[OPGEHEVEN]
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de leertijd,
vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk
vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor
Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen
goedkeuringsdatum
13 FEBRUARI 2009
publicatiedatum
B.S.19/03/2009
datum laatste wijziging
19/02/2021
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 18/12/2020 (B.S. 19/02/2021)
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980
tot hervorming der instellingen, inzonderheid artikel 20;
Gelet
op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk
vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor
Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, gewijzigd bij het decreet van 27 april
2008, inzonderheid op de artikelen 5, §§ 1 en 2, en 28 tot en met 30;
Gelet op het decreet van 10 juli 2008 betreffende
het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op de
artikelen 77, 79 en 81;
Gelet op het advies van
de raad van bestuur van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra
Vlaanderen gegeven op 26 juni 2008;
Gelet op het
advies van de praktijkcommissie van het Vlaams Agentschap voor
Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen gegeven op 5 juni 2008;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 23 oktober 2008;
Gelet op
advies nr. 45.470/1 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2008, met
toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting
van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams
Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen;
2°
het decreet leren en werken :
het
decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en
werken in de Vlaamse Gemeenschap;
3° Syntra Vlaanderen :
het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams
Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3
van het decreet;
4° de raad van bestuur : de raad van
bestuur van Syntra Vlaanderen, vermeld in artikel 7 tot en met 12 van het
decreet;
5° de praktijkcommissie : de praktijkcommissie van
Syntra Vlaanderen, vermeld in artikel 13 tot en met 18 van het
decreet;
6° de leertrajectbegeleider : de leersecretaris,
vermeld in artikel 39 en 40 van het decreet;
7° de centra :
de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote
ondernemingen, vermeld in artikel 36 tot en met 38 van het
decreet;
8° het begeleidingsteam : het begeleidingsteam
vermeld in artikel 75
van het decreet leren en werken;
9° de leerlingen : de
jongeren die een opleiding of een cursus in de leertijd
volgen;
10° de ondernemersopleiding : een basisvorming die
voorbereidt op het algemeen technisch, commercieel, financieel en
administratief uitoefenen van een zelfstandig beroep en het beheer van een
kleine en middelgrote onderneming, vermeld in artikel 31 tot en met 33 van het
decreet;
11° de cursist-stagiair : de cursist in de
ondernemersopleiding, verbonden door een
stageovereenkomst;
12° opleiding : een opleiding in een
beroep, die leidt tot een certificaat;
13°
opleidingstraject : een opleiding in een beroep die of het geheel van
opleidingen in een beroep dat leidt tot een getuigschrift leertijd. Het
opleidingstraject wordt ingedeeld in opleidingsjaren;
14°
opleidingsprogramma : het opleidingsprogramma van de praktijkopleiding zoals
bepaald door de praktijkcommissie en opgenomen in het curriculum van de
opleiding dat de raad van bestuur heeft vastgelegd.
Art. 2.
De leertijd is een stelsel van leren en
werken als vermeld in artikel
4 van het decreet leren en werken, dat een component werkplekleren
en een component leren omvat.
De component werkplekleren wordt
ingevuld door een praktijkopleiding in een onderneming of een voortraject.
De component leren wordt ingevuld door een theoretische
vorming in een centrum. De theoretische vorming bestaat overeenkomstig
artikel 31 van het
decreet leren en werken uit een algemene vorming en een beroepsgerichte
vorming.
De praktijkcommissie bepaalt de duur van de
praktijkopleiding in een onderneming per opleiding of groep van opleidingen in
een beroep. De raad van bestuur bepaalt aan de hand daarvan de duur van de
theoretische vorming per opleiding of groep van opleidingen in een beroep.
Behoudens artikel 9 van dit besluit mag een opleidingstraject niet meer dan
drie jaar praktijkopleiding omvatten.
Art. 3.
De leertijd kan overeenkomstig
artikel 20 van het
decreet leren en werken worden georganiseerd voor de opleidingen die voorkomen
in de lijst van opleidingen die de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 22
van het decreet leren en werken heeft vastgelegd.
Art. 4.
§ 1. Om tot de leertijd toegelaten te
worden moet de leerling overeenkomstig
artikel 39, eerste lid,
van het decreet leren en werken aan de volgende twee voorwaarden voldoen :
1° hij moet voldaan hebben aan de voltijdse
leerplicht;
2° hij mag de leeftijd van 25 jaar niet hebben
bereikt.
De leertijd mag uiterlijk worden gevolgd tot het einde
van het cursusjaar waarin de leerling de leeftijd van 25 jaar
bereikt.
§ 2. In afwijking van § 1, 1°,
kan Syntra Vlaanderen overeenkomstig artikel 39, § 1, tweede lid, van het
decreet leren en werken aan een leerling bijzondere toestemming geven om vanaf
het begin van het schooljaar waarin hij deeltijds leerplichtig wordt de
leertijd te volgen. Die toestemming wordt gegeven op advies van het centrum
voor leerlingenbegeleiding waarmee de instelling voor voltijds onderwijs waar
de jongere de lessen volgt, samenwerkt.
§ 3. Voor bepaalde opleidingen of groepen
van opleidingen kan de praktijkcommissie bijzondere voorwaarden vastleggen voor
de leeftijd en vooropleiding om als leerling tot de leertijd toegelaten te
worden.
Art. 5.
Met uitzondering van artikel 21 zijn alle
bepalingen van dit besluit van toepassing op de
leerverbintenis.
HOOFDSTUK II. - De component
werkplekleren
Afdeling I. - De praktijkopleiding
Onderafdeling I. De
leerovereenkomst
Art. 6.
De praktijkopleiding in de
leertijd omvat het sluiten van een leerovereenkomst door bemiddeling van een
leertrajectbegeleider.
Overeenkomstig artikel 28, § 1, van
het decreet is een leerovereenkomst een overeenkomst voor bepaalde duur,
waarbij een ondernemingshoofd-opleider zich ertoe verbindt aan de leerling het
beroep aan te leren door een algemene en technische vorming te geven of te doen
geven, en waarbij de leerling zich ertoe verbindt de praktijk van het beroep
aan te leren onder de leiding en het toezicht van een
ondernemingshoofd-opleider en de nodige theoretische vorming te volgen voor
zijn opleiding.
De leerovereenkomst is een voltijdse
overeenkomst. De tijd die de leerling besteedt aan het volgen van de
theoretische vorming en het deelnemen aan de bijbehorende examens en praktische
proeven, wordt beschouwd als arbeidstijd. Voor de berekening van de arbeidstijd
telt een les- of examenuur mee voor 60 minuten.
Als een
ondernemingshoofd-opleider een opleiding wil geven aan een leerling over wie
hij de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, volstaat een verbintenis van
bepaalde duur van het ondernemingshoofd tegenover de leertrajectbegeleider,
hierna leerverbintenis te noemen. Krachtens die verbintenis verbindt het
ondernemingshoofd-opleider zich ertoe aan de leerling dezelfde basisopleiding
te geven als die waarin de leerovereenkomst voorziet en de leerling de nodige
theoretische vorming te doen volgen voor zijn opleiding.
Art. 7.
De leerovereenkomst en de
leerverbintenis moeten overeenstemmen met de modellen van leerovereenkomst en
leerverbintenis, opgesteld door de praktijkcommissie. Ze moeten schriftelijk
gesteld zijn. Ieder van de betrokken partijen ontvangt een origineel
ondertekend exemplaar.
Art. 8.
De leerovereenkomst moet
inzonderheid de volgende vermeldingen en bepalingen bevatten :
1° de datum van de inwerkingtreding, de einddatum en het
voorwerp van de leerovereenkomst;
2° de identiteit van het
ondernemingshoofd-opleider en, in voorkomend geval, van de
monitor;
3° de identiteit van de leerling en van de
wettelijke vertegenwoordiger;
4° de duur van de
proeftijd;
5° het bedrag van de vergoeding, vermeld in
artikel 21;
6° de verwijzing naar wettelijke, verordenende
en conventionele bepalingen met betrekking tot de sociale verzekering, en de
arbeidsreglementering en -bescherming die van toepassing zijn op de
leerling;
7° de verwijzing naar artikel 25 van dit besluit
met betrekking tot de aansprakelijkheid van het ondernemingshoofd-opleider en
de leerling;
8° de verbintenis van het
ondernemingshoofd-opleider om bij een uitsluiting overeenkomstig artikel 35 een
vergoeding als vermeld in artikel 36, te betalen.
Bij de
leerovereenkomst moeten inzonderheid de volgende documenten gevoegd zijn :
1° het opleidingsprogramma;
2° de
rechten en plichten van de leerling en van het ondernemingshoofd-opleider, met
inbegrip van hun rechten en plichten op moreel en pedagogisch
vlak;
3° de bepalingen van dit besluit met betrekking tot
de schorsing en het einde van de leerovereenkomst;
4° het
takenboek waarin alle partijen overeenkomstig de richtlijnen van de
praktijkcommissie het verloop van de leertijd
evalueren.
Art. 9.
De duur van de leerovereenkomst
moet overeenstemmen met de duur van de opleiding in een beroep waarop de
overeenkomst slaat. De duur mag niet minder dan een volledig cursusjaar en niet
meer dan drie jaar bedragen.
In afwijking van het eerste lid
kan de praktijkcommissie, ambtshalve of op voorstel van de
leertrajectbegeleider en/of het begeleidingsteam, na onderzoek :
1° de duur van een leerovereenkomst tot minimaal zes
maanden verminderen als de vooropleiding, de vorderingen tijdens de leertijd of
de leeftijd van de leerling dat rechtvaardigen;
2° met het
oog op de normale voltooiing van de leertijd, na een verandering van
ondernemingshoofd-opleider, de duur van een nieuwe leerovereenkomst verminderen
tot minder dan zes maanden;
3° de duur van een
leerovereenkomst verlengen met toepassing van artikel 30, derde lid, van dit
besluit en artikel 77 van het decreet leren en
werken.
Art. 10.
Met behoud van de toepassing van
artikel 31, eindigt de leerovereenkomst op 30 juni van het jaar waarin de
opleiding waarop de overeenkomst slaat, verstrijkt.
Ambtshalve
of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan de
praktijkcommissie een andere einddatum van de leerovereenkomst
bepalen.
Art. 11.
De leerovereenkomst moet een
proeftijd bevatten die, overeenkomstig de richtlijnen van de praktijkcommissie,
niet minder dan één maand en niet meer dan drie maanden mag
duren. Bij schorsing van de uitvoering van de leerovereenkomst tijdens de
proefperiode, wordt de proefperiode verlengd met een periode gelijk aan de duur
van de schorsing.
Met behoud van de toepassing van de wijzen
waarop de verbintenissen in het algemeen eindigen, komt aan de leerovereenkomst
tijdens de proeftijd een einde op verzoek van een van de partijen. Er moet dan
wel een opzeggingstermijn van zeven kalenderdagen in acht genomen worden, die
ingaat op de dag die volgt op de dag waarop de opzegging schriftelijk werd
gegeven. Het ondernemingshoofd-opleider deelt dat binnen tien kalenderdagen
schriftelijk mee aan de leertrajectbegeleider. Een schorsing van de uitvoering
van de leerovereenkomst vóór of tijdens de opzeggingstermijn
schorst de opzeggingstermijn niet.
Art. 12.
§ 1. Om erkend te kunnen worden
moet de leerovereenkomst beantwoorden aan de bepalingen van dit besluit,
onverminderd de bijzondere bepalingen die de praktijkcommissie voor een
opleiding of een groep van opleidingen kan opleggen.
§ 2. De leertrajectbegeleider
moet het verzoek tot erkenning van de leerovereenkomst, binnen een redelijke
termijn na de ondertekening ervan, samen met een advies aan de
praktijkcommissie bezorgen.
§ 3. Op basis van het verzoek en
het advies van de leertrajectbegeleider moet de praktijkcommissie in het
bijzonder kunnen nagaan :
1° of de leerovereenkomst
gesloten werd in een opleidingsplaats die voldoet aan de vereisten, vermeld in
artikel 14 tot en met 18, en of de leerling voldoet aan de voorwaarden, vermeld
in artikel 4;
2° of de leerovereenkomst voldoet aan de
vereisten, vermeld in dit besluit.
§ 4. Voldoet de leerovereenkomst
niet aan de bepalingen, vermeld in § 1, dan erkent de praktijkcommissie de
leerovereenkomst niet. De beslissing daarover moet uiterlijk binnen een maand
na indiening van het verzoek tot erkenning, schriftelijk betekend worden aan de
leertrajectbegeleider. De leertrajectbegeleider brengt de betrokken partijen
daarvan schriftelijk op de hoogte.
§ 5. Tegen de niet-erkenning van
een leerovereenkomst kunnen de betrokken partijen, hetzij gezamenlijk, hetzij
individueel, binnen tien kalenderdagen na de schriftelijke melding van de
beslissing, een verzoek tot herziening indienen bij de praktijkcommissie. Na
onderzoek en na het horen van de partijen neemt de praktijkcommissie zo snel
mogelijk een beslissing en uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na
ontvangst van het verzoek.
Art. 13.
De betrokken partijen verbinden er
zich toe, de problemen die rijzen tijdens de uitvoering van de
leerovereenkomst, onmiddellijk aan de leertrajectbegeleider voor te
leggen.
Onderafdeling II. - De opleidingsplaats en
het ondernemingshoofd-opleider
Art. 14.
§ 1. Een opleidingsplaats van een
leerling in de leertijd wordt pas erkend als aan de volgende voorwaarden is
voldaan :
1° het ondernemingshoofd moet
:
a) van onberispelijk gedrag zijn;
b) ten
volle 25 jaar oud zijn en ten minste vijf jaar praktijk in het beroep hebben,
waarvan twee jaar als ondernemingshoofd;
2° de
opleidingsplaats moet op het vlak van de organisatie en de bedrijfsuitrusting
voldoen om de praktijkopleiding van een leerling mogelijk te maken
overeenkomstig het opleidingsprogramma in het beroep dat het voorwerp uitmaakt
van de leerovereenkomst. De praktijkcommissie kan de vereiste organisatie en
bedrijfsuitrusting nader bepalen.
§ 2. Als een ondernemingshoofd
houder is van een diploma van ondernemersopleiding of, volgens de beoordeling
van de praktijkcommissie, een bewijs van bijzondere bekwaamheid voorlegt, wordt
de leeftijd, vermeld in § 1, 1° b), op 23 jaar
gebracht.
§ 3. Ambtshalve of op voorstel
van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan de praktijkcommissie afwijken
van de vereiste inzake praktijk in het beroep, vermeld in § 1, 1° b),
als het ondernemingshoofd het bewijs levert van een vooropleiding die past
binnen de aard van het beroep.
§ 4. Als het ondernemingshoofd
niet persoonlijk de praktijkopleiding van een leerling waarneemt of niet
voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 1, 1°, en § 2, moet het
ondernemingshoofd, op voorwaarde dat de onderneming ongeacht haar
rechtspersoonlijkheid twee jaar bestaat, onder de personeelsleden een monitor
aanwijzen die, met uitzondering van de twee jaar praktijk in het beroep als
ondernemingshoofd, de voorwaarden, vermeld in § 1, 1°, § 2 en
§ 3, vervult. Op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan
de praktijkcommissie afwijken van de vereiste dat de onderneming 2 jaar moet
bestaan.
De monitor neemt de praktijkopleiding en de
pedagogische begeleiding van een leerling waar, onder de verantwoordelijkheid
van het ondernemingshoofd en overeenkomstig de richtlijnen van de
praktijkcommissie.
§ 5. Ambtshalve of op voorstel
van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan de praktijkcommissie het
ondernemingshoofd-opleider of, in voorkomend geval, de monitor verplichten een
bijscholing te volgen om als opleider van een leerling te kunnen optreden of
blijven optreden.
Art. 15.
Als de onderneming een
rechtspersoon is, zijn de bepalingen, vermeld in artikel 14 van toepassing op
de natuurlijke persoon die met de werkelijke leiding belast is en die
gemachtigd is de rechtspersoon te verbinden.
Art. 16.
De praktijkcommissie onderzoekt of
de opleidingsplaats voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel
14.
Als de praktijkcommissie oordeelt dat de opleidingsplaats
niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 14, dan kan het
ondernemingshoofd binnen veertien kalenderdagen na kennisgeving bij aangetekend
schrijven van de beslissing tot niet-erkenning een verzoek tot herziening bij
de praktijkcommissie indienen. Na onderzoek en na het horen van het
ondernemingshoofd doet de praktijkcommissie zo snel mogelijk en uiterlijk
binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek, een
uitspraak.
Art. 17.
Het ondernemingshoofd-opleider of,
in voorkomend geval, de monitor die een eerste maal een leerling of
cursist-stagiair opleidt, kan tijdens het eerste jaar hoogstens
één leerling of cursist-stagiair
opleiden.
Ambtshalve of op voorstel van de
leertrajectbegeleider en na onderzoek beslist de praktijkcommissie, of het
ondernemingshoofd-opleider of, in voorkomend geval, de monitor na een eerste
opleidingsjaar van één leerling of één
cursist-stagiair, twee leerlingen of cursisten-stagiairs of een leerling en een
cursist-stagiair gelijktijdig mag opleiden.
Binnen eenzelfde
onderneming kan de praktijkcommissie ambtshalve of op voorstel van de
leertrajectbegeleider en na onderzoek beslissen dat meer dan twee leerlingen en
cursisten-stagiairs gelijktijdig opgeleid worden, op voorwaarde dat het
ondernemingshoofd een of meer monitors overeenkomstig artikel 14, § 4,
onder de personeelsleden aanwijst.
De bepalingen, vermeld in
het eerste tot en met het derde lid, gelden per afzonderlijke
uitbatingzetel.
Art. 18.
Elke wijziging met betrekking tot
de beroepsactiviteit of de uitbatingzetel, die gevolgen heeft voor de opleiding
van de leerling, moet door het ondernemingshoofd binnen tien kalenderdagen aan
de leertrajectbegeleider meegedeeld worden.
Ambtshalve of op
voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan de praktijkcommissie
naar aanleiding van een dergelijke wijziging besluiten de erkenning van de
leerovereenkomst op te heffen. Die beslissing moet aan het ondernemingshoofd
schriftelijk meegedeeld worden.
Het ondernemingshoofd kan bij
de praktijkcommissie een verzoek tot herziening indienen binnen veertien
kalenderdagen na kennisgeving bij aangetekend schrijven van de beslissing. Na
onderzoek en na het horen van het ondernemingshoofd doet de praktijkcommissie
zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek,
uitspraak.
Onderafdeling III. - Rechten en plichten
van de partijen
Art. 19.
Het ondernemingshoofd-opleider en
de leerling moeten respectvol met elkaar omgaan. Gedurende de uitvoering van de
leerovereenkomst moeten zij de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen
en waarborgen.
Art. 20.
De leerling is verplicht :
1° de leerovereenkomst te sluiten en uit te voeren met de
bedoeling de leertijd te voleindigen;
2° behoudens
vrijstelling, de theoretische vorming te volgen en deel te nemen aan de daaraan
verbonden examens en praktische proeven;
3° het takenboek,
vermeld in artikel 8, tweede lid, 4°, nauwgezet bij te houden en in te
vullen;
4° de opgedragen taken zorgvuldig, eerlijk en
nauwgezet te verrichten op de tijd, plaats en wijze die is
overeengekomen;
5° te handelen volgens de richtlijnen die
het ondernemingshoofd-opleider, de aangestelden en lasthebbers of, in
voorkomend geval, de monitor geeft;
6° zich te onthouden
van al wat schade kan berokkenen aan de eigen veiligheid, de veiligheid van de
werkmakkers, het ondernemingshoofd-opleider of derden;
7°
het toevertrouwde gereedschap, de werkkledij en de ongebruikte grondstoffen in
goede staat aan het ondernemingshoofd-opleider terug te
geven;
8° tijdens en na de proeftijd de leerovereenkomst
alleen te beëindigen overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel
31;
9° de leertrajectbegeleider onmiddellijk te waarschuwen
als problemen rijzen bij de uitvoering van de
leerovereenkomst;
10° zowel tijdens de uitvoering als na de
beëindiging van de leerovereenkomst :
a) geen
fabrieksgeheimen, zakengeheimen en geheimen in verband met persoonlijke of
vertrouwelijke aangelegenheden bekend te maken;
b) geen daden
van oneerlijke concurrentie te stellen of eraan mee te
werken.
Art. 21.
§ 1. Onder voorbehoud van het
van toepassing zijn van een collectieve arbeidsovereenkomst ontvangt de
leerling maandelijks een leervergoeding van het ondernemingshoofd. De
leervergoeding bedraagt minimaal :
1° 280,57 euro tijdens
het eerste opleidingsjaar van het opleidingstraject;
2°
374,10 euro tijdens het tweede opleidingsjaar van het
opleidingstraject;
3° 467,63 euro tijdens het derde
opleidingsjaar van het opleidingstraject.
De verhoging van de
leervergoeding gaat in op 1 juli, voorafgaand aan het
cursusjaar.
Vanaf de eerste dag van de maand waarin de leerling
de leeftijd van 18 jaar bereikt, ontvangt de leerling een leervergoeding die
minimaal 374,10 euro tijdens het eerste opleidingsjaar van het
opleidingstraject en 420,86 euro tijdens het tweede opleidingsjaar van het
opleidingstraject bedraagt.
§ 2. De leerling die een
opleidingstraject van minstens twee jaar met succes heeft beëindigd en een
nieuw opleidingstraject aanvat, ontvangt voor het nieuwe opleidingstraject de
vergoeding, vermeld in § 1, eerste lid, 3°.
§ 3. De leervergoedingen, vermeld
in § 1, worden de eerste januari van elk jaar aangepast aan de evolutie
van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november
die voorafgaat, met dien verstande dat de eerste aanpassing pas plaatsheeft op
1 januari 2009. Die aanpassing wordt berekend volgens de formule :
vastgestelde vergoeding x nieuw indexcijfer / indexcijfer
november 2007 (basis 2004)
De aldus aangepaste bedragen worden
afgerond tot de hogere cent.
§ 4. Met behoud van de toepassing
van § 3 wordt de minimumleervergoeding, met inbegrip van de voordelen in
natura, beperkt tot het bedrag waarboven de leerling in het kader van de
wetgeving op de kinderbijslagen, ophoudt rechtgevend te zijn op de uitkering
ervan.
§ 5. Het ondernemingshoofd
betaalt de minderjarige leerling op geldige wijze de leervergoeding uit van
hand tot hand, tenzij er verzet is door de wettelijke vertegenwoordiger van de
minderjarige.
§ 6. De leervergoeding is door
het ondernemingshoofd verschuldigd zowel voor de praktijkopleiding in de
onderneming als voor het volgen van de theoretische vorming en het deelnemen
aan de examens van de leertijd.
§ 7. De bepalingen van de wet van
12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers zijn van
toepassing op de leervergoeding.
§ 8. Het ondernemingshoofd dat
de leerovereenkomst beëindigt op een wijze die strijdig is met de
bepalingen van artikel 31 van dit besluit, is een vergoeding verschuldigd die
overeenstemt met een leervergoeding voor een
maand.
Art. 22.
Om de leerling op de uitoefening
van het beroep en op de examens van de leertijd voor te bereiden, moet het
ondernemingshoofd-opleider erover waken dat de leerling de praktijkopleiding
volgt, die voorgeschreven is door het opleidingsprogramma, vermeld in artikel
8, tweede lid, 1°.
Daartoe is het ondernemingshoofd in het
bijzonder verplicht :
1° als een goed huisvader ervoor te
zorgen dat de praktijkopleiding plaatsvindt in behoorlijke omstandigheden met
betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de leerling overeenkomstig de
voorschriften van de wetgeving betreffende het welzijn op het
werk;
2° de leertrajectbegeleider en de wettelijke
vertegenwoordiger van de leerling overeenkomstig dit besluit en de richtlijnen
van de praktijkcommissie op de hoogte te houden van het verloop van de
praktijkopleiding;
3° aan de leerling de nodige hulp,
gereedschappen, grondstoffen, werk- en veiligheidskleding ter beschikking te
stellen zonder dat dit beschouwd mag worden als een voordeel in
natura;
4° de nodige aandacht te besteden aan de opvang en
de integratie van de leerling in het beroepsmilieu;
5° de
leerling geen taken te laten verrichten die niets te maken hebben met het
beroep, die gevaarlijk of schadelijk kunnen zijn of die krachtens wettelijke of
reglementaire bepalingen verboden zijn;
6° de leerling
behoorlijk te huisvesten en gezond en voldoende voedsel te verstrekken, als hij
de verbintenis heeft aangegaan om de leerling kost en inwoning te
verschaffen.
Art. 23.
Samen met de leertrajectbegeleider
moet het ondernemingshoofd-opleider erover waken dat de leerling nauwgezet het
takenboek, vermeld in artikel 8, tweede lid, 4°, bijhoudt en, behoudens
vrijstelling, de theoretische vorming volgt en aan alle examens en praktische
proeven deelneemt.
Het ondernemingshoofd moet in het bijzonder
de leerling in staat stellen zich naar de cursussen van de theoretische
vorming, de examens en de praktische proeven te begeven.
Als de
cursussen, de examens en de praktische proeven niet op een arbeidsdag
plaatsvinden, moet het ondernemingshoofd binnen een termijn van vijf werkdagen
aan de leerling een hele of een halve compensatiedag toekennen overeenkomstig
de duur van de cursussen, de examens of praktische proeven.
Het
ondernemingshoofd moet de leerling in staat stellen om zich ook tijdens de
arbeidsuren naar de leertrajectbegeleider te begeven.
Art. 24.
Het ondernemingshoofd moet zich
schikken naar alle wettelijke, reglementerende en conventionele bepalingen,
inzonderheid met betrekking tot voorzieningen van sociale zekerheid,
arbeidswetgeving, welzijnswetgeving en verzekeringen, die opgelegd zijn aan het
ondernemingshoofd dat een erkende leerovereenkomst heeft
ondertekend.
Het ondernemingshoofd moet ten aanzien van de
leerling de wetgeving op de jaarlijkse vakantie naleven. Aan de leerling die
tijdens een bepaald jaar wettelijk geen of slechts gedeeltelijk recht op
vakantie heeft, moet het ondernemingshoofd een niet-betaalde vakantie verlenen,
die de leerling kan opnemen zoals de wettelijke vakantie. De betaalde en
niet-betaalde vakantie moeten samen ten minste 24 dagen bedragen voor twaalf
maanden uitvoering van de leerovereenkomst tijdens het lopende
kalenderjaar.
Bovendien moet het ondernemingshoofd aan de
leerling één niet-betaalde vakantiedag toekennen per volledige
kalendermaand van uitvoering van de leerovereenkomst in zijn onderneming. Met
uitvoering van de leerovereenkomst worden gelijkgesteld, alle periodes van
schorsing, vermeld in artikel 28 en 29. Die vakantiedagen zijn niet
overdraagbaar naar een andere onderneming en naar een volgend
kalenderjaar.
Het ondernemingshoofd moet zich schikken naar het
dagelijkse en wekelijkse werkrooster, zoals bepaald door het arbeidsreglement.
Dat werkrooster mag de maximumgrens, vastgesteld door een collectieve
arbeidsovereenkomst of, bij gebrek aan een collectieve arbeidsovereenkomst, de
maximumgrens, vastgelegd door de arbeidswetgeving, niet
overschrijden.
Art. 25.
Als de leerling bij de uitvoering
van de leerovereenkomst het ondernemingshoofd-opleider of derden schade
berokkent, is hij alleen aansprakelijk ingeval van bedrog of zware schuld.
Voor lichte schuld is hij alleen aansprakelijk als die schuld
eerder gewoonlijk dan toevallig bij hem voorkomt.
De leerling
is niet verantwoordelijk voor de beschadigingen of de sleet die toe te
schrijven is aan het regelmatig gebruik van het voorwerp, noch voor het
toevallige verlies ervan. Als het werk eenmaal in ontvangst is genomen, is de
leerling niet meer aansprakelijk voor het gebrekkige
werk.
Art. 26.
Het ondernemingshoofd-opleider of,
in voorkomend geval, de monitor moeten de leertrajectbegeleider behulpzaam zijn
als die laatste overeenkomstig artikel 39, 6°, van het decreet toezicht
uitoefent op de door zijn bemiddeling gesloten leerovereenkomst in de
onderneming.
Het ondernemingshoofd-opleider of, in voorkomend
geval, de monitor moeten de door Syntra Vlaanderen aangewezen personeelsleden
behulpzaam zijn als zij overeenkomstig artikel 42 van het decreet, toezicht
uitoefenen op de bepalingen van het decreet en van dit
besluit.
Art. 27.
Op verzoek van de leerling is het
ondernemingshoofd verplicht een verklaring te bezorgen waarop de begin- en de
einddatum van de leerovereenkomst en de aard van de praktijkopleiding worden
vermeld.
Onderafdeling IV. - Schorsing van de
uitvoering van de leerovereenkomst
Art. 28.
De leerling heeft het recht om
tijdens de uitvoering van de leerovereenkomst afwezig te zijn, met behoud van
de leervergoeding, ter gelegenheid van de gebeurtenissen en onder dezelfde
voorwaarden als vermeld in artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten.
Art. 29.
§ 1. De uitvoering van de
leerovereenkomst wordt geschorst in de gevallen en onder de voorwaarden,
bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Tijdens de schorsing van de uitvoering van de leerovereenkomst
behoudt elke leerling het recht op zijn gewaarborgde leervergoeding gedurende
de eerste 30 dagen. De gewaarborgde leervergoeding is niet verschuldigd in die
schorsingsgevallen waarin overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 geen
gewaarborgd loon is verschuldigd.
§ 2. In afwijking van § 1,
tweede lid, behoudt de leerling gedurende de eerste 30 dagen van de
zwangerschaps- en bevallingsrust het recht op gewaarborgde leervergoeding :
1° als de schorsing wordt aangevat voor 1 januari van het
jaar waarin de leerling 19 jaar wordt;
2° als de schorsing
wordt aangevat na 31 december van het jaar waarin de leerling 18 jaar wordt en
de leerling overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
een wachttijd moet vervullen voor ze gerechtigd is moederschapsuitkeringen te
ontvangen. De gewaarborgde leervergoeding is evenwel niet meer verschuldigd
zodra de leerling na het vervullen van de wachttijd gerechtigd is
moederschapsuitkeringen te ontvangen.
§ 3. In afwijking van § 1,
tweede lid, is het ondernemingshoofd-opleider geen gewaarborgde leervergoeding
verschuldigd bij arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte.
De leerling heeft recht op de vergoeding en de wijze van betaling
overeenkomstig de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en overeenkomstig de
wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten,
gecoördineerd op 3 juni 1970.
Art. 30.
Als de uitvoering van de
leerovereenkomst meer dan een maand geschorst wordt, moet het ondernemingshoofd
zo snel mogelijk, en uiterlijk zeven kalenderdagen na het verstrijken van de
maand, de leertrajectbegeleider schriftelijk op de hoogte brengen. De
leertrajectbegeleider brengt het centrum op de hoogte.
Als na
een schorsing van meer dan een maand de uitvoering van de leerovereenkomst
hervat wordt, moet het ondernemingshoofd zo snel mogelijk, en uiterlijk zeven
kalenderdagen na de hervatting, de leertrajectbegeleider schriftelijk op de
hoogte brengen.
Als de uitvoering van de leerovereenkomst meer
dan een maand geschorst is, kan de praktijkcommissie ambtshalve of op voorstel
van de leertrajectbegeleider de duur van de leerovereenkomst aanpassen.
Onderafdeling V. - Einde van de
leerovereenkomst
Art. 31.
Met behoud van de toepassing van
de wijzen waarop de verbintenissen in het algemeen eindigen, neemt de
uitvoering van de leerovereenkomst een einde :
1° als de
termijn verstreken is;
2° als de leerling of het
ondernemingshoofd-opleider overlijdt;
3° als er overmacht
is, die tot gevolg heeft dat de uitvoering van de leerovereenkomst definitief
onmogelijk wordt;
4° als een van de partijen er tijdens de
proeftijd om heeft verzocht overeenkomstig artikel 11, tweede
lid;
5° als de erkenning van de leerovereenkomst wordt
ingetrokken of opgeheven;
6° als de schorsing van de
uitvoering van de leerovereenkomst langer dan zes maanden aanhoudt en een van
de partijen de wens uit de leerovereenkomst niet verder uit te
voeren;
7° als er geen monitor is als vermeld in artikel
14, § 4.
De leertrajectbegeleider brengt het centrum op de
hoogte van de beëindiging van de uitvoering van de
leerovereenkomst.
Art. 32.
Het ondernemingshoofd-opleider en
de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen het bestaan van een
reden inroepen die de verbreking van de uitvoering van de leerovereenkomst
wettigt, ingeval de leerling, respectievelijk het ondernemingshoofd-opleider,
ernstig tekortschiet in de verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van
de leerovereenkomst, als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de
praktijkopleiding ernstig belemmeren of als de leerling op basis van ernstige
motieven wil overschakelen naar een andere erkende opleiding in een beroep of
een ander opleidingstraject.
Het ondernemingshoofd-opleider en
de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger moeten de reden schriftelijk
mededelen aan de leertrajectbegeleider. De leertrajectbegeleider bemiddelt en
tracht de partijen te verzoenen. Daarvoor beschikt de leertrajectbegeleider
over een termijn van maximaal drie weken. Die termijn neemt een aanvang vanaf
de ontvangst van de schriftelijke melding. Een schorsing van de
leerovereenkomst tijdens de verzoeningstermijn schorst de verzoeningstermijn
niet.
Tijdens de verzoeningstermijn moeten de partijen de
uitvoering van de leerovereenkomst voortzetten.
Als de
leertrajectbegeleider niet slaagt in een verzoening of als de partijen of een
van de partijen geen gevolg geven aan zijn voorstel tot verzoening, bezorgt hij
binnen tien werkdagen een advies samen met het verslag van het gesprek met de
partijen aan de praktijkcommissie.
Na onderzoek oordeelt de
praktijkcommissie of er voor het ondernemingshoofd-opleider of de leerling een
reden bestaat die de verbreking van de uitvoering van de leerovereenkomst
wettigt.
Als de praktijkcommissie oordeelt dat er een reden is
die de verbreking van de uitvoering van de leerovereenkomst wettigt, heft ze de
erkenning van de leerovereenkomst op en kan ze daarbij beslissen tot de
uitsluiting van het ondernemingshoofd-opleider en de
leerling.
Art. 33.
De praktijkcommissie kan
ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek, de
erkenning van een leerovereenkomst intrekken, als bij het sluiten van de
overeenkomst een van de partijen of beide partijen valse verklaringen hebben
afgelegd of vervalste documenten hebben voorgelegd.
Bij de
intrekking van de erkenning van de leerovereenkomst worden de erkenning, alsook
alle gevolgen daarvan, met terugwerkende kracht tot bij de aanvang van de
uitvoering van de leerovereenkomst ongedaan gemaakt wat de partij betreft die
de valse verklaringen heeft afgelegd of vervalste documenten heeft
voorgelegd.
Het ondernemingshoofd-opleider en de leerling of
zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen individueel of gezamenlijk binnen een
maand na kennisneming van de beslissing bij de praktijkcommissie bezwaar
aantekenen tegen de intrekking van de erkenning van de leerovereenkomst. Het
bezwaar heeft geen opschortende werking. Na onderzoek en na het horen van de
partijen spreekt de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na ontvangst
van het bezwaar.
Art. 34.
De praktijkcommissie kan
ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en/of het
begeleidingsteam na onderzoek de erkenning van een leerovereenkomst opheffen
als :
1° de voorwaarden van de erkenning niet meer aanwezig
zijn;
2° een van de partijen de verplichtingen niet meer
naleeft;
3° blijkt dat de leerling niet de intellectuele
geschiktheid of de beroepsgeschiktheid bezit om de kennis, bepaald in het
opleidingsprogramma, te verwerven, inzonderheid naar aanleiding van de examens
en praktische proeven;
4° de leerling zich schuldig maakt
aan wangedrag tijdens de theoretische vorming of de
praktijkopleiding.
Bij de opheffing van de erkenning van de
leerovereenkomst worden de erkenning, alsook de gevolgen van die erkenning,
vanaf een door de praktijkcommissie bepaalde datum ongedaan
gemaakt.
Het ondernemingshoofd-opleider en de leerling of zijn
wettelijke vertegenwoordiger kunnen individueel of gezamenlijk binnen een maand
na kennisneming van de beslissing bij de praktijkcommissie bezwaar aantekenen
tegen de opheffing van de erkenning van de leerovereenkomst. Het bezwaar heeft
geen opschortende werking. Na onderzoek en na het horen van de partijen spreekt
de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na ontvangst van het
bezwaar.
Art. 35.
Bij de beëindiging van de
erkenning van de leerovereenkomst kan de praktijkcommissie beslissen tot de
uitsluiting van het ondernemingshoofd-opleider en de
leerling.
De uitsluiting van het voordeel van erkenning van
latere leerovereenkomsten kan voor een bepaalde of voor een onbepaalde termijn
zijn.
Het ondernemingshoofd-opleider of de leerling kan binnen
een maand na kennisneming van de beslissing bezwaar aantekenen tegen de
uitsluiting bij de praktijkcommissie. Dat bezwaar heeft geen opschortende
werking. Na onderzoek en na het horen van het ondernemingshoofd-opleider en de
leerling spreekt de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na ontvangst
van het bezwaar.
Bij een uitsluiting voor een onbepaalde
termijn kan het ondernemingshoofd-opleider en de leerling aan de
praktijkcommissie een verzoek tot herziening van de beslissing richten, als
zich een nieuw feit voordoet. Na onderzoek en na het horen van het
ondernemingshoofd-opleider en de leerling doet de praktijkcommissie uitspraak
binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek.
Art. 36.
Als de praktijkcommissie
overeenkomstig artikel 35 beslist tot de uitsluiting van een
ondernemingshoofd-opleider, betaalt het ondernemingshoofd-opleider aan de
leerling een vergoeding. Die vergoeding stemt overeen met het bedrag van de
leervergoeding die verschuldigd is aan de leerling voor een periode van drie
maanden.
Afdeling II. - Het voortraject
Art. 37.
Overeenkomstig artikel 6, § 1,
derde lid, kan in geval van ontstentenis van de praktijkopleiding ten gevolge
van de verbreking of de opschorting van de leerovereenkomst, de leerling de
component werkplekleren invullen door een voortraject dat door de Vlaamse
Regering wordt goedgekeurd en gesubsidieerd.
HOOFDSTUK III. - De component leren
Afdeling I. - De theoretische
vorming
Art. 38.
§ 1. Overeenkomstig artikel 31,
derde lid, van het decreet leren en werken, wordt de theoretische vorming
verstrekt gedurende ten minste 30 weken per schooljaar, naar rata van minimaal
8 wekelijkse uren, waaronder minimaal 4 uren algemene vorming en minimaal 4
uren beroepsgerichte vorming. Een lesuur moet 50 minuten effectieve lesduur
omvatten.
De theoretische vorming kan aanvullende
taalcursussen en bijwerkingscursussen omvatten.
De lessen
worden gelijkmatig over ten minste 8 maanden gespreid en starten uiterlijk op 1
oktober. De raad van bestuur van Syntra Vlaanderen kan voor bijzondere gevallen
beslissen om een opleiding in een ander week- of jaarritme te organiseren op
voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan het totale aantal uren op
jaarbasis.
§ 2. Overeenkomstig
artikel 33, § 1, tweede
lid, van het decreet leren en werken, wordt de algemene vorming
verstrekt op basis van door de Vlaamse Regering goedgekeurde
leerplannen.
§ 3.De beroepsgerichte vorming omvat
technische leerinhouden die afgeleid zijn uit de referentiekaders, vermeld in
artikel 32, § 1, van het decreet leren en werken, en die de opleiding in
een beroep beogen. Ze is aanvullend op en onlosmakelijk verbonden met de
praktijkopleiding in een onderneming.
§ 4. De aanvullende taalcursussen
zijn gericht op het verwerven van een basiskennis Nederlands voor anderstaligen
of op het verwerven van een basiskennis van een vreemde taal om de omgang met
het cliënteel te bevorderen.
§ 5. De bijwerkingscursussen zijn
cursussen binnen de algemene vorming en de beroepsgerichte vorming in het
bijzonder voor leerlingen met een leerachterstand of leerlingen die zich na 31
januari van het lopende cursusjaar
inschrijven.
Art. 39.
De cursussen van de theoretische
vorming worden georganiseerd door de centra.
De cursussen zijn
mondeling.
De raad van bestuur kan, na onderzoek, bepalen dat
de cursussen op een andere wijze gegeven worden.
Art. 40.
Overeenkomstig artikel 38 van het
decreet leren en werken kunnen geen directe of indirecte inschrijvingsgelden
gevraagd worden. Het centrumbestuur bepaalt de lijst van financiële
bijdragen die aan de leerlingen kunnen worden gevraagd, alsook de afwijkingen
van die bijdrageregeling die kunnen worden toegekend.
De lijst
van financiële bijdragen moet worden opgenomen in het centrumreglement,
vermeld in artikel 50 van het decreet leren en werken. Het centrumreglement
moet ter goedkeuring aan de raad van bestuur worden
voorgelegd.
Art. 41.
Om erkend te kunnen worden moet elke
cursus van de algemene en beroepsgerichte vorming aan de volgende vereisten
beantwoorden :
1° opgenomen zijn in een organisatieplan
van het centrum dat door de raad van bestuur goedgekeurd is;
2° voldoen aan de bepalingen van het decreet leren en
werken;
3° overeenstemmen met de leerplannen en curricula,
vastgelegd overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 38 en 42;
4° gegeven worden voor groepen van leerlingen waarvan het
maximumaantal beantwoordt aan de bepalingen, vermeld in artikel 47;
5° gegeven worden door lesgevers die voldoen aan de
bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991 tot
bepaling van de werkvoorwaarden en de geldelijke regeling van de lesgevers in
de leertijd en in de gecertificeerde opleidingen.
Art. 42.
De cursussen van de algemene vorming
en de beroepsgerichte vorming moeten overeenstemmen met de curricula zoals
vastgesteld door de raad van bestuur. De curricula bevatten de
toelatingsvoorwaarden en vrijstellingsvoorwaarden, de vereiste infrastructuur
en uitrusting van de centra en het programma. Het programma omvat de minimale
doelstellingen, de leerinhouden, de methodische richtlijnen, de richtlijnen
voor de evaluatie en de puntenverdeling.
Met behoud van de
toepassing van artikel 32 en 33 van het decreet leren en werken kan de raad van
bestuur, na onderzoek, wijzigingen aan de vastgelegde curricula toestaan om het
invoeren van pedagogische of inhoudelijke vernieuwingen mogelijk te
maken.
Art. 43.
Om erkend te kunnen worden moet elke
aanvullende taalcursus aan de volgende vereisten beantwoorden :
1° opgenomen zijn in een organisatieplan van het centrum
dat door de raad van bestuur goedgekeurd is;
2° gegeven
worden voor groepen van leerlingen waarvan het maximumaantal beantwoordt aan de
bepalingen, vermeld in artikel 47.
Art. 44.
Het organisatieplan, vermeld in
artikel 41, 1°, en artikel 43, 1°, moet voldoen aan de vereisten en
ingediend worden overeenkomstig de procedure vastgelegd door de raad van
bestuur.
Art. 45.
Elke cursus van de theoretische
vorming groepeert leerlingen van eenzelfde opleidingsjaar.
Leerlingen van verschillende opleidingsjaren kunnen, na
goedkeuring door Syntra Vlaanderen, samengevoegd worden. Het programma moet dan
dermate gespreid zijn dat een onderdeel ervan niet tweemaal aan dezelfde
leerlingen wordt gegeven.
Art. 46.
Elke cursus beroepstechnische vorming
groepeert leerlingen van eenzelfde opleiding in een beroep of van een groep van
verwante opleidingen in een beroep.
Leerlingen van
verschillende opleidingen in een beroep of van verschillende groepen van
verwante opleidingen in een beroep kunnen, na goedkeuring door Syntra
Vlaanderen, samengevoegd worden.
Art. 47.
§ 1. Een groep leerlingen van
eenzelfde opleidingsjaar algemene vorming moet, rekening houdend met de
pedagogische vereisten, gesplitst worden vanaf 17 regelmatig ingeschreven
leerlingen in het eerste opleidingsjaar en vanaf 21 regelmatig ingeschreven
leerlingen in de volgende opleidingsjaren.
Wat de
beroepsgerichte vorming betreft, moet een groep leerlingen van eenzelfde
opleidingsjaar en van eenzelfde opleiding of groep van verwante opleidingen in
een beroep, rekening houdend met de pedagogische vereisten, gesplitst worden
vanaf 19 regelmatig ingeschreven leerlingen.
§ 2. Een aanvullende taalcursus die
gericht is op het verwerven van een basiskennis Nederlands voor anderstaligen
wordt georganiseerd voor een groep van ten hoogste 8 regelmatig ingeschreven
leerlingen.
§ 3. Een aanvullende taalcursus die
gericht is op het verwerven van een basiskennis van een vreemde taal wordt
georganiseerd voor een groep van ten hoogste 20 regelmatig ingeschreven
leerlingen.
§ 4. De bijwerkingscursussen worden
georganiseerd voor een groep van ten hoogste 8 regelmatig ingeschreven
leerlingen.
§ 5. De raad van bestuur bepaalt wat
onder regelmatig ingeschreven leerlingen moet worden
verstaan.
§ 6. Om budgettaire,
organisatorische en/of pedagogisch-didactische redenen kan de raad van bestuur
bepalen dat een cursus een hoger aantal leerlingen mag tellen of een lager
aantal leerlingen moet tellen dan het aantal vermeld in § 1, § 2,
§ 3 en § 4.
Art. 48.
De erkenning van een cursus kan
opgeheven worden als die cursus niet meer beantwoordt aan de vereisten, vermeld
in artikel 41 en 43.
Art. 49.
Overeenkomstig het besluit van de
Vlaamse Regering van 31 juli 1991 tot bepaling van de werkvoorwaarden en de
geldelijke regeling van de lesgevers in de leertijd en in de gecertificeerde
opleidingen worden de lesgevers aangeworven door de centra en moeten zij de
nodige bekwaamheid bezitten om hun opdracht te vervullen.
Syntra Vlaanderen houdt toezicht op de bekwaamheid van de
lesgevers en is in overleg met de centra belast met de pedagogisch-didactische
begeleiding van de lesgevers.
Afdeling II. - Toelating tot de cursussen van de
theoretische vorming
Art. 50.
Tot de cursussen van de theoretische
vorming worden toegelaten :
1° de leerlingen die behoudens
artikel 37, verbonden zijn door een erkende leerovereenkomst;
2° de leerlingen die overeenkomstig artikel 4, § 2,
worden toegelaten tot de leertijd;
3° de leerlingen die
zijn ingeschreven in een centrum en nog moeten worden gescreend overeenkomstig
artikel 62 van het
decreet leren en werken.
Art. 51.
Een leerling wordt niet toegelaten tot
de cursussen van de theoretische vorming in een opleiding, als hij al in het
bezit is van een eindstudiebewijs van dezelfde opleiding behaald in het
secundair onderwijs, in het volwassenenonderwijs of in de leertijd.
Een leerling die door Syntra Vlaanderen wordt uitgeschreven
uit de leertijd, wordt niet meer toegelaten tot de cursussen van de
theoretische vorming.
Art. 52.
Leerlingen moeten overeenkomstig
artikel 58, tweede lid,
van het decreet leren en werken, uiterlijk op 31 januari van het lopende
cursusjaar ingeschreven zijn.
Wegens bijzondere en
uitzonderlijke omstandigheden en voor individuele gevallen kan Syntra
Vlaanderen een afwijking verlenen op de inschrijvingsdatum.
§ 3. Het centrum houdt alle gegevens over de leerlingen
bij, die relevant zijn voor de controle op de leerplicht en het naleven van de
bepalingen van het decreet leren en werken en zijn
uitvoeringsbesluiten.
Art. 53.
Voor leerlingen die na 1 oktober van
het lopende cursusjaar ingeschreven worden, wordt het programma rekening
houdend met de vooropleiding van de leerling ingekort en gelijkmatig gespreid
over de resterende maanden van het cursusjaar.
Leerlingen die
uitzonderlijk na 31 januari van het lopende cursusjaar ingeschreven worden,
kunnen door het begeleidingsteam verwezen worden naar bijwerkingscursussen, als
vermeld in artikel 38, § 1, tweede lid, van dit besluit.
Art. 54.
De leertrajectbegeleider bepaalt het
opleidingstraject en het traject algemene vorming op basis van de intake en de
screening. Hij pleegt, naargelang van de situatie, overleg met andere
betrokkenen. Hij licht de leerling en de wettelijke vertegenwoordiger in over
de passende cursussen theoretische vorming en de lesplaatsen waar deze
georganiseerd worden.
Op basis van de inlichtingen van de
leertrajectbegeleider en afhankelijk van het opleidingstraject en het traject
algemene vorming kiezen de leerling en de wettelijke vertegenwoordiger de
lesplaats.
Overeenkomstig artikel 39 van het decreet schrijft
de leertrajectbegeleider de leerling in in de passende cursus.
Als dat nodig is, kan Syntra Vlaanderen de betrokken leerling
verwijzen naar een meer passende cursus in een ander
centrum.
Afdeling III. - Het volgen van de
lessen
Art. 55.
De leerlingen volgen de theoretische
vorming integraal, dus zowel de algemene als de beroepsgerichte vorming, in
hetzelfde centrum en op eenzelfde cursusdag per week.
In
overleg met het centrum, kan Syntra Vlaanderen een afwijking verlenen op het
eerste lid.
Art. 56.
Elke leerling volgt de cursussen van
de theoretische vorming in overeenstemming met zijn traject algemene vorming en
zijn opleidingstraject.
Art. 57.
Voor leerlingen die verbonden zijn
door een erkende leerovereenkomst en die kiezen voor een opleiding in een
beroep waarvoor geen cursus beroepsgerichte vorming wordt georganiseerd, kan
Syntra Vlaanderen na grondig onderzoek, in overleg met het centrum een
alternatief programma beroepsgerichte vorming opstellen.
De
leerlingen, vermeld in het eerste lid, moeten aan de theoretische examens
beroepsgerichte vorming en de praktische proeven
deelnemen.
Art. 58.
Syntra Vlaanderen coördineert de
pedagogische en didactische begeleiding van de leerlingen en houdt er in
samenwerking met de centra toezicht op dat ze de lessen volgen.
Leerlingen moeten regelmatig les volgen. Het begeleidingsteam
kan maatregelen nemen op pedagogisch vlak en kan in voorkomend geval de
praktijkcommissie voorstellen om de erkenning van de leerovereenkomst op te
heffen.
HOOFDSTUK IV. - De begeleiding,evaluatie en
studiebekrachtiging
Afdeling I. - Begeleiding
Art. 59.
De leerlingen worden integraal en
permanent begeleid en geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van het
decreet leren en werken, de bepalingen van dit besluit en de richtlijnen van de
raad van bestuur en de praktijkcommissie wat haar bevoegdheid
betreft.
Art. 60.
De bepalingen en richtlijnen, vermeld
in artikel 59, worden door de raad van bestuur gebundeld in een
examenreglement. Het centrum bezorgt aan elke leerling dat
examenreglement.
Art. 61.
De praktijkopleiding bij het
ondernemingshoofd-opleider moet inzonderheid aandacht krijgen en gevolgd worden
door de bespreking van het takenboek, de verslagen van de betrokken
leertrajectbegeleider en andere evaluatie-instrumenten, vastgelegd door de
praktijkcommissie.
Afdeling II. - Evaluatie
Onderafdeling I. - Algemene
vorming
Art. 62.
De algemene vorming wordt
overeenkomstig artikel
77 van het decreet leren en werken per opleidingsjaar op de
volgende twee manieren geëvalueerd :
1° door een
examen;
2° door tussentijdse evaluaties die aan de hand
van attitude, taken en toetsen de vorderingen van de leerling tijdens de lessen
algemene vorming van het cursusjaar beoordelen.
Art. 63.
Elk centrum moet een examen
algemene vorming organiseren op het einde van elk cursusjaar en in elke
lesplaats waar die cursus wordt georganiseerd.
Op verzoek van
het centrum kan Syntra Vlaanderen beslissen dat het examen, vermeld in het
eerste lid, gedeeltelijk plaatsvindt op een ander tijdstip tijdens het
cursusjaar.
Art. 64.
De examens moeten betrekking
hebben op het programma, vermeld in artikel 42, eerste
lid.
Art. 65.
De examens zijn schriftelijk en
worden opgesteld en beoordeeld door de lesgevers van de cursussen algemene
vorming.
Op verzoek van het centrum kan Syntra Vlaanderen
beslissen dat de examens mondeling zijn.
Om te slagen voor de
algemene vorming moet de leerling in elk opleidingsjaar de helft van het totale
aantal punten behalen na samenvoeging van de tussentijdse evaluaties en het
examen. De tussentijdse evaluaties worden beoordeeld op 30 % van het totale
aantal punten voor algemene vorming. Het examen wordt beoordeeld op 70 % van
het totale aantal punten voor algemene vorming.
Onderafdeling II. - Praktijkopleiding en
beroepsgerichte vorming
Art. 66.
De praktijkopleiding en de
beroepsgerichte vorming worden per opleidingsjaar op drie manieren
geëvalueerd :
1° door een praktische proef over de
praktijkopleiding;
2° door een theoretisch examen over de
beroepsgerichte vorming;
3° door tussentijdse evaluaties
die aan de hand van attitude, taken en toetsen de vorderingen van de leerling
tijdens de lessen beroepsgerichte vorming van het cursusjaar
beoordelen.
Art. 67.
Elk centrum moet een praktische
proef organiseren op het einde van elk cursusjaar. De praktische proef moet
afgestemd zijn op de competenties van het beroep dat het voorwerp is van de
leerovereenkomst.
De praktijkcommissie bepaalt per
opleidingsjaar de te meten competenties. Bij ontstentenis van een praktische
proef, vastgelegd door Syntra Vlaanderen, wordt de proef opgesteld door de
lesgever beroepsgerichte vorming.
Behoudens afwijkingen,
bepaald door Syntra Vlaanderen, wordt de praktische proef beoordeeld door een
lesgever van de cursus beroepsgerichte vorming.
De laatste
praktische proef van het opleidingstraject wordt beoordeeld door twee
juryleden, van wie minstens één geen lesgever is van de betrokken
leerling.
Art. 68.
Elk centrum moet een theoretisch
examen beroepsgerichte vorming organiseren op het einde van elk cursusjaar en
in elke lesplaats waar die cursus wordt georganiseerd.
Op
verzoek van het centrum kan Syntra Vlaanderen beslissen dat het examen, vermeld
in het eerste lid, gedeeltelijk plaatsvindt op een ander tijdstip tijdens het
cursusjaar.
Art. 69.
Het theoretische examen moet
betrekking hebben op het programma van de beroepgerichte vorming, vermeld in
artikel 42, eerste lid. Bij de vraagstelling moet de verbondenheid met de
praktijkopleiding zo veel mogelijk tot uiting komen.
Art. 70.
De theoretische examens zijn
schriftelijk. Bij ontstentenis van een theoretisch examen, vastgelegd door de
raad van bestuur, wordt het examen opgesteld door de lesgevers beroepsgerichte
vorming.
Het theoretische examen wordt beoordeeld door de
lesgevers van de cursus beroepsgerichte vorming.
Op verzoek
van het centrum kan Syntra Vlaanderen beslissen dat de examens mondeling
zijn.
Art. 71.
Om te slagen voor de
praktijkopleiding en de beroepsgerichte vorming moet de leerling :
1° de helft van het totale aantal punten behalen na
samenvoeging van de tussentijdse evaluaties, het theoretische examen en de
praktische proef;
2° de helft van het aantal punten
behalen op de praktische proef.
In afwijking van het eerste
lid kan de praktijkcommissie voor bepaalde beroepen beslissen dat de leerling
om te slagen in een opleidingsjaar bovendien de helft van het aantal punten op
onderdelen van de praktische proef moet behalen. De praktijkcommissie legt die
onderdelen vast.
De tussentijdse evaluaties worden beoordeeld
op 10 % van het totale aantal punten voor praktijkopleiding en beroepsgerichte
vorming. Het theoretische examen wordt beoordeeld op 30 % van het totale aantal
punten voor praktijkopleiding en beroepsgerichte vorming. De praktische proef
wordt beoordeeld op 60 % van het totale aantal punten voor praktijkopleiding en
beroepsgerichte vorming.
Onderafdeling III. - Gemeenschappelijke
bepalingen
Art. 72.
§ 1. Bij het einde van elk
cursusjaar beraadslaagt het begeleidingsteam in het bijzonder over het verdere
verloop van de leertijd van de leerlingen die onvoldoende punten hebben behaald
overeenkomstig de bepalingen, vermeld in onderafdeling I en
II.
§ 2. Na beraadslaging kan het
begeleidingsteam de volgende voorstellen in verband met het verder verloop van
de leertijd van de leerlingen, vermeld in § 1, aan de praktijkcommissie
bezorgen overeenkomstig artikel
77 van het decreet leren en werken :
1° de
leerling zet de leertijd zoals overeengekomen verder;
2°
de duur van de leerovereenkomst van de leerling wordt met een jaar verlengd;
3° de erkenning van de leerovereenkomst wordt opgeheven.
De voorstellen kunnen voor de leerling gepaard gaan met
begeleidende maatregelen op pedagogisch
vlak.
Art. 73.
Ter uitvoering van artikel 79 van
het decreet leren en werken wordt de beroepsprocedure tegen een beslissing van
de praktijkcommissie vastgesteld op de wijze, vermeld in het tweede tot en met
het zesde lid.
De gemotiveerde beslissing van de
praktijkcommissie wordt schriftelijk medegedeeld aan de partijen.
De leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger en het
ondernemingshoofd-opleider kunnen individueel of gezamenlijk binnen 14 dagen na
kennisneming van de gemotiveerde beslissing van de praktijkcommissie met een
aangetekende brief een bezwaar aantekenen bij Syntra Vlaanderen. Dat bezwaar
heeft geen opschortende werking.
Syntra Vlaanderen hoort de
partijen en bezorgt aan de praktijkcommissie een advies, samen met een
schriftelijk verslag van het verhoor van de partijen.
De
praktijkcommissie spreekt zich uit binnen twee maanden na ontvangst van het
bezwaar.
De zittingsdatum van de praktijkcommissie, alsook het
voorstel van beslissing wordt aan de partijen meegedeeld. Zij kunnen inzage
vragen in het dossier, een schriftelijke verdediging neerleggen, of persoonlijk
hun inzichten verwoorden tijdens de zitting.
Syntra Vlaanderen
brengt zo vlug mogelijk de partijen op de hoogte van de beslissing van de
praktijkcommissie.
Art. 74.
De uitslagen van de examens en de
praktische proeven worden meegedeeld aan de leerlingen of hun wettelijke
vertegenwoordiger en aan het ondernemingshoofd-opleider van de betrokken
leerling.
Art. 75.
Het centrum stelt een planning op
voor de examens en de praktische proeven.
Het centrum houdt de
vragenlijsten van de examens, de opdrachten van de praktische proeven, de
richtlijnen voor de verbetering en beoordeling, alsook de examens en het
verslag van de examens zelf ter beschikking van Syntra
Vlaanderen.
Art. 76.
Het centrum zorgt voor een goed en
regelmatig verloop van de examens.
Het centrum schikt zich
naar het pedagogisch-didactisch en algemeen toezicht, uitgeoefend door Syntra
Vlaanderen.
Art. 77.
Tot de examens en praktische
proeven worden toegelaten :
1° de leerlingen die
ingeschreven zijn in een centrum en, wat de toelating tot de examens betreft,
behoudens afwijkingen die door Syntra Vlaanderen verleend worden, in minstens
twee derde van de desbetreffende lessen aanwezig waren;
2°
de leerlingen die tijdens een vorig cursusjaar hebben deelgenomen aan een
examen of praktische proef, maar die niet geslaagd waren en zich uiterlijk
binnen drie jaar na dat examen of die praktische proef hebben ingeschreven in
het centrum voor dit examen of die praktische proef. De leerlingen moeten zich
schriftelijk en uiterlijk op 31 januari van het lopende cursusjaar inschrijven.
Uiterlijk op 31 maart bezorgt het centrum de
inschrijvingslijst van de leerlingen die deelnemen aan de examens en praktische
proeven aan Syntra Vlaanderen.
Art. 78.
§ 1. Tijdens elk cursusjaar
worden twee zittijden georganiseerd voor de examens algemene en beroepsgerichte
vorming, en de praktische proef.
De eerste zittijd van de
algemene en beroepsgerichte vorming sluit onmiddellijk aan bij het einde van de
cursussen of wordt georganiseerd in de loop van de maand juni.
De eerste zittijd van de praktische proef start op zijn
vroegst één maand voor het einde van de cursus beroepsgerichte
vorming.
De tweede zittijd van de examens algemene en
beroepsgerichte vorming, en de praktische proef wordt uiterlijk voor de start
van de cursussen van het volgende cursusjaar
georganiseerd.
§ 2. Tot de tweede zittijd
algemene vorming worden de leerlingen toegelaten die niet geslaagd zijn of
wegens gewettigde reden niet aan de examens van de eerste zittijd hebben
deelgenomen.
§ 3. Tot de tweede zittijd
beroepsgerichte vorming worden de leerlingen toegelaten die wegens gewettigde
reden niet hebben deelgenomen aan de examens eerste zittijd. Verder kan Syntra
Vlaanderen ook de leerlingen toelaten die niet voor de examens van de eerste
zittijd geslaagd zijn.
§ 4. Tot de tweede zittijd van
de praktische proef worden de leerlingen toegelaten die wegens gewettigde reden
niet aan de praktische proef van de eerste zittijd hebben
deelgenomen.
Afdeling III. -
Studiebekrachtiging
Art. 79.
Het centrum kan aan leerlingen
attesten afleveren waaruit blijkt dat zij regelmatig een of meer
opleidingsjaren volgden en daarvoor geslaagd zijn. De attesten moeten in
overeenstemming zijn met het model dat de raad van bestuur heeft
vastgesteld.
Art. 80.
Overeenkomstig
artikel 81, eerste lid,
van het decreet leren en werken wordt aan een jongere die een opleiding in de
leertijd met vrucht heeft gevolgd, een certificaat
uitgereikt.
Art. 81.
In uitvoering van artikel 81, tweede
lid, van het decreet leren en werken wordt aan de leerlingen die het
certificaat hebben behaald van alle opleidingen die deel uitmaken van een
opleidingstraject, een getuigschrift leertijd
uitgereikt.
Art. 82.
Overeenkomstig artikel 82 van het
decreet leren en werken wordt aan een jongere die ten minste één
certificaat heeft behaald en door een beslissing van Syntra Vlaanderen in
voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen, heeft
bereikt en aldus voldaan heeft voor het geheel van de vorming, een
getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, een
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
secundair onderwijs of een diploma van secundair onderwijs uitgereikt,
naargelang van het geval. Om een diploma van secundair onderwijs te behalen,
moet de jongere evenwel in het bezit zijn van een getuigschrift van de tweede
graad van het secundair onderwijs.
Afdeling IV. - Toezicht op de
examens
Art. 83.
Syntra Vlaanderen houdt
pedagogisch-didactisch en algemeen toezicht op het verloop van de examens en
praktische proeven.
Als Syntra Vlaanderen tijdens het toezicht
een of meer onregelmatigheden vaststelt, maakt het hierover een verslag op ten
behoeve van de raad van bestuur. Het verslag moet de gesprekken met alle
betrokken partijen bevatten.
Art. 84.
Leerlingen of hun wettelijke
vertegenwoordiger kunnen binnen zeven dagen na ontvangst van hun uitslag
bezwaar aantekenen bij Syntra Vlaanderen tegen het goede en regelmatige verloop
van de examens of praktische proeven.
Syntra Vlaanderen
onderzoekt het bezwaar en maakt een verslag op ten behoeve van de raad van
bestuur. Het verslag moet de gesprekken met alle betrokken partijen
bevatten.
Art. 85.
De raad van bestuur overlegt en neemt
zo snel mogelijk een beslissing en in elk geval binnen een maand na de
vaststelling van de onregelmatigheid door Syntra Vlaanderen of na de ontvangst
van het bezwaar vanwege de leerling of de wettelijke vertegenwoordiger.
De raad van bestuur beslist of de vaststelling door Syntra
Vlaanderen of het bezwaar vanwege de leerling of de wettelijke
vertegenwoordiger gegrond of ongegrond is en of het goede en regelmatige
verloop van de examens en praktische proeven in het gedrang is gebracht.
Onverminderd eventuele andere administratieve beslissingen kan
de raad van bestuur de examens en praktische proeven geheel of gedeeltelijk
nietig verklaren.
Bij een gehele of gedeeltelijke
nietigverklaring, organiseert het centrum de examens en praktische proeven in
kwestie opnieuw, overeenkomstig de richtlijnen van de raad van bestuur en in
samenwerking met Syntra Vlaanderen.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 86.
§ 1. In afwachting van de screening,
vermeld in artikel 23
van het decreet leren en werken, is artikel 66, 1°, alleen van toepassing
op de opleidingstrajecten waarvoor in het programma praktische proeven zijn
vastgelegd. Voor alle andere opleidingstrajecten wordt alleen in het laatste
opleidingsjaar een praktische proef georganiseerd.
§ 2. Voor de evaluatie van de
opleidingsjaren die geen praktische proef omvatten, worden in afwijking van
artikel 71, derde lid, de tussentijdse evaluaties beoordeeld op 25 % van het
totale aantal punten voor praktijkopleiding en beroepsgerichte vorming, en het
theoretische examen op 75 % van het totale aantal
punten.
Art. 87.
In afwijking van artikel 4, § 1,
tweede lid, kunnen leerlingen die hun opleidingstraject hebben aangevat voor de
inwerkingtreding van dit besluit, dat opleidingstraject
voleindigen.
Art. 88.
De leerovereenkomsten en -verbintenissen
die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit door de
praktijkcommissie erkend zijn, worden als erkend beschouwd in overeenstemming
met de bepalingen van dit besluit.
Art. 89.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2008 met uitzondering van artikel 54 dat in werking treedt op 1
september 2009.
Art. 90.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.