindicatoren, zoals
vermeld in
artikel 139bis, § 1, 5°,
en in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, vermenigvuldigd met een
coëfficiënt
0,7.]
[§ 1bis. Het aantal
punten, bekomen na toepassing van de bepalingen van artikel 139quater § 1,
1° en 2° van het decreet basisonderwijs, wordt vermenigvuldigd met :
1° een coëfficiënt 1,1, wanneer de school een concentratiegraad
van ten minste 80 % heeft en/of 2° een coëfficiënt van 1,5,
wanneer de school gelegen is in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad.]
§ 2. Het aantal punten, bekomen na
toepassing van de bepalingen van artikel 139quater , § 1 van het decreet
basisonderwijs, wordt afgerond :
1° naar de hogere eenheid
als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier;
2°
naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma vier is of kleiner is
dan vier.
B.Vl.R.
van 10-10-2008
Art. 7.
§ 1. [Het aantal
aanvullende lestijden wordt in toepassing van artikel 139quater, § 2,
eerste lid van het decreet Basisonderwijs als volgt berekend :
0,388 x S aantal punten =
totaal aantal aanvullende LT,
waarbij;
1° "S aantal
punten" het resultaat is van A + B + C;
2° A = het aantal
punten, vastgesteld overeenkomstig artikel 139quater van het decreet
Basisonderwijs, met uitzondering van de leerlingen die minstens voldoen aan de
gelijkekansenindicator, zoals vermeld in artikel 139ter
1;
3° B = het aantal
punten dat bekomen wordt door het percentage leerlingen dat op de eerste
schooldag van februari 2005 minstens voldeed aan de gelijkekansenindicator,
vermeld in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, behalve die
leerlingen die op de eerste schooldag van februari 2005 enkel voldeden aan de
twee gelijkekansenindicatoren, zoals vermeld in artikel 139bis, § 1,
5°, en in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, toe te passen op
het aantal leerlingen van de eerste schooldag van februari 2008 en te wegen in
toepassing van artikel 5,
1°;
4° C = het
aantal punten dat bekomen wordt door het percentage leerlingen dat op de eerste
schooldag van februari 2005 enkel voldeed aan de twee gelijkekansenindicatoren,
zoals vermeld in artikel 139bis, § 1, 5°, en in artikel 139ter 1 van
het decreet Basisonderwijs, toe te passen op het aantal leerlingen van de
eerste schooldag van februari 2008 en te vermenigvuldigen met
0,42.]
§ 2. Wanneer door een stijging van de
beschikbare kredieten of door toepassing van artikel 14, eerste lid aanvullende
lestijden vrijkomen in de loop van een in
artikel 139ter van het
decreet basisonderwijs bedoelde periode van drie schooljaren, wordt het aantal
lestijden per punt opnieuw berekend.
B.Vl.R.
van 10-10-2008
[Art. 7bis.
§ 1. Voor scholen die
door de toepassing van artikel 7 van dit besluit aanvullende lestijden
verliezen in vergelijking met het schooljaar 2007-2008, wordt het verlies voor
de schooljaren 2008-2009 tot en met 2010-2011 beperkt tot de
helft.
§ 2. Het aantal
aanvullende lestijden dat door de halvering van het verlies wordt bekomen,
wordt steeds afgerond naar de lagere
eenheid.]
B.Vl.R.
van 10-10-2008
Art. 8.
Het aantal aanvullende lestijden dat een
school door vermenigvuldiging van het aantal punten met het aantal aanvullende
lestijden per punt bekomt, wordt afgerond :
1° naar de
hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter is dan
vier;
2° naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de
komma gelijk is aan of kleiner is dan vier.
Art. 9.
Wanneer het aantal punten, bekomen door
een school met een concentratiegraad van ten minste 10 %, lager is dan 6/het
aantal aanvullende lestijden per punt, genereert de betrokken school zes
aanvullende lestijden.
Art. 10.
Het aantal aanvullende lestijden dat een
school bekomt, blijft onveranderd gedurende de in
artikel 139ter van het
decreet basisonderwijs bedoelde periode van drie schooljaren, onverminderd de
bepalingen van artikel 7, § 2. Programmaties, fusies en herstructureringen
hebben geen effect op het toegekende aantal aanvullende lestijden.
HOOFDSTUK IV. - Aanwending van de
middelen
Afdeling 1. -
Gelijkekanseninstrumenten
Art. 11.
Een school voldoet aan de bepalingen
van artikel 139quinquies, § 1,
1° van het decreet basisonderwijs wanneer zij vanuit een
analyse van haar beginsituatie :
1°één
cluster van gelijkekanseninstrumenten doelstelling kiest uit de drie clusters,
opgenomen in bijlage bij dit besluit, of
2° zelf concrete
en samenhangende gelijkekanseninstrumenten uitwerkt met het oog op de
versterking van de schoolwerking en de competentie van leerkrachten inzake twee
van volgende domeinen :
- de motivatie voor ontwikkeling en
leren bij de leerlingen verhogen en de ontwikkeling en/of leerwinst bij elke
leerling maximaliseren;
- de taalvaardigheid (luisteren en
spreken, schrijven en begrijpend lezen in functionele contexten) bij leerlingen
bevorderen ;
- leerlingen in staat stellen om hun sociale en
culturele vaardigheden in diverse contexten positief aan te
wenden;
- optimale studiekeuze waarborgen door studiekeuze- en
schoolloopbaanbegeleiding;
- een positief zelfbeeld en sociale
competentie bij leerlingen stimuleren ;
- leerlingen en ouders
die actief betrekken op het klas- en schoolleven en de kwaliteit van deze hun
betrokkenheid verhogen.
Afdeling 2. - Zelfevaluatie en
inspectie
Art. 12.
Rekening houdend met de schoolcontext
en de kenmerken van de schoolpopulatie, gaat de onderwijsinspectie bij de
controle op de aanwending van de aanvullende lestijden na of, en in welke mate
:
1° de in artikel 139quinquies, § 1 van het decreet
basisonderwijs bedoelde analyse van de beginsituatie voldoende kwaliteitsvol en
volledig werd uitgevoerd;
2° de keuze van de
gelijkekanseninstrumenten voldoende werd verantwoord in het licht van deze
analyse;
3° de gelijkekanseninstrumenten werden uitgebouwd
;
4° de zelfevaluatie kwaliteitsvol werd uitgevoerd. De
zelfevaluatie verloopt kwaliteitsvol wanneer zij :
- gepaard
gaat met het verzamelen en analyseren van gegevens met betrekking tot de
vooropgestelde gelijkekanseninstrumenten;
- resulteert in
voorstellen voor verbetering van de eigen werking;
- voorgelegd
wordt aan de participatieraad of de schoolraad.
Art. 13.
§ 1. Een negatieve beoordeling door
de onderwijsinspectie wordt bij aangetekend schrijven gemeld aan het betrokken
schoolbestuur.
§ 2. Het schoolbestuur kan bij wijze
van georganiseerd beroep een verweerschrift indienen bij de Vlaamse
regering.
Het verzoek tot behandeling in beroep wordt op
straffe van verval betekend binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat
op de dag na die van de in § 1 bedoelde betekening.
§ 3. Het beroep wordt behandeld door
een college van inspecteurs, bijeengeroepen door de minister.
Het college is paritair samengesteld voor de helft uit
inspectieleden afkomstig uit het vrij onderwijs, voor de helft uit
inspectieleden afkomstig uit het officieel onderwijs.
Deze
leden mogen geen deel hebben uitgemaakt van het team dat de negatieve
beoordeling heeft uitgebracht.
Het college kiest onder zijn
leden een voorzitter.
§ 4. Het college kan alle
onderzoeksdaden verrichten. Het schoolbestuur en de directie worden gehoord.
Het onderzoek resulteert in een voorstel over de bevestiging
of verwerping van de negatieve beoordeling.
§ 5. Uitsluitend de leden van het
college kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Het voorstel wordt bij
consensus genomen.
Als er geen consensus is, komt er een
stemming.
Bij staking van stemmen wordt een voorstel tot
verwerping van de negatieve beoordeling geformuleerd.
§ 6. Het advies wordt binnen een
termijn van 15 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van
het verweerschrift, betekend aan de minister en aan het betrokken
schoolbestuur.
§ 7. Het schoolbestuur kan binnen een
termijn van 15 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van
het advies, bij de minister een verweerschrift indienen tegen een voorstel tot
bevestiging van de negatieve beoordeling.
§ 8. De Vlaamse regering neemt een
definitieve beslissing betreffende de bevestiging of verwerping van de
negatieve beoordeling binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de
dag na die van de betekening van het advies. Indien na het verstrijken van deze
termijn geen beslissing werd betekend aan het schoolbestuur, wordt de negatieve
beoordeling geacht verworpen te zijn.
Afdeling 3. - Terugvorderingen en
sancties
Art. 14.
Onverminderd de toepassing van
artikel 139octies, § 1, 3°
lid van het decreet basisonderwijs kunnen misbruiken bij de telling
van de regelmatige leerlingen die aan gelijkekansenindicatoren beantwoorden of
bij het aanwenden van de aanvullende lestijden, aanleiding geven tot sancties
overeenkomstig artikel
178 van het decreet basisonderwijs. Voor wat betreft de schooljaren
[2005-2006 tot en met 2007-2008] worden misbruiken bij de telling van
leerlingen vastgesteld bij wijze van steekproef.
De door het
departement vastgestelde overtredingen worden bij aangetekend schrijven
meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. De mededeling verwijst naar de
mogelijke sancties.
B.Vl.R.
van 29-4-2005
Art. 15.
Binnen een termijn van 30
kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van de in artikel
14, tweede lid bedoelde mededeling, kan het schoolbestuur bij aangetekend
schrijven en bij wijze van georganiseerd beroep een verweerschrift indienen bij
de minister. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en
zomervakantie schorten de termijn van 30 kalenderdagen op.
De
minister neemt een beslissing over de eventuele sanctie. De beslissing wordt
bij aangetekend schrijven aan het schoolbestuur meegedeeld binnen een
vervaltermijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de
betekening van de in artikel 14, tweede lid bedoelde
mededeling.
HOOFDSTUK V. - [GOK+
Art. 16.
Met toepassing van
artikel 139novies, § 1 en
§ 2, van het decreet Basisonderwijs worden de GOK+lestijden,
waarop een school recht heeft, als volgt berekend :
1°[het aantal kleuters, dat beantwoordt aan één
van de in artikel
139bis, § 1, 1°, 2°, 3° en 4°
van het decreet basisonderwijs bedoelde gelijkekansenindicatoren, wordt
vermenigvuldigd met een coëfficiënt van
0,15414;]
2° het resultaat van de
berekening wordt afgerond :
a) naar de hogere eenheid, als het
eerste cijfer na de komma groter is dan vier;
b) naar de lagere
eenheid, als het eerste cijfer na de komma gelijk is aan of kleiner is dan
vier.
B.Vl.R.
van 10-10-2008
Art. 16bis.
Uit de GOK+lestijden kunnen volgende
betrekkingen worden geput :
- het ambt van
kleuteronderwijzer.]
B.Vl.R.
van 7-9-2007
[Art. 16ter.
§ 1. Voor scholen die
door de toepassing van artikel 16 van dit besluit aanvullende lestijden
verliezen in vergelijking met het schooljaar 2007-2008, wordt het verlies voor
de schooljaren 2008-2009 tot en met 2010-2011 beperkt tot de
helft.
§ 2. Het aantal
aanvullende lestijden dat door de halvering van het verlies wordt bekomen,
wordt steeds afgerond naar de lagere
eenheid.]
B.Vl.R.
van 10-10-2008
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 17.
De volgende regelingen worden opgeheven
:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998
betreffende het tijdelijk project zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs,
gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei
2000;
2° het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli
1998 betreffende het tijdelijke project onderwijsvoorrang in het
basisonderwijs, voor wat betreft het gewoon
basisonderwijs.
Art. 18.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2002.
Art. 19.
De minister is belast met de uitvoering
van dit besluit.
Bijlage
gelijkekanseninstrumenten gewoon
basisonderwijs
Cluster 1. Ontwikkelings- en leerachterstanden
remediëren en leerwinst realiseren door middel van :
1.het
opnemen van de planning inzake preventie, vaststelling en remediëring van
leerachterstanden in het schoolwerkplan;
2. het hanteren van
een individueel plan met betrekking tot remediëring bij leerlingen waarbij
leerachterstanden zijn vastgesteld. Het plan geeft in het bijzonder aan in
welke mate samengewerkt wordt met het betrokken CLB;
3. het
actief betrekken van de ouders bij de probleemanalyse en de ondersteuning van
de leerling;
4. het voeren van een nascholingsbeleid in het
kader van de preventie, vaststelling en remediëring van
leerachterstanden;
5. het hanteren van vormen van flexibele
klasorganisatie;
6. het gericht differentiëren in het
curriculum;
7. het positief aanwenden van de heterogeniteit
binnen een leerlingengroep door middel van coöperatief
leren;
8. het ontwikkelen van een
leerlingvolgsysteem.
Cluster 2. De taalvaardigheid bij
leerlingen bevorderen door middel van :
1. het opnemen van een
concrete planning met betrekking tot de preventie, vaststelling en
remediëring van taalachterstanden in het
schoolwerkplan;
2. het hanteren van een individueel plan met
betrekking tot remediëring bij leerlingen waarbij taalachterstanden zijn
vastgesteld. Het plan geeft in het bijzonder aan in welke mate samengewerkt
wordt met het betrokken CLB;
3. het actief betrekken van de
ouders bij de probleemanalyse en de ondersteuning van de
leerling;
4. het voeren van een nascholingsbeleid in het kader
van de preventie, vaststelling en remediëring van
taalachterstanden;
5. het positief aanwenden van de
taalheterogeniteit binnen een leerlingengroep;
6. het hanteren
van werkvormen waardoor de mondelinge interactie verhoogt;
7.
het kiezen van thema's en teksten die aansluiten bij het niveau, de
belangstelling en de leefwereld van de leerlingen;
8. het
aanpakken van leesachterstand via taakgericht werken en remediërend
lezen.
Cluster 3. Een positief zelfbeeld en sociale competentie
bij leerlingen stimuleren door middel van :
1. het opnemen van
een concrete planning inzake preventie, vaststelling en remediëring van
socio-emotionele en socio-culturele problemen in het
schoolwerkplan;
2. het hanteren van een individueel plan met
betrekking tot remediëring van socio-emotionele en socio-culturele
problemen. Het plan geeft in het bijzonder aan in welke mate samengewerkt wordt
met het betrokken CLB;
3. het actief betrekken van de ouders
bij de probleemanalyse en de ondersteuning van de leerling;
4.
het voeren van een nascholingsbeleid in het kader van de preventie,
vaststelling en remediëring van socio-emotionele en socio-culturele
problemen;
5. het uitbouwen van coöperatief leren in
multiculturele leerlingengroepen;
6. het opbouwen van een
samenwerking met de buurt;
7. het gericht werken aan de
socio-emotionele competentie van de leerlingen via aangepaste inhouden,
materialen en activiteiten.