OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de waarborgen in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen

  • goedkeuringsdatum
    29 MEI 2009
  • publicatiedatum
    B.S.28/08/2009
  • datum laatste wijziging
    19/05/2010

COORDINATIE

opgeheven door B.Vl.R. 2-4-2010 - B.S. 19-5-2010

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 37 tot en met 39;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 mei 2009;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 15 mei 2009;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheden met name dat onderhavig besluit zo snel mogelijk dient geoperationaliseerd in het kader van de inhaalbeweging met schoolinfrastructuur;

Overwegende dat het Onderwijsdecreet XIX, aangenomen door het Vlaams Parlement op 30 april 2009, preciseringen in verband met de waarborg heeft aangebracht in hoofdstuk VIII van het decreet van 7 juli betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructruur;

Overwegende dat ten gevolge hiervan ook de nodige aanpassingen dienden te gebeuren aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 betreffende de waarborgen in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen;

Overwegende dat de bepalingen van dit besluit een essentieel onderdeel vormen van de waarborgregeling wat de praktische uitvoerbaarheid ervan betreft;

Overwegende dat de bepalingen van voorliggend besluit van zeer groot belang zijn in het verder verloop van de realisatie van de inhaalbeweging;

In het kader van het syndiceringsproces voor de financiering van het DBFM-programma en om derwijze voor de Vlaamse overheid en de inrichtende machten een zo voordelig mogelijke financiering te kunnen bekomen, is het absoluut noodzakelijk dat het reglementaire besluit inzake de waarborgverlening op definitieve wijze zou voorliggen. Uit andere projecten - bijvoorbeeld het Brabo project - is gebleken dat banken zich in de huidige marktomstandigheden niet wensen cq. kunnen verbinden indien geen definitieve reglementaire regeling inzake de garanties die ze kunnen genieten vastgesteld is en het syndiceringsproces dan zelfs niet op zinvolle wijze kan worden opgestart. Het vaststellen van deze regeling is dan ook een voorafgaande randvoorwaarde om op korte termijn te kunnen overgaan tot gunning en het opstarten van een succesvolle financial close in het kader van de lopende bevragingsprocedure;

Gelet op het advies met nummer 46.703/1 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van de Vlaamse minister van Financiën en de Vlaamse minister van Onderwijs;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.

§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

1° DBFM-vennootschap : de DBFM-vennootschap zoals bedoeld in artikel 2, 5° van het decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur;

2° DBFM-programma : het eenmalig programma waarmee de Vlaamse overheid wil remediëren aan de achterstand in en verbetering van de schoolinfrastructuur door een DBFM-vennootschap te laten instaan voor het ontwerp (Design), de bouw (Build), financiering (Finance) en onderhoud (Maintain);

3° Decreet : het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur;

4° Leningen : financierings- en indekkingsverrichtingen zoals bedoeld in het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld-, en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en van het Vlaamse Gewest aangegaan door de DBFM-vennootschap voor de realisatie van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten);

5° Leningverstrekker : een financiële instelling die het vreemd vermogen of de renteswap of een ander instrument ter indekking van het renterisico rechtstreeks of onrechtstreeks verstrekt aan de DBFM-vennootschap;

6° Minister : de Vlaamse minister bevoegd voor financiën.

§ 2. De definities uit artikel 2 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur zijn van toepassing op dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Gemeenschapswaarborg voor de terugbetaling van bepaalde leningen aangegaan door de DBFM-vennootschap

Art. 2.

§ 1. De gemeenschapswaarborg wordt op de wijze bepaald in dit besluit verleend aan de financieringsverrichtingen en de gebeurlijk samen met de financieringsverrichtingen afgesloten indekkingsverrichtingen, aangegaan door de DBFM-vennootschap ter financiering van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) te rekenen vanaf en tijdens de dertigjarige beschikbaarheidstermijn.

§ 2. De financierings- en indekkingsverrichtingen worden gewaarborgd gedurende hun respectievelijke looptijd zonder de in § 1 bedoelde looptijd te kunnen overschrijden.

§ 3. De terugbetaling van zichtrekeningen, leningen ter voorfinanciering van het maatschappelijk kapitaal, converteerbare leningen en achtergestelde leningen kunnen niet vallen onder de gemeenschapswaarborg bedoeld in dit hoofdstuk.

§ 4. Het totaal van de leningen waarvoor conform dit hoofdstuk een waarborgbesluit wordt afgeleverd, mag niet meer bedragen dan de limiet zoals vastgesteld door het Vlaams Parlement.

§ 5. De gemeenschapswaarborg voor de leningen voor de realisatie van het DBFM-programma van de DBFM-vennootschap dekt maximaal 100 % van het kapitaalgedeelte van de leningen, en 100 % van de contractuele interesten, van toepassing voor de beëindiging van de leningsovereenkomst en berekend tot op datum van de beëindiging van de leningsovereenkomst.

§ 6. Verwijlinteresten, vergoedingen voor wederbelegging en alle andere kosten toegepast bij de opeisbaarheid van de lening worden niet gewaarborgd.

§ 7. De gemeenschapswaarborg voor de leningen van de DBFM-vennootschap heeft bovendien enkel betrekking op het effectief uitstaand verlies, nadat alle zakelijke en persoonlijke zekerheden, waarover de leningverstrekker beschikt ter dekking van de gewaarborgde leningen door de leningverstrekker zijn uitgewonnen.

Art. 3.

§ 1. De Vlaamse minister bevoegd voor Financiën kent de gemeenschapswaarborgen toe op voordracht van het departement Financiën en Begroting bij besluit.

§ 2. De leningverstrekkers richten hiertoe de vraag aan de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën, vergezeld van :

- de ondertekende leningsovereenkomst(en);

- de identificatiegegevens van de leningverstrekker ten behoeve van wie de gemeenschapswaarborg moet worden verstrekt;

- het bedrag van de lening;

- de looptijd van de lening;

- de rentevoet of de wijze waarop de rentevoet wordt bepaald;

- de realisaties van het DBFM-programma die met de lening worden gefinancierd;

- het eenmalig controleverslag, waarbij de leningverstrekker of zijn gemandateerd afgevaardigde bevestigt geverifieerd te hebben, dat bij de DBFM-vennootschap op datum van de leningverstrekking voldaan is aan de minimale ratio's zoals vermeld in de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur en er op dat ogenblik geen gronden bestaan, om bij normaal verloop van de activiteiten van de DBFM-vennootschap aan te nemen, dat aan deze ratio's binnen een periode van drie jaar, na leningsverstrekking, niet meer zou zijn voldaan.

§ 3. Het besluit vermeldt het maximaal gewaarborgde bedrag, de aflossingsformule met onderscheid tussen kapitaal en interesten.

§ 4. Het daadwerkelijk gewaarborgde bedrag dat moet overeenstemmen met het bedrag van de effectief opgenomen bedragen van de gewaarborgde leningen wordt middels addenda bij het besluit vastgesteld. Indien er meerdere leningverstrekkers zijn, wordt het bedrag verdeeld over de verschillende leningverstrekkers, proportioneel aan het bedrag dat elke leningverstrekker op dat ogenblik ter beschikking stelt.

§ 5. Binnen elke lening of leningsopname, wordt het kapitaalsgedeelte, dat voor waarborguitvoering in aanmerking komt, bepaald aan de hand van de financiering, die door de DBFM-vennootschap wordt aangewend ter financiering van een instelling, op datum van de voorlopige beschikbaarheid. De aflossingsformule van het kapitaalsgedeelte wordt bepaald op basis van een lening met constante annuïteiten, postnumerando betaald, met een looptijd van dertig jaar en de IRS-rentevoet die overeenstemt met een IRS-referentie, over een looptijd, die overeenstemt met de gewogen gemiddelde duurtijd van de kasstromen, overeenstemmende met het financieringsgedeelte, binnen de beschikbaarheidsvergoedingen, op datum van de voorlopige beschikbaarheid verhoogd met de marge zoals blijkt uit de financieringsovereenkomst(en).

§ 6. Bij herfinanciering van een initiële financieringsverrichting gaat de gemeenschapswaarborg over op de nieuwe financieringsverrichting en zal er geen nieuw waarborgbesluit uitgevaardigd worden.

§ 7. De lening of leningsopname kan, met behoud van de bestaande gemeenschapswaarborg worden overgedragen, na een voorafgaandelijk akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën.

Art. 4.

Indien beroep wordt gedaan op de gemeenschapswaarborg zal het maximale bedrag dat wordt uitgekeerd op volgende wijze worden bepaald :

- Het kapitaal dat kan worden betaald is maximaal gelijk aan het uitstaand kapitaal op datum van de eerste, niet-volledige kapitaalsaflossing, zoals berekend in de aflossingsformule in artikel 3.

- De interest die kan worden betaald is maximaal gelijk aan het interestgedeelte van de aflossingsformule bepaald in artikel 3. De periode waarop deze interest betrekking heeft neemt aanvang op datum van de eerste niet volledige rentebetaling en loopt tot de datum van de beëindiging van de leningsovereenkomst.

- Voor gewaarborgde indekkingsverrichtingen kan tevens de netto geactualiseerde waarde van de netto inkomstenstromen die op de datum van de beëindiging van deze leningsovereenkomst verschuldigd is door de DBFM-vennootschap,worden betaald.

HOOFDSTUK III. - Gemeenschapswaarborg voor de terugbetaling van de overige financiële verplichtingen (inclusief de beëindigingsvergoedingen) van de inrichtende machten die voortvloeien uit een individueel DBFM-contract in het kader van het DBFM-programma en die niet gedekt worden door een DBFM-toelage, REG-toelage of Pilootproject-toelage

Art. 5.

§ 1. De gemeenschapswaarborg wordt op de wijze bepaald in dit besluit verleend aan de DBFM-vennootschap voor de terugbetaling van de overige financiële verplichtingen (inclusief de beëindigingsvergoedingen) van de inrichtende machten die voortvloeien uit een individueel DBFM-contract in het kader van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) en die niet gedekt worden door een DBFM-toelage, REG-toelage of Pilootproject-toelage, te rekenen vanaf en tijdens de dertigjarige beschikbaarheidstermijn.

§ 2. In afwijking van hetgeen bepaald is in § 1, worden de vergoedingen verschuldigd door inrichtende machten voor tekortkomingen van de inrichtende machten voorafgaand aan de dertigjarige beschikbaarheidstermijn (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) gewaarborgd in de mate een inrichtende macht zich in staat van faillissement of van vereffening of in een overeenstemmende toestand zou komen te bevinden voorafgaand aan de dertigjarige beschikbaarheidstermijn.

§ 3. Zonder afbreuk te doen aan §§ 4 en 5, dekt de gemeenschapswaarborg voor terugbetaling van de overige financiële verplichtingen (inclusief de beëindigingsvergoedingen) van de inrichtende machten die voortvloeien uit een individueel DBFM-contract in het kader van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) en die niet gedekt worden door een DBFM-toelage, REG-toelage of Pilootproject-toelage, maximaal 100 % van dit bedrag.

§ 4. De gemeenschapswaarborg heeft echter enkel betrekking op het effectief uitstaand verlies, nadat alle zakelijke en persoonlijke zekerheden, waarover de DBFM-vennootschap beschikt ter dekking van dit bedrag, door de DBFM-vennootschap zijn uitgewonnen of de oninbaarheid ervan vaststaat.

§ 5. Verwijlinteresten en alle andere kosten, waaronder de invorderingskosten, worden niet gewaarborgd.

Art. 6.

§ 1. Op basis van de door AGIOn overgemaakte periodieke informatie vaardigt de Vlaamse minister van Financiën binnen de perken van de machtiging, hem verleend door het Vlaams Parlement, op voordracht van het Departement van Financiën en Begroting een waarborgbesluit uit dat, onverminderd de desgevallend contractueel voorziene prijsherzieningen, per overeenkomst de gewaarborgde verbintenissen omvat.

§ 2. Op basis van de door AGIOn overgemaakte periodieke informatie verklaart het Departement van Financiën en Begroting de in het waarborgbesluit opgenomen overeenkomsten voor waarborg-uitvoering vatbaar, na aftrek van de door AGIOn opgegeven minwaarde conform hetgeen bepaald is in de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur.

HOOFDSTUK IV . - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de waarborgen in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen

Art. 7.

§ 1. De onder toepassing van de gemeenschapswaarborg gebrachte verbintenissen worden geacht opeisbaar te zijn op het ogenblik dat :

- voor wat de gemeenschapswaarborg voor de overige financiële verplichtingen (inclusief de beëindigingsvergoedingen) van de inrichtende machten die voortvloeien uit een individueel DBFM-contract in het kader van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) en die niet gedekt worden door een DBFM-toelage, REG-toelage of Pilootproject-toelage betreft, de inrichtende macht niet tot die betaling is overgegaan zoals vastgesteld conform hetgeen bepaald is in de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur;

- voor wat de gewaarborgde leningen van de DBFM-vennootschap betreft, de betrokken leningverstrekker de leningsovereenkomst formeel heeft opgezegd én de DBFM-vennootschap heeft aangemaand over te gaan tot integrale terugbetalingen van de totale verbintenissen die voortvloeien uit die overeenkomst.

§ 2. De opeisbare bedragen worden te rekenen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de datum van betaling onder de gemeenschapswaarborg, verhoogd met de contractuele rentevoet.

Art. 8.

§ 1. De Vlaamse minister bevoegd voor Financiën beschikt over een termijn van dertig dagen na beoordeling van de afroep door AGIOn, conform hetgeen bepaald is in de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, om te beslissen over de betaalbaarstelling van een afgeroepen gemeenschapswaarborg.

De beslissing om niet over te gaan tot betaalbaarstelling van het bedrag waarvoor de gemeenschapswaarborg werd afgeroepen, kan evenwel slechts door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën worden genomen wanneer één of meerdere van volgende omstandigheden zich hebben voorgedaan :

a. de zakelijke en persoonlijke zekerheden, waarover de leningverstrekker beschikt ter dekking van de gewaarborgde leningen zijn nog niet uitgewonnen;

b. de waarborghouder heeft onjuiste verklaringen afgelegd of te kwader trouw gehandeld in het kader van dit besluit.

Een beslissing waarin de (gedeeltelijke) betaalbaarstelling van de afroep van de gemeenschapswaarborg wordt geweigerd, wordt gemotiveerd en vermeldt in elk geval de redenen waarom niet tot de betaling van het bedrag waarvoor de gemeenschapswaarborg was afgeroepen wordt overgegaan.

§ 2. Na beslissing om de afroep van de gemeenschapswaarborg betaalbaar te stellen, gaat de Vlaamse Gemeenschap binnen de twee maand na de datum waarop die beslissing is genomen over tot de betaling van het bedrag van de afroep, door overmaking van dit bedrag op de bankrekening van de waarborghouder aangegeven op het verzoek. In voorkomend geval zal de uitbetaling van de gemeenschapswaarborg aan de DBFM-vennootschap aangerekend worden op de kredieten van het beleidsdomein onderwijs.

§ 3. De betaalbaarstelling van een gemeenschapswaarborg bevrijdt resp. de inrichtende machten en de DBFM-vennootschap niet van hun verbintenissen tegenover de waarborghouders, die voortvloeien uit de overeenkomsten in kwestie.

§ 4. Onverminderd andere wettelijke, reglementaire en contractuele bepalingen zal, in geval van uitwinning van een gemeenschapswaarborg, de Vlaamse Gemeenschap conform artikel 10 van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, de uitgewonnen waarborg - desgevallend verhoogd met de verwijlinteresten - terugvorderen bij de gewaarborgde debiteur. De verwijlinteresten worden met terugwerkende kracht berekend aan de wettelijke rentevoet vanaf de datum van de uitbetaling van de gemeenschapswaarborg.

De Vlaamse Gemeenschap die de gemeenschapswaarborg uitbetaald heeft, treedt ten belope van het bedrag van de uitgewonnen gemeenschapswaarborg in de rechten en rechtsvorderingen van de waarborghouder.

Art. 9.

§ 1. De DBFM-vennootschap is ertoe gehouden de modaliteiten inzake waarborgverlening opgenomen in dit besluit en in de overeenkomst bedoeld in artikel 10 over te nemen in de door haar aangegane leningsovereenkomsten en ze door de betrokken leningverstrekkers te laten aanvaarden en doen eerbiedigen.

§ 2. Onverminderd de gevallen, voorzien in artikel 7 van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest is het de DBFM-vennootschap verboden, op straffe van verval van de gemeenschapswaarborg van rechtswege, om enige wijziging of aanvulling aan de rechten of verplichtingen met betrekking tot de gewaarborgde overige financiële verplichtingen (inclusief de beëindigingsvergoedingen) van de inrichtende machten voortvloeiende uit een individueel DBFM-contract in het kader van het DBFM-programma en die niet gedekt worden door een DBFM-toelage, REG-toelage of Pilootproject-toelage of lening aan te brengen, zonder hiervoor de voorafgaande en schriftelijke toestemming te hebben ontvangen van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën. Indien de wijziging of aanvulling een uitbreiding van de gemeenschapswaarborg met zich kan meebrengen, kan deze slechts worden doorgevoerd na een aangepast waarborgbesluit te hebben ontvangen uitgevaardigd door de Minister, bevoegd voor Financiën, binnen de perken van de machtiging, hem verleend door het Vlaams Parlement.

Art. 10.

§ 1. De nadere modaliteiten van de waarborgverlening worden opgenomen in de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur.

§ 2. Deze overeenkomst kan onder meer de volgende aangelegenheden nader regelen :

1° de wijze van afroep van de gemeenschapswaarborg en nadere modaliteiten inzake de opeisbaarheid van de onder gemeenschapswaarborg gebrachte verbintenissen en de betaalbaarstelling van het bedrag waarvoor de gemeenschapswaarborg werd afgeroepen;

2° de beoordeling van de afroep door AGIOn, die minstens moet nagaan of de afroep formeel voldoet aan de voorgeschreven voorwaarden. AGIOn verifieert tevens of de berekeningwijze van het bedrag van de afroep juist berekend en derhalve gerechtvaardigd is;

3° de nadere verplichtingen van de waarborghouder en de DBFM-vennootschap;

4° de nadere controlebevoegdheden van de overheid inzake gemeenschapswaarborgen.

Art. 11.

Het besluit van 5 oktober 2007 betreffende de waarborgen in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen wordt opgeheven.

Art. 12.

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2009.

Art. 13.

De Vlaamse minister bevoegd voor Financiën is bevoegd voor de uitvoering van dit besluit.