[OPGEHEVEN]
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het
ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon secundair
onderwijs
goedkeuringsdatum
30 OKTOBER 2009
publicatiedatum
B.S.29/12/2009
datum laatste wijziging
20/09/2021
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(2)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs ;
(3)
B.Vl.R. van 20/07/2018 (B.S. 27/08/2018)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering en tot bepaling van de berekeningswijze van de waarborgregeling ter uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ;
(4)
B.Vl.R. van 16/07/2021 (B.S. 20/09/2021)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering, wat betreft studieaanbod, studietoelagen en projectsubsidiëring contractuelen ;
De Vlaamse Regering
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van
28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, artikel VI.22 tot en met
VI.28, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 19 juni 2009 en op 10 september 2009;
Gelet op protocol nr. 710 van 3 juli 2009 houdende de conclusies
van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering
van sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling
2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 476 van 3
juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in
het overkoepelend onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op advies 47.209/1 van de Raad
van State, gegeven op 8 oktober 2009, met toepassing van artikel 84, § 1,
eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister
van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op het
buitengewoon secundair onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 2.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° AgODi : het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;
2°
concentratiegraad : de procentuele verhouding tussen :
a) het
aantal externe en semi-interne regelmatige leerlingen in type 1 en type 3 die
beantwoorden aan de "gelijkekansendindicator", vermeld in
[artikel 317, § 1, 1°,
van de codificatie betreffende het secundair
onderwijs]
;
b) het totaal aantal externe en
semi-interne regelmatige leerlingen in
[type basisaanbod]
en type 3 van een school,
berekend op 1 februari van het voorafgaande schooljaar;
3°
[decreet: het decreet betreffende de Codificatie van sommige bepalingen voor het onderwijs;]
4° departement : de
bevoegde dienst of ambtenaar van het Departement Onderwijs en Vorming van het
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;
5°
[...]
6°
gelijkekansenindicatoren : de gelijkekansenindicatoren, vermeld in
[artikel 317, § 1, van de codificatie betreffende het
secundair onderwijs]
;
7° minister : de
Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
[Leerlingen type 1, die vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs van
17 december 2010, en die voldoen aan de gelijkekansendindicator, vermeld in artikel 317, § 1, 1°, van de voormelde
codex, worden voor de toepassing van dit besluit beschouwd als leerlingen type basisaanbod.]
HOOFDSTUK II. -
Gelijkekansenindicatoren
Art. 3.
De scholen die beantwoorden aan de in
[artikel 318, § 1, 1° van de codificatie betreffende
het secundair onderwijs]
vermelde voorwaarde, melden
vóór 1 april voorafgaand aan de in
[artikel 318
van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
vermelde periode van opeenvolgende schooljaren aan AgODi hoeveel regelmatige
leerlingen, ingeschreven op de eerste schooldag van februari, beantwoorden aan
de gelijkekansenindicatoren.
Art. 4.
De gewichten van de
gelijkekansenindicatoren worden met toepassing van
[artikel
317, § 3, van de codificatie betreffende het secundair
onderwijs]
als volgt vastgelegd :
1° de
indicator "de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair
onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad
van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig
studiebewijs" heeft een gewicht van 0,8;
2° de indicator
"de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands" heeft
een gewicht van 0,4, en dit enkel in combinatie met de andere
indicator.
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de
middelen
Art. 5.
Elke leerling die beantwoordt aan
één of meerdere gelijkekansenindicatoren krijgt een bepaald
gewicht. Het aantal punten dat een school genereert, is de som van het gewogen
aantal leerlingen van die school.
Art. 6.
§ 1. Het totale aantal extra lesuren
wordt met toepassing van
[artikel 319, § 1, van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs]
als volgt
berekend :
SigmaL = 0,
[0,2189]
x
SigmaP
Waarbij,
SigmaL = totaal aantal extra
lesuren.
SigmaP= totaal aantal punten van de verschillende
scholen met een concentratiegraad van ten minste 40 %.
§ 2. Het totaal aantal extra lesuren per
school wordt als volgt berekend :
a) [afgerond (
[0,2189]
x P)] =
L, waarbij
P = aantal punten per school; dit is 0 als de
concentratiegraad < 40 % is.
L= Lesuren voor 1
school.
Scholen waarvoor [afgerond (
[0,2189]
x P)] < 6,
krijgen geen extra lesuren, de extra lesuren die hierdoor vrijkomen, worden
bijkomend verdeeld over de scholen waarvoor [afgerond (
[0,2189]
x P)] >=
6.
b) Het definitieve aantal extra lesuren per school wordt dan
berekend als volgt :
Ldef = (SigmaL2 / SigmaP2 +
[0,2189]
) x
P2
Waarbij :
Ldef = definitief aantal extra
lesuren voor een school
SigmaL2 = som van L voor scholen waar L
< 6 en de concentratiegraad >= 40 % is.
SigmaP2 = totaal
aantal punten van de scholen waar L >= 6 en de concentratiegraad >= 40 %
is.
P2 = aantal punten per school voor scholen waar L >= 6
en de concentratiegraad >= 40 %.
§ 3. Als door een stijging van de
beschikbare kredieten of met toepassing van artikel 14, eerste lid, extra
lesuren vrijkomen in de loop van een in
[artikel 318 van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs]
vermelde
periode van opeenvolgende schooljaren, wordt het aantal extra lesuren per punt
opnieuw berekend.
Art. 7.
Het aantal extra lesuren dat een school
door vermenigvuldiging van het aantal punten met het aantal extra lesuren per
punt bekomt, wordt afgerond :
1° naar de hogere eenheid als
het eerste cijfer na de komma groter is dan vier;
2° naar
de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma gelijk is aan of kleiner is
dan vier.
Art. 8.
Met toepassing van
[artikel 318, § 3, van de codificatie betreffende het
secundair onderwijs]
wordt voor scholen, die extra lesuren
verliezen in vergelijking met de extra lesuren onderwijsvoorrang van het
schooljaar 2008-2009, het verlies voor het schooljaar 2009-2010 beperkt tot
één derde en het schooljaar 2010-2011 tot twee
derde.
Het aantal extra lesuren dat door de beperking van het
verlies wordt bekomen, wordt steeds afgerond naar de hogere
eenheid.
Art. 9.
Onverminderd de bepalingen van artikel 6,
§ 3, blijft het aantal extra lesuren dat een school bekomt, onveranderd
gedurende de in
[artikel 318 van de codificatie betreffende
het secundair onderwijs]
vermelde periode van opeenvolgende
schooljaren.
Programmaties, fusies en herstructureringen hebben
geen effect op het toegekende aantal extra lesuren.
Art. 10.
De toegekende extra lesuren, vermeld in
artikel 6 en 8, worden steeds aangewend, voor wat betreft opleidingsvorm
één, twee en drie, in het ambt van leraar algemene en sociale
vorming, het ambt van leraar algemene en sociale vorming, specialiteit
lichamelijke opvoeding, het ambt van leraar beroepsgerichte vorming, het ambt
van godsdienstleraar of het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer en
voor wat betreft opleidingsvorm vier, in het ambt van leraar of het ambt van
godsdienstleraar. De extra lesuren kunnen ook worden toegekend aan de directeur
met lesopdracht.
HOOFDSTUK IV. - Aanwending van de
middelen
Afdeling 1. - Doelstellingen
Art. 11.
Een school voldoet aan de bepalingen
van
[artikel 320, § 1, 1°, van de codificatie
betreffende het secundair onderwijs]
wanneer zij vanuit een
analyse van haar beginsituatie zelf concrete en samenhangende doelstellingen
uitwerkt met het oog op de versterking van de schoolwerking en de competentie
van leerkrachten inzake één van de volgende domeinen
:
1° een gericht aanbod rond taalvaardigheidsonderwijs
uitwerken, waarbij de taalvaardigheid, zoals luisteren, spreken, schrijven en
begrijpend lezen in functionele contexten, bij leerlingen wordt
bevorderd;
2° onderwijsgerichte opvoedingsondersteuning
aanbieden aan ouders;
3° de (laagdrempelige) sociale
functies opnemen in een netwerk met partners uit andere
sectoren.
Afdeling 2. - Controle op de
aanwending
Art. 12.
Rekening houdend met de schoolcontext
en de kenmerken van de schoolpopulatie, gaat de onderwijsinspectie bij controle
op de aanwending van de extra lesuren na of, en in welke mate
:
1° de analyse van de beginsituatie, vermeld in
[artikel 320, § 1, van de codificatie betreffende het
secundair onderwijs]
, voldoende kwaliteitsvol en volledig
werd uitgevoerd;
2° de keuze van de doelstellingen
voldoende werd verantwoord in het licht van deze
analyse;
3° de doelstellingen werden
uitgebouwd.
Art. 13.
§ 1. Een negatieve beoordeling door
de onderwijsinspectie wordt bij aangetekend schrijven gemeld aan de betrokken
inrichtende macht.
§ 2. De inrichtende macht kan bij
wijze van georganiseerd beroep een verweerschrift indienen bij de Vlaamse
Regering.
Het verzoek tot behandeling in beroep wordt op
straffe van verval betekend binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die
ingaat op de dag na die van de in paragraaf 1 vermelde
betekening.
§ 3. Het beroep wordt behandeld door
een college van inspecteurs, bijeengeroepen door de
minister.
Het college is paritair samengesteld voor de helft
uit inspectieleden afkomstig uit het vrij onderwijs, voor de helft uit
inspectieleden afkomstig uit het officieel onderwijs.
Deze
leden mogen geen deel hebben uitgemaakt van het team dat de negatieve
beoordeling heeft uitgebracht.
Het college kiest onder zijn
leden een voorzitter.
§ 4. Het college kan alle
onderzoeksdaden verrichten. De inrichtende macht en de directie worden
gehoord.
Het onderzoek resulteert in een voorstel over de
bevestiging of verwerping van de negatieve beoordeling.
§ 5. Uitsluitend de leden van het
college kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Het voorstel wordt bij
consensus genomen.
§ 6. Het voorstel wordt binnen een
termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de dag van de
betekening van het verweerschrift, betekend aan de minister en bij aangetekend
schrijven gemeld aan de betrokken inrichtende macht.
§ 7. De inrichtende macht kan binnen
een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de
betekening van het voorstel, bij de minister een verweerschrift indienen tegen
een voorstel tot bevestiging van de negatieve beoordeling.
§ 8. De Vlaamse Regering neemt een
definitieve beslissing betreffende de bevestiging of verwerping van de
negatieve beoordeling binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat
op de dag na die van de betekening van het voorstel. Indien na het verstrijken
van deze termijn geen beslissing werd betekend aan de inrichtende macht, wordt
de negatieve beoordeling geacht verworpen te
zijn.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 14.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 september 2009.
Art. 15.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.