[3B.Vl.R. van 12/05/2023
B.S. 06/07/2023
OPGEHEVEN3B.Vl.R. van 12/05/2023
B.S. 06/07/2023
] Besluit van de Vlaamse Regering inzake sommige werkingsregelen betreffende de raad voor [1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
] bevoegd voor het hoger onderwijs

  • goedkeuringsdatum
    04 JUNI 2004
  • publicatiedatum
    B.S.21/09/2004
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    06/07/2023

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 24/11/2006 (B.S. 09/01/2007)

(2) B.Vl.R. van 09/09/2016 (B.S. 13/10/2016)

(3) B.Vl.R. van 12/05/2023 (B.S. 06/07/2023) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot overdracht van de secretarissen van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en tot wijziging en opheffing van diverse besluiten wat betreft de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en de rechtspositieregeling van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges
;

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, inzonderheid op de artikelen II.16 en II.41;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 22 april 2004;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1.

De zetel van de Raad voor [1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
] , bedoeld in Deel II, Titel II, Hoofdstuk 3, van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, is gevestigd in het Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15, te 1210 Brussel.

Art. 2.

De voorzitter ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van [1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
1.240 euro1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
] .

De [1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
leden1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
] ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de regeling van de rechtspositie van toepassing op het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De secretaris ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 500 euro.

[1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007

Art. 2bis.

De bijzitters van de Raad die deelnemen aan een zitting, ontvangen een forfaitaire vergoeding van 50 euro per beroep dat wordt behandeld tijdens de zitting. Indien een beroep verdaagd wordt of tijdens meerdere zittingen wordt behandeld, wordt slechts één zitting in aanmerking genomen voor het vaststellen van de vergoedingen.

De voorzitters van de Raad die deelnemen aan een zitting ontvangen een forfaitaire vergoeding van 75 euro per beroep dat wordt behandeld tijdens een zitting [2B.Vl.R. van 09/09/2016
B.S. 13/10/2016
als het gaat om aanpassingen van het leerkrediet omdat de betrokken student zich in een overmachtsituatie bevond en de instelling geen aangepaste examenregeling heeft geboden conform artikel II.285 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. Voor alle andere beroepen ontvangen de voorzitters van de Raad die deelnemen aan een zitting, een forfaitaire vergoeding van 125 euro per beroep dat wordt behandeld tijdens een zitting2B.Vl.R. van 09/09/2016
B.S. 13/10/2016
] . Indien een beroep verdaagd wordt of tijdens meerdere zittingen wordt behandeld, wordt slechts één zitting in aanmerking genomen voor het vaststellen van de vergoedingen.

1B.Vl.R. van 24/11/2006
B.S. 09/01/2007
]

Art. 3.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

Art. 4.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het Hoger Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.