Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie
van tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van
Volwassenen
goedkeuringsdatum
09 FEBRUARI 2007
publicatiedatum
B.S.20/03/2007
datum laatste wijziging
01/09/2008
COORDINATIE
(1)
Decr. van 04/07/2008 (B.S. 01/09/2008)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVIII ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de
organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 5 oktober 2006;
Overwegende
dat de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen, voor de duurtijd van de
tijdelijke projecten, wordt ingedeeld in de categorie pedagogisch hoger
onderwijs van het hoger onderwijs voor sociale promotie, wordt afgeweken van de
studiebekrachtiging en de toelatingsvoorwaarden die conform het decreet van 2
maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het
volwassenenonderwijs voor deze categorie gelden. De Opleiding voor Opleiders
van Volwassenen leidt niet tot een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid
en is gericht tot een specifieke doelgroep, met name opleiders van volwassenen
die werken bij publieke of private opleidingsverstrekkers;
Gelet op het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 26
oktober 2006;
Gelet op protocol nr. 613 van 1
december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden
in de gemeenschappelijke vergaderingen van sectorcomité X en van de
onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor
de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 378 van 1 december 2006 houdende de
conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het
overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op het advies 41.984/1 van de
Raad van State, gegeven op 11 januari 2007, met toepassing van artikel 84,
§ 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Werk, Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de centra
voor volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor
[het studiegebied onderwijs van het hoger
beroepsonderwijs]
.
De Opleiding voor
Opleiders van Volwassenen wordt ingedeeld in de categorie pedagogisch hoger
onderwijs van het hoger onderwijs voor sociale
promotie.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° lestijd : een periode van vijftig
minuten die als eenheid voor de bepaling van de duur van de
onderwijsactiviteiten wordt gebruikt, conform
[artikel 2,
26°, van het decreet van 15 juni 2007
betreffende het volwassenenonderwijs]
;
2°
praktijkbegeleiding : het ondersteunen van de cursist bij het verwerken van het
geleerde in de praktijk;
3° proefcentra : de zes Centra
voor Volwassenenonderwijs die conform artikel 10 door de Vlaamse Regering,
aangeduid worden om de tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders
van Volwassenen te organiseren.
Art. 3.
De concrete doelstelling van de tijdelijke
projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen is de uitgewerkte
Opleiding voor Opleiders van Volwassenen, die erin bestaat de integratie van
het werkplekleren in het formeel leren en de praktijkbegeleiding te verzekeren,
te organiseren, uit te testen en te optimaliseren.
Art. 4.
De opleiding bestaat uit een duaal traject
van 280 lestijden, waarvan een geïntegreerd praktijkgedeelte van 120
lestijden. De opleiding is ontwikkeld in de vorm van zes modules en vastgelegd
in bijlage I, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. De uitgewerkte
inhouden van de opleiding zijn vastgelegd in bijlage II tot en met VIII, die
als bijlagen bij dit besluit zijn gevoegd.
Het met vrucht
beëindigen van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen geeft recht op
een certificaat.
Art. 5.
Binnen de tijdelijke projecten wordt de
Opleiding voor Opleiders voor Volwassenen éénmaal volledig
georganiseerd vanaf 1 september 2007 tot 31 augustus 2008
[en
ten minste eenmaal volledig georganiseerd vanaf 1 september 2008 tot en met 31
augustus 2009]
.
HOOFDSTUK II. - Kandidaturen voor het organiseren van
de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen
Art. 6.
§ 1. De projectoproep wordt uiterlijk op
15 maart 2007 gelanceerd. Het aanvraagdossier wordt ingediend door het
betrokken centrumbestuur uiterlijk op 19 april 2007 bij het Departement
Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming.
§ 2. De aanvraag is alleen ontvankelijk
als het protocol is bijgevoegd van de onderhandeling over het tijdelijke
project in het lokaal comité.
§ 3. Het aanvraagdossier moet minstens de
volgende elementen bevatten :
1° algemene gegevens
:
a) de identificatie van de verantwoordelijken :
personeelslid, team, centrum;
b) de identificatie van de
meewerkende instanties : gemeente, begeleidingsdienst, afnemers van de
opleiding, enzovoort;
2° inhoudelijke gegevens
:
a) de doelgroep van de opleiding : alleen de opleiders van
volwassenen die werken in :
1° de competentiecentra van de
VDAB;
2° de ondernemersopleidingen van
Syntra;
3° organisaties binnen het sociaal-cultureel
volwassenenwerk;
4° organisaties binnen de
welzijnssector;
5° organisaties uit de
sportsector;
6° rijscholen;
7° inter-
en intrasectorale vormingsorganisaties;
8° organisaties die
werken op het gebied van ontwikkelingseducatie binnen de sector van de
internationale samenwerking;
9° private
opleidingsverstrekkers
b) de concretisering van de
doelstellingen, vermeld in artikel 2, de concrete acties en de planning
ervan;
c) de beschrijving van de samenwerking tussen de centra
onderling en met de afnemers van de opleiding;
d) de aanwending
van de ondersteuning;
e) de opsomming van de concrete
succesfactoren;
f) de opsomming van de te verwachten
eindresultaten.
Art. 7.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, werkt de praktische administratieve procedure uit om de tijdelijke
projecten aan te vragen.
HOOFDSTUK III. - Beoordeling van de kandidaturen en
selectie van de proefcentra
Art. 8.
§ 1. De aanvraagdossiers worden
beoordeeld door een selectiecommissie die bestaat uit :
1°
twee leden van de Inspectie Volwassenenonderwijs;
2° twee
ambtenaren van het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie
van Onderwijs en Vorming;
3° twee externe experten die
representatief zijn voor de afnemers van de Opleiding voor Opleiders van
Volwassenen;
4° één externe expert in
pedagogische aangelegenheden.
Een lid van de onderwijsinspectie
is voorzitter van de selectiecommissie.
§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs, wijst de commissieleden
aan.
Art. 9.
§ 1. Bij de beoordeling van de
aanvraagdossiers zal rekening worden gehouden met de volgende criteria
:
1° de inbedding van het project binnen de totale
onderwijskundige organisatie en de innovatieve draagkracht van het
centrum;
2° de organisatie van het duale traject, de
afstemming van het praktijkgedeelte op het theoretische gedeelte, de rol van
trajectbegeleider, de volwaardige integratie van theorie en
praktijk;
3° het vrijstellingsbeleid voor cursisten die
willen doorstromen naar de GPB-opleiding;
4° de
flexibiliteit van het aanbod (dag-avond-weekend);
5° de
mate van betrokkenheid van het personeel;
6° de
samenwerkingsverbanden en netwerken met diverse
opleidingsverstrekkers.
§ 2. Bij gelijkwaardigheid van de
aanvraagdossiers wordt bij de beoordeling tevens rekening gehouden met de
regionale spreiding en de spreiding over de representatieve verenigingen van de
schoolbesturen of inrichtende machten en het
Gemeenschapsonderwijs.
Art. 10.
De Vlaamse Regering duidt, op voordracht
van de selectiecommissie, de zes proefcentra aan.
HOOFDSTUK IV. - Engagementen van de
proefcentra
Art. 11.
§ 1. De proefcentra verbinden er zich
toe gedurende de looptijd van het tijdelijke project alle gegevens te
verzamelen die de realisatie van de projectdoelen kunnen aantonen. Deze
gegevens betreffen minimaal :
1° het aantal ingeschreven
cursisten;
2° het aantal effectieve
deelnemers;
3° de werkplek van de
cursisten;
4° de scholingsgraad van de
cursisten;
5° het sociaal economisch profiel van de
cursisten;
6° het aantal deelnemers aan de
evaluaties;
7° het aantal geslaagde
cursisten;
8° het aantal afnemers van de opleiding met wie
contact is opgenomen;
9° het aantal uitgereikte
certificaten en deelcertificaten;
10° het aantal cursisten
dat wil doorstromen naar
[de specifieke
lerarenopleidingen]
.
§ 2. De besturen van de proefcentra gaan
het engagement aan om onderling samen te werken tijdens de projectfase zodat de
uitwisselbaarheid van de knowhow inzake cursusmateriaal en begeleiding van het
werkplekleren gegarandeerd wordt.
§ 3. De besturen van de proefcentra gaan
het engagement aan om een tevredenheidsmeting uit te voeren bij de cursisten en
de afnemende organisaties.
§ 4. De besturen van de proefcentra gaan
het engagement aan om een vrijstellingsbeleid te voeren voor cursisten die met
vrucht het certificaat van de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen hebben
behaald.
[...]
HOOFDSTUK V. - Opvolging, begeleiding en
evaluatie
Art. 12.
De pedagogische begeleidingsdiensten
ondersteunen de centra die erom verzoeken bij de tijdelijke
projecten.
Art. 13.
§ 1. Bij het Departement Onderwijs en
Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt een stuurgroep
opgericht die enerzijds belast is met de opvolging van de tijdelijke projecten
en van de wijze van begeleiding en ondersteuning, en anderzijds met de taken,
vermeld in artikel 14, § 2, en 23. De stuurgroep is samengesteld uit
:
1° afgevaardigden van het Departement Onderwijs en
Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming;
2° afgevaardigden van het Gemeenschapsonderwijs en
van de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende
machten;
3° afgevaardigden van de pedagogische
begeleidingsdiensten;
4° afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties;
5° externe
experten;
6° vertegenwoordigers van het afnemende veld,
zowel werkgevers als werknemers.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, wijst de leden van de stuurgroep aan.
§ 2. De Vlaamse Onderwijsraad wordt op
regelmatige tijdstippen geïnformeerd over de voortgang van de tijdelijke
projecten.
Art. 14.
§ 1. De evaluatie van de tijdelijke
projecten kan resulteren in beleidsbeslissingen over de wenselijkheid, de
haalbaarheid en de budgettaire inpasbaarheid van wijzigingen in de vigerende
regelgeving op het vlak van de structuur en de organisatie van het
[studiegebied onderwijs van het hoger
beroepsonderwijs]
.
§ 2. Aangezien de tijdelijke projecten
verband houden met een of meer aspecten van het leerproces, wordt de evaluatie
uitgevoerd door de onderwijsinspectie. Aan de hand van gerichte instrumenten
wordt de evaluatie cumulatief opgebouwd. De evaluatie wordt afgerond binnen de
projectperiode.
Het Gemeenschapsonderwijs, de representatieve
verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten, de pedagogische
begeleidingsdiensten, de representatieve vakorganisaties en de Vlaamse
Onderwijsraad worden vooraf in kennis gesteld van het door de
onderwijsinspectie gehanteerde instrumentarium en worden bij de evaluatie
betrokken.
Het geheel van de evaluatieresultaten en de daaruit
voortvloeiende beleidsaanbevelingen maakt het voorwerp uit van een rapport,
opgemaakt onder de verantwoordelijkheid van de stuurgroep, dat aan de Vlaamse
minister, bevoegd voor het onderwijs, wordt bezorgd.
§ 3. De besturen en de centra zullen hun
medewerking verlenen aan de evaluatie van de tijdelijke projecten waarin ze
participeren. Alle actoren binnen het centrum, waaronder de cursisten, worden
actief betrokken bij de evaluatie. Elk centrum stelt op het einde van het
project een eindrapport op waarin het projectverloop wordt beschreven en
geëvalueerd en de verzamelde gegevens worden vermeld en besproken. Het
eindrapport bevat tevens een financiële verantwoording over de besteding
van de middelen, vermeld in artikel 16.
Art. 15.
Het eindrapport wordt uiterlijk
één maand na het einde van de projectduur bezorgd aan het
Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming.
HOOFDSTUK VI. - Toekennen van de
middelen
Art. 16.
Aan elk proefcentrum wordt een eenmalig
bedrag toegekend van maximum 2000 euro. Dat bedrag mag uitsluitend aangewend
worden voor de supplementaire publiciteits- en sensibiliseringskosten die
verbonden zijn aan de organisatie van de Opleiding voor Opleiders van
Volwassenen.
[Voor het schooljaar 2008-2009
wordt aan elk proefcentrum eenzelfde bedrag
toegekend.]
Art. 17.
Het bedrag vermeld in artikel 16 wordt
uitsluitend uitbetaald op basis van een financiële verantwoording en na
voorlegging van de bewijsstukken door het centrumbestuur van het tijdelijke
project.
Art. 18.
De proefcentra laten toe dat de bevoegde
ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming of van het
Rekenhof ter plaatse controle uitoefenen op de besteding er
van.
Art. 19.
De besturen van de proefcentra kunnen
enkel aanvullende werkingsmiddelen verwerven door middel van de
inschrijvingsgelden conform
[artikel 109 van
het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs]
.
Cursusmateriaal kan
enkel aan de cursisten ten laste worden gelegd conform
[artikel
121 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende
het volwassenenonderwijs]
.
Art. 20.
§ 1. Per keer dat de Opleiding voor
Opleiders van Volwassenen wordt georganiseerd, wordt voorzien in een extra
halftijdse betrekking van leraar hoger onderwijs voor sociale promotie voor de
implementatie, de begeleiding en de ondersteuning van de tijdelijke
projecten.
§ 2. De Opleiding voor Opleiders van
Volwassenen kan pas georganiseerd worden als het aantal cursisten voor de
eerste module twaalf of meer bedraagt. Het aantal cursisten voor elk van de
volgende modules bedraagt ten minste
zeven.
[Wanneer het aantal cursisten voor de
eerste module veertien bedraagt, dan kan het proefcentrum de Opleiding voor
Opleiders van Volwassenen een tweede keer organiseren. In dit geval voldoet het
aantal cursisten voor de eerste module en de volgende modules aan de
bepalingen, vermeld in het eerste lid.]
De
extra betrekking bedoeld in § 1 wordt verhoudingsgewijs per georganiseerde
module toegekend.
Art. 21.
Het bedrag vermeld in artikel 16, en de
extra betrekking, vermeld in artikel 20, moeten besteed worden in
overeenstemming met de doelstellingen van het
project.
HOOFDSTUK VII. - Afwijkingen van decretale
bepalingen
Art. 22.
Volgende afwijkingen gelden voor de
organisatie van de tijdelijke projecten :
1° in afwijking
van
[artikel 34 van het decreet van 15
juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]
kan een cursist ongeacht zijn behaalde studiebewijzen tot de Opleiding voor
Opleiders van Volwassenen toegelaten worden, op voorwaarde dat hij op het
ogenblik van zijn inschrijving werkt bij één van de volgende
organisaties :
a) de competentiecentra van de
VDAB;
b) de ondernemersopleidingen van Syntra;
c) organisaties binnen het sociaal-cultureel
volwassenenwerk;
d) organisaties binnen de welzijnssector;
e) organisaties uit de sportsector;
f)
rijscholen;
g) inter- en intrasectorale
vormingsorganisaties;
h) organisaties die werken op het gebied
van ontwikkelingseducatie binnen de sector van de internationale
samenwerking;
i) private
opleidingsverstrekkers;
2° in afwijking van
[artikel 41, § 5,]
van hetzelfde
decreet, wordt de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen bekrachtigd met een
certificaat.
HOOFDSTUK VIII. - Sancties
Art. 23.
§ 1. Als de bevoegde inspectie of als de
stuurgroep, vermeld in artikel 13, § 1, bij een tijdelijk project
vaststelt dat de doelstelling, vermeld in artikel 3, niet nageleefd wordt of
dat de afwijking niet conform is aan de bepalingen van artikel 22, dan moet,
mits beslissing van deze stuurgroep en binnen een redelijke termijn die zij
vastlegt dit tijdelijke project bijgestuurd worden of aan deze afwijking een
einde worden gesteld. Een redelijke termijn houdt rekening met de belangen van
cursisten en personeel.
§ 2. Indien het tijdelijke project niet
wordt bijgestuurd of aan de afwijking, bedoeld in § 1, geen einde wordt
gesteld binnen een redelijke termijn, dan beslist de Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, over het stopzetten van de ondersteuning van het tijdelijke
project en houden de afwijkingen van de decretale bepalingen, vermeld in
artikel 22, op te bestaan.
Art. 24.
Indien wordt vastgesteld dat het bedrag,
vermeld in artikel 16, of de extra betrekking, vermeld in artikel 20, niet
besteed of aangewend wordt in overeenstemming met de doelstelling van het
project, dan wordt het uitbetaalde bedrag of de loonkost van de ten onrechte
ingerichte extra betrekking van het bestuur teruggevorderd conform
[artikel 114 van het decreet van
15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs]
.
[HOOFDSTUK VIIIbis. - De verlenging van de tijdelijke
projecten tijdens het schooljaar 2008-2009]
[
Art. 24bis.
§ 1. De volgende Centra
voor Volwassenenonderwijs organiseren tijdens het schooljaar 2008-2009 de
tijdelijke projecten voor de Opleiding voor Opleiders van Volwassenen
:
1° het Centrum voor
Volwassenenonderwijs VIVO, Scheutistenlaan 12, 8500
Kortrijk;
2° het Centrum
voor Volwassenenonderwijs Limburgse Lerarenopleiding, Stationsstraat 36, 3590
Diepenbeek;
3° het
Centrum voor Volwassenenonderwijs De Oranjerie, Boudewijnvest 3, 3290
Diest;
4° het Centrum
voor Volwassenenonderwijs - KISP, Industrieweg 228, 9030 Mariakerke, in
samenwerking met het Centrum voor Volwassenenonderwijs - Vormingsleergang voor
Sociaal en Pedagogisch Werk - Gent, Edgard Tinelstraat 92, 9040
Sint-Amandsberg.
§ 2. Over de verlenging
van het tijdelijke project wordt onderhandeld in het lokaal
comité.
]
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 25.
Dit besluit treedt in werking op 15 maart
2007
[...]
.
Art. 26.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Bijlage: De opleiding voor opleiders van volwassenendeel 1
deel 2
deel 3
deel 4
deel 5
deel 6