[OPGEHEVEN]
Koninklijk besluit betreffende de bescherming van
stagiairs
goedkeuringsdatum
21 SEPTEMBER 2004
publicatiedatum
B.S.04/10/2004
datum laatste wijziging
02/06/2017
COORDINATIE
K.B.
30-9-2005 - B.S. 13-10-2005
K.B. 2-6-2006 - B.S.
17-7-2006
K.B. 26-8-2010 - B.S. 6-9-2010
K.B. 31-5-2016 - B.S. 25-7-2016
(5)
K.B. van 28/04/2017 (B.S. 02/06/2017)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze
Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996
betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,
inzonderheid op artikel 4, § 1, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1999
en 11 juni 2002;
Gelet op het koninklijk besluit
van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk, gewijzigd
bij de koninklijke besluiten van 28 augustus 2002, 3 mei 2003 en 28 mei
2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, inzonderheid op
artikel 53 en bijlage II;
Gelet op het advies van
de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 14 mei
2004;
Gelet op het advies nr. 37.513/1/V van de
Raad van State gegeven op 20 juli 2004 met toepassing van artikel 84, eerste
lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op de voordracht van Onze Minister van
Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Afdeling I. - Toepassingsgebied en
definities
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de
werkgevers, de stagiairs en de onderwijsinstellingen.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° stagiair : elke leerling of student
die in het kader van een leerprogramma georganiseerd door een
onderwijsinstelling, daadwerkelijk arbeid verricht bij een werkgever, in
gelijkaardige omstandigheden als de werknemers in dienst van die werkgever, en
dit met het oog op het opdoen van beroepservaring;
2°
werkgever : de werkgever die de stagiair tewerkstelt;
3°
onderwijsinstelling : elke instelling die onderwijs verschaft, met uitzondering
van de instellingen die de beroepsopleidingen organiseren bedoeld in artikel 2,
§ 1, tweede lid, 1°, b) van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk;
4° passend gezondheidstoezicht : het
gezondheidstoezicht zoals bedoeld in
artikel 12, § 1,
van het koninklijk besluit van 3 mei 1999;
5° specifiek
gezondheidstoezicht : het gezondheidstoezicht zoals bedoeld in artikel 12,
§ 2, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999;
6°
type van gezondheidstoezicht : het passend gezondheidstoezicht of het specifiek
gezondheidstoezicht;
7° het koninklijk besluit van 3 mei
1999 : het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van de
jongeren op het werk;
8° het koninklijk besluit van 28 mei
2003 : het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers.
Afdeling II. - Verplichtingen van de werkgever inzake
risico-analyse en preventiemaatregelen
Art. 3.
De werkgever voert overeenkomstig
artikel 3 van het
koninklijk besluit van 3 mei 1999 een analyse uit van de risico's waaraan de
stagiairs kunnen worden blootgesteld en stelt de preventiemaatregelen vast die
moeten in acht genomen worden.
[Bij het vaststellen van deze
preventiemaatregelen past hij de bepalingen van [[de artikelen 4, 8, 9 en 10, § 2 van het
koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van de
jongeren op het werk toe.]].]
K.B. 30-9-2005; [[ ]] K.B.
van 31-5-2016
Art. 4.
De werkgever stelt de onderwijsinstelling
in kennis van de resultaten van de risicoanalyse bedoeld in artikel
3.
Die resultaten vermelden inzonderheid, al naargelang het
geval :
1° ofwel dat elk type van gezondheidstoezicht
overbodig is, in toepassing van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit
van 28 mei 2003;
2° ofwel dat het passend
gezondheidstoezicht van toepassing is;
3° ofwel dat het
specifiek gezondheidstoezicht van toepassing is;
4° in
voorkomend geval, de aard van de verplichte inentingen;
5°
de noodzaak onmiddellijk preventiemaatregelen te treffen die verband houden met
de moederschapsbescherming.
Art. 5.
Vooraleer een stagiair te werk te stellen
op een werkpost of aan een activiteit waarvoor een type van gezondheidstoezicht
noodzakelijk is, verstrekt de werkgever aan de stagiair en aan de onder
wijsinstelling waar deze stagiair is ingeschreven, een document dat informatie
bevat betreffende :
1° de beschrijving van de werkpost of
de activiteit die een passend gezondheidstoezicht
vereist;
2° alle toe te passen
preventiemaatregelen;
3° de aard van het risico dat een
specifiek gezondheidstoezicht vereist;
4° de verplichtingen
die de stagiair moet naleven in verband met de risico's eigen aan de werkpost
of de activiteit;
5° in voorkomend geval, de aangepaste
opleiding met het oog op de toepassing van de
preventiemaatregelen.
Dit document wordt ter beschikking
gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar.
Art. 6.
[§ 1.] Wanneer uit de risico-analyse blijkt dat
de stagiair wordt tewerkgesteld aan een activiteit waarvoor een type van
gezondheidstoezicht van toepassing is, zorgt de werkgever er voor dat dit type
van gezondheidstoezicht wordt uitgevoerd.
Bovendien onderwerpt
hij de stagiair, in voorkomend geval, aan de inentingen of aan de dosimetrische
controle, indien de stagiair, rekening houdend met het verbod bedoeld in
artikel 8 van het
koninklijk besluit van 3 mei 1999, wordt blootgesteld aan ioniserende
stralingen.
Elk type van gezondheidstoezicht wordt uitgevoerd
door het departement of de afdeling belast met het medisch toezicht van de
interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk van de
werkgever.
[§ 2. In afwijking van § 1, derde lid, kan de werkgever voor de
uitvoering van het gezondheidstoezicht van de stagiairs een beroep
doen op de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de bevoegde
dienst voor preventie en bescherming op het werk van de onderwijsinstelling.
Een exemplaar van het formulier voor de gezondheidsbeoordeling
afgeleverd door deze preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, wordt aan
de onderwijsinstelling bezorgd.
De onderwijsinstelling overhandigt een kopie van dit formulier aan
de werkgever en aan de stagiair.]
K.B.
van 26-8-2010
Art. 7.
[§ 1.]
De eerste werkgever bij wie de stagiair wordt tewerkgesteld voor zijn
allereerste stage, zorgt er voor dat de stagiair waarop een type van
gezondheidstoezicht van toepassing is, de voorafgaande gezondheidsbeoordeling
ondergaat, voordat hij hem belast met de arbeid.
Bij elke
opeenvolgende stage wordt de voorafgaande gezondheidsbeoordeling enkel
herhaald, indien de stagiair wordt blootgesteld aan een nieuw risico waarvoor
er nog geen gezondheidsbeoordeling is
gebeurd.
[Indien een stage een duurtijd heeft
van meer dan zes maanden en indien de stagiair tijdens deze stage wordt
blootgesteld aan de risico's die voorkomen in
de bijlage
bij
het koninklijk besluit van 3 mei 1999, kan de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer beslissen dat de voorafgaande
gezondheidsbeoordeling wordt aangevuld met een periodieke
gezondheidsbeoordeling.]
Het bewijs dat de
stagiair werd onderworpen aan de voorafgaande gezondheidsbeoordeling
[en, in voorkomend geval, aan een periodieke
gezondheidsbeoordeling] wordt geleverd door het formulier
voor de gezondheidsbeoordeling bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van
het koninklijk besluit van 28 mei 2003, dat de stagiair ter beschikking moet
houden van elke nieuwe werkgever bij wie hij nadien zal worden
tewerkgesteld.
[§ 2. De voorafgaande
gezondheidsbeoordeling, bedoeld in § 1, eerste lid, is niet verplicht
wanneer een stagiair
:
1° ofwel jonger is dan
18 jaar en uit de resultaten van de risicoanalyse is gebleken dat elk type van
gezondheidstoezicht overbodig is;
2° ofwel een activiteit
verricht die er hoofdzakelijk in bestaat met een beeldscherm te
werken.
De in het eerste lid
bedoelde vrijstelling is enkel mogelijk wanneer de stagiair bedoeld in het
eerste lid, 1° of 2°, beschikt over een attest dat bewijst dat hij
minder dan vijf jaar geleden werd onderworpen aan het medisch schooltoezicht,
in het kader van de van kracht zijnde
onderwijsreglementering.]
K.B.
van 2-6-2006
[Art. 7bis.
In afwijking van artikel 6, derde lid, kan
de werkgever voor de uitvoering van het gezondheidstoezicht van de stagiairs
een beroep doen op de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de bevoegde
dienst voor preventie en bescherming op het werk van de onderwijsinstelling.
[[Een exemplaar van het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling afgeleverd door deze
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, wordt aan de onderwijsinstelling bezorgd.
De onderwijsinstelling overhandigt een kopie van dit formulier aan de werkgever
en aan de stagiair.]]
Indien, in geval van
toepassing van het eerste lid, de werkgever een beroep doet op de externe
dienst voor preventie en bescherming op het werk van de onderwijsinstelling, is
hij, in afwijking van afdeling IIbis van het koninklijk besluit van 27 maart
1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk,
aan deze dienst een jaarlijkse bijdrage verschuldigd die gelijk is aan
één derde van het bedrag bedoeld in artikel 13quater, § 1,
2° van hetzelfde besluit, vermenigvuldigd met het aantal medische
onderzoeken voorzien voor de betrokken stagiairs.]
K.B. 30-9-2005; [[ ]] K.B.
van 2-6-2006
Art. 8.
Vooraleer de stagiair te werk te stellen,
neemt de werkgever, na advies van de preventieadviseur belast met de leiding
van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of de afdeling
van deze dienst en na advies van het comité, de nodige maatregelen
inzake onthaal en begeleiding van de stagiairs, zulks met het oog op de
bevordering van hun aanpassing en integratie in de werkomgeving en om er voor
te zorgen dat zij in staat zijn hun arbeid naar behoren uit te
oefenen.
Afdeling III. - Specifieke
tariefregeling
Art. 9.
[De werkgever die een beroep doet op de externe dienst voor
preventie en bescherming op het werk van de onderwijsinstelling is
voor de uitvoering van het gezondheidstoezicht jaarlijks een bijdrage
verschuldigd van 61,13 euro vermenigvuldigd met het aantal stagiairs.
Het aantal stagiairs dat in aanmerking moet genomen worden voor
de berekening van de bijdrage in het eerste lid stemt overeen met het
aantal stagiairs ingeschreven op de lijsten van werknemers die aan het
gezondheidstoezicht onderworpen zijn, bedoeld in artikel 6, § 1, 2° van
het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers.
De bijdrage bedoeld in het eerste lid wordt geïndexeerd, overeenkomstig
de bepalingen van artikel 13decies van het koninklijk besluit
van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en
bescherming op het werk.]
K.B.
van 26-8-2010
Art. 10.
Indien de werkgever minder dan twintig
werknemers tewerkstelt is de bijdrage opgenomen in het bedrag vastgesteld in
toepassing van artikel 13septies van het koninklijk besluit van 27 maart 1998
betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het
werk.
Art. 11.
Indien de werkgever meer dan twintig
werknemers tewerkstelt is de bijdrage gelijk aan het bedrag bedoeld in artikel
13quater, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998
betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk
vermenigvuldigd met het aantal stagiairs.
Het aantal stagiairs
dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de bijdrage
bedoeld in het eerste lid wordt berekend door het aantal uren waarop zij
daadwerkelijk arbeid hebben verricht bij een werkgever in de loop van een
kalenderjaar te delen door 1 750 uren.
Art. 12.
In afwijking van artikel 11, is de
bijdrage gelijk aan één derde van het bedrag bedoeld in artikel
13quater, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998
betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk,
vermenigvuldigd met het aantal stagiairs indien de werkgever gedurende meer dan
580 uren ten minste één stagiair
tewerkstelt.
Art. 13.
In afwijking van artikel 13undecies, van
het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor
preventie en bescherming op het werk, worden de in artikelen 11 en 12 bedoelde
bijdragen betaald uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar
waarop de prestaties betrekking hebben.
Afdeling IV. - Voorwaarden waaronder de
onderwijsinstelling belast kan worden met de verplichtingen van de
werkgever
Art. 14.
Indien de kandidaat-stagiair in de
onderwijsinstelling een activiteit uitvoert die gelijkaardig is aan de arbeid
die hij zal uitvoeren bij de werkgever, is de onderwijsinstelling belast met de
volgende opdrachten :
1° zij voert de risico-analyse
bedoeld in artikel 3
van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 uit voor de activiteiten verricht in
de onderwijsinstelling;
2° zij stelt in toepassing van
artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 de preventiemaatregelen
vast die van toepassing zijn in de onderwijsinstelling;
3°
zij stelt de werkgever in kennis van de resultaten van de risicoanalyse en van
de toe te passen preventiemaatregelen.
Wanneer de
kandidaat-stagiairs gelijkaardige activiteiten verrichten als de werknemers van
de onderwijsinstelling en voor zover er voor deze werknemers een risico-analyse
werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 27
maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk, blijft de in het eerste lid, 1° bedoelde
risico-analyse beperkt tot een aanvulling van deze risico-analyse met de
gegevens die in toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 mei
1999 specifiek zijn voor de jongeren op het werk.
In dat geval
worden de preventiemaatregelen die vastgesteld werden voor de werknemers van de
onderwijsinstelling aangevuld met de preventiemaatregelen die specifiek zijn
voor de jongeren op het werk, om te beantwoorden aan de verplichting bedoeld in
het eerste lid, 2°.
Voor het uitoefenen van de in het
eerste lid bedoelde verplichtingen doet de onderwijsinstelling een beroep op de
interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk van de
onderwijsinstelling.
Art. 15.
Indien uit de resultaten van de
risicoanalyse bedoeld in artikel 14 blijkt dat de kandidaat-stagiair moet
onderworpen worden aan een type van gezondheidstoezicht of aan inentingen, laat
de onderwijsinstelling de voorafgaande gezondheidsbeoordeling of de inentingen
uitvoeren door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van het departement of de
afdeling belast met het medisch toezicht van de interne of externe dienst voor
preventie en bescherming op het werk waarop zij een beroep
doet.
In dat geval bezorgt de onderwijsinstelling aan de
werkgever een afschrift van het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling.
Art. 16.
De bepalingen van deze afdeling treden in
werking op de datum bepaald door de Koning.
Afdeling V. - Wijzigingsbepalingen
Art. 17.
Artikel 2, 3° van het koninklijk
besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van de jongeren op het werk,
gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003, wordt
opgeheven.
Art. 18.
Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt
aangevuld met het volgende lid : ...
Art. 19.
Artikel 12 van hetzelfde besluit,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 mei 2003 en 28 mei 2003, wordt
vervangen als volgt : ...
Art. 20.
Afdeling Vbis, Bijzondere bepalingen van
toepassing op stagiairs, van hetzelfde besluit, dat de artikelen 12bis tot
12quinquies omvat, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003 en
gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 2003, wordt
opgeheven.
Art. 21.
Artikel 53 van het koninklijk besluit van
28 mei 2003 wordt vervangen als volgt :
"Art. 53. Indien het
gaat om een medisch onderzoek van een jongere op het werk zoals bedoeld in
artikel 12 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming
van de jongeren op het werk, of van een stagiaire onderworpen aan een type van
gezondheidstoezicht zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 21 september
2004 betreffende de bescherming van stagiairs, vermeldt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling ofwel dat de jongere of de stagiair voldoende geschikt
is, ofwel dat de jongere of de stagiair geschikt is voor een betrekking waarvan
hij de tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt."
Art. 22.
In bijlage II, Model van "Formulier voor de
gezondheidsbeoordeling" bij hetzelfde besluit, wordt rubriek E vervangen als
volgt :
"E. Indien het een onderzoek betreft van een jongere op
het werk of van een stagiair :
De ondergetekende
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer verklaart dat de bovengenoemde persoon :
(°)
O voldoende geschikt is
O geschikt is
voor een tewerkstelling op een werkpost of aan een activiteit die beantwoordt
aan de voorwaarden voor tewerkstelling bedoeld in F."
Afdeling VI. - Slotbepalingen
Art. 23
. De bepalingen van de artikelen 1 tot 16
van dit besluit vormen titel VIII, hoofdstuk III van de Codex over het welzijn
op het werk met de volgende opschriften :
1° "TITEL VIII. -
Bijzondere werknemerscategorieën en werksituaties;"
2°
"HOOFDSTUK III. - Stagiairs".
Art. 24.
Onverminderd de specifieke bepalingen
bedoeld in de artikelen 16 en 19, heeft dit besluit uitwerking met ingang van 1
september 2004.
Art. 25.
Onze Minister van Werk is belast met de
uitvoering van dit besluit.