OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van
overlegorganen die bijdragen tot een optimale deelname van Vlaamse Gemeenschap
aan het Europees actieprogramma Een Leven Lang Leren
goedkeuringsdatum
21 MAART 2008
publicatiedatum
B.S.17/10/2008
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
B.Vl.R. 10-6-2011 - B.S. 2-8-2011
B.Vl.R. 27-2-2015 - B.S. 10-4-2015
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 tot
bepaling van de wijze waarop voor de Vlaamse Gemeenschap uitvoering gegeven
wordt aan de tweede fase van het Europees actieprogramma op onderwijsgebied
"Socrates";
Gelet op het gunstig advies van de
Inspectie van Financiën, gegeven op 12 december 2007;
Gelet op advies 44.094/1 van de Raad van State, gegeven op 21
februari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van
de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° besluit nr. 1720/2006/EG : besluit van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 november 2006 tot vaststelling
van een actieprogramma op het gebied van een leven lang
leren;
2° programma : programma Een Leven Lang Leren
vastgesteld bij artikel 1 van het besluit nr.
1720/2006/EG;
3° subprogramma : programma vermeld in
artikel 3 van het besluit nr. 1720/2006/EG;
4°
comité : één van de comités opgericht bij artikel 2
van dit besluit;
5° Europese LLP-comité : het
Europese Een Leven Lang Lerencomité zoals bedoeld in artikel 10 van het
besluit nr. 1720/2006/EG;
6° Epos : Europese Programma's
voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking vzw zoals bedoeld in
afdeling I van het
decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het
onderwijs.
Art. 2.
Bij de Vlaamse Regering worden vier
overlegorganen ingesteld : het Vlaamse Comeniuscomité, het Vlaamse
Erasmuscomité, het Vlaamse Grundtvigcomité en het Vlaamse
Leonardo da Vincicomité.
Zij fungeren als
beleidsadviserende comités die bijdragen tot een optimale deelname van
Vlaanderen aan het programma.
Art. 3.
§ 1. Elk comité richt zijn
activiteiten tot het sectorale subprogramma, waarvan het de naam
draagt.
Meer bepaald behandelt :
1° het
Vlaamse Comeniuscomité het Comeniusprogramma;
2° het
Vlaamse Erasmuscomité het Erasmusprogramma;
3° het
Vlaamse Grundtvigcomité het Grundtvigprogramma;
4°
het Vlaamse Leonardo da Vincicomité het Leonardo da
Vinciprogramma.
§ 2. De comités
:
1° geven advies aan de Vlaamse Regering over :
a) de voortgang van het programma;
b) het
verspreiden van informatie over het programma;
2° stellen
acties voor in Vlaanderen ter aanvulling of ondersteuning van de acties van het
programma;
3° dragen bij tot de bevordering van de Europese
dimensie in onderwijs en opleidingen en tot de uitwisseling van informatie en
ervaringen;
4° nemen kennis van de besprekingen van het
programma door het Europese
LLP-comité.
Art. 4.
Elk comité kan werkgroepen oprichten en
de bevoegdheid, duur en samenstelling van die werkgroepen
bepalen.
Art. 5.
§ 1. Het Vlaamse Comeniuscomité is
samengesteld als volgt :
1° drie vertegenwoordigers van het
Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, waarvan :
a)
één vertegenwoordiger van de afdeling Instellingen en Leerlingen
Basisonderwijs en Deeltijds Kunstonderwijs;
b)
één vertegenwoordiger van de afdeling Instellingen en Leerlingen
Secundair Onderwijs en Volwassenenonderwijs;
c)
één vertegenwoordiger van de afdeling Internationale Relaties;
2°één vertegenwoordiger van de
Onderwijsinspectie;
3°één vertegenwoordiger
van de universiteiten, aangewezen in overleg met de Vlaamse Interuniversitaire
Raad;
4°één vertegenwoordiger van de
hogescholen, aangewezen in overleg met de Vlaamse
Hogescholenraad;
5° vier vertegenwoordigers van de
instellingen van het secundair onderwijs en het basisonderwijs, aangewezen in
overleg met de koepels van inrichtende machten en het GO! onderwijs van de
Vlaamse Gemeenschap, met inachtneming van de verschillende niveaus, waarvan
:
a) twee vertegenwoordigers voor het gesubsidieerd vrij
onderwijs;
b) één vertegenwoordiger voor het
gesubsidieerd officieel onderwijs;
c) één
vertegenwoordiger voor het GO! onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap;
6°één vertegenwoordiger van
Syntra Vlaanderen;
7°één vertegenwoordiger
van Epos;
8°één Vlaamse vertegenwoordiger
van het Europese LLP-comité;
9°één
vertegenwoordiger van de Vlaamse Scholierenkoepel.
§ 2. Het Vlaamse Erasmuscomité is
samengesteld als volgt :
1° drie vertegenwoordigers van het
Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, waarvan :
a)
één vertegenwoordiger van de afdeling Hoger
Onderwijs;
b) één vertegenwoordiger van de
afdeling Studietoelagen;
c) één vertegenwoordiger
van de afdeling Internationale Relaties;
2° elf
vertegenwoordigers van de universiteiten en hogescholen, aangewezen in overleg
met de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad, waarvan
:
a) vier vertegenwoordigers van de Associatie
K.U.Leuven;
b) drie vertegenwoordigers van de Associatie
Universiteit Gent;
c) twee vertegenwoordigers van de
Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen;
d)
één vertegenwoordiger van de Universitaire Associatie
Brussel;
e) één vertegenwoordiger van de
Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg;
3°één vertegenwoordiger van Epos;
4°één Vlaamse vertegenwoordiger van het Europese
LLP-comité;
5°één vertegenwoordiger
van de Vlaamse Vereniging van Studenten;
6°één vertegenwoordiger van de Vlaamse werkgevers, aangewezen in
overleg met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
§ 3. Het Vlaamse Grundtvigcomité is
samengesteld als volgt :
1°[twee]² vertegenwoordigers van het
Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, waarvan :
a)
één vertegenwoordiger van de afdeling Instellingen en Leerlingen
Basisonderwijs en Deeltijds Kunstonderwijs;
b)
[...]²
c)
[...]²
d) één vertegenwoordiger van de
afdeling Hoger Onderwijs;
2°één
vertegenwoordiger van de Onderwijsinspectie;
3° vier
vertegenwoordigers van het Vlaams ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en
Media, waarvan :
a) één vertegenwoordiger van het
Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media;
b)
één vertegenwoordiger van het agentschap Kunsten en
Erfgoed;
c) één vertegenwoordiger van het
agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen;
d)
één vertegenwoordiger van het agentschap
Bloso;
4°één vertegenwoordiger van het
Departement Werk en Sociale Economie;
5°één
vertegenwoordiger van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin;
6°één vertegenwoordiger van de
Vlaamse Interuniversitaire Raad;
7°één
vertegenwoordiger van de Vlaamse Hogescholenraad;
8°één vertegenwoordiger van de Vlaamse
Onderwijsraad;
9° vier vertegenwoordigers van de
instellingen van het secundair onderwijs en het basisonderwijs, aangewezen in
overleg met de koepels van inrichtende machten en het GO! onderwijs van de
Vlaamse Gemeenschap, met inachtneming van de verschillende niveaus, waarvan
:
a) twee vertegenwoordigers voor het gesubsidieerd vrij
onderwijs;
b) één vertegenwoordiger voor het
gesubsidieerd officieel onderwijs;
c) één
vertegenwoordiger voor het GO! onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap;
10°één vertegenwoordiger van de
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
Beroepsopleiding;
11°één vertegenwoordiger
van Syntra Vlaanderen;
12°één
vertegenwoordiger van Socius;
13°één
vertegenwoordiger van Epos;
14°één Vlaamse
vertegenwoordiger van het Europese LLP-comité;
15° [één vertegenwoordiger van het agentschap van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en
Onroerend Erfgoed dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed]¹
§ 4. Het Vlaamse Leonardo da
Vincicomité is samengesteld als volgt :
1°één vertegenwoordiger van het Departement Werk en Sociale
Economie;
2°één vertegenwoordiger van het
kabinet van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en
Vorming;
3°één vertegenwoordiger van het
kabinet van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin;
4°één vertegenwoordiger van het
Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, Dienst
Beroepsonderwijs;
5°één vertegenwoordiger
van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media;
6°één vertegenwoordiger van het Vlaams netwerk van
ondernemingen;
7°één vertegenwoordiger van
de Unie van Zelfstandige Ondernemers;
8°één
vertegenwoordiger van de Boerenbond;
9°één
vertegenwoordiger van het Algemeen Christelijk
Vakverbond;
10°één vertegenwoordiger van het
Algemeen Belgisch Vakverbond;
11°één
vertegenwoordiger van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van
België;
12°één vertegenwoordiger van de
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
Beroepsopleiding;
13° de directeur van het Europees Sociaal
Fonds Agentschap;
14°één vertegenwoordiger
van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, departement Landbouw en
Visserij;
15°één vertegenwoordiger van
Syntra Vlaanderen;
16°één vertegenwoordiger
van Kleis vzw;
17°één vertegenwoordiger van
Epos;
18°één Vlaamse vertegenwoordiger van
het Europese LLP-comité.
[ ]¹ B.Vl.R. 10-6-2011; [ ]² B.Vl.R.
van 27-2-2015
Art. 6.
De leden van de comités worden
aangewezen voor een periode die gelijk is aan de looptijd van het programma. Ze
worden benoemd door hun respectieve organisatie.
De voorzitters
en de ondervoorzitters worden verkozen door de leden van de respectieve
comités.
Voor elk van de leden wordt een plaatsvervanger
aangewezen.
Art. 7.
De leden van de comités ontvangen geen
vergoedingen.
Art. 8.
De comités zijn gehuisvest in het
Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15, 1210
Brussel.
Art. 9.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei
2004 tot bepaling van de wijze waarop voor de Vlaamse Gemeenschap uitvoering
gegeven wordt aan de tweede fase van het Europees actieprogramma op
onderwijsgebied "Socrates", wordt opgeheven.
Art. 10.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.