Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning
en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het
onderwijs
goedkeuringsdatum
02 MAART 2012
publicatiedatum
B.S.04/04/2012
datum laatste wijziging
01/01/2017
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 1 juli 2011 betreffende het onderwijs
XXI, artikel XI.5 en XI.6;
Gelet op het akkoord
van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op
13.12.2011;
Gelet op protocol nr. 530 van
13.01.2012 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in
het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5
april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij
gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op protocol nr. 33
van 13.01.2012 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden
gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie,
vermeld in het decreet van 23 januari 2009 tot oprichting van
onderhandelingscomités voor de basiseducatie en van het Vlaams
Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;
Gelet op protocol nr. 41 van 13.01.2012 houdende de conclusies van
de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams
Onderhandelingscomité voor het Hoger Onderwijs, vermeld in het decreet
van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de
medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen
van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de
begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in
Vlaanderen;
Gelet op advies 50.865/1 van de Raad
van State, gegeven op 9 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1,
eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister
van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
De bepalingen van dit besluit zijn van
toepassing op de personeelsleden, vermeld in
[artikel V.23 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
Art. 2.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° het decreet :
[decreet betreffende de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
;
2° instellingen : de instellingen waarin
de personeelsleden, vermeld in artikel 1 van dit besluit,
werken;
3° referentiejaar : het kalenderjaar waarop de
premie betrekking heeft en waarin het personeelslid als bijdragebetalend lid
beschouwd wordt overeenkomstig artikel 4 van dit
besluit;
4° representatieve vakorganisatie: een
personeelsvereniging die een werking ontplooit ten behoeve van het onderwijs en
die aangesloten is bij een vakbondsorganisatie die vertegenwoordigd is in de
Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;
5°
uitbetalingsinstellingen: de uitbetalingsinstellingen, vermeld in
[artikel V.25 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
HOOFDSTUK 2. -
Toekenningsvoorwaarden
Art. 3.
De vakbondspremie wordt toegekend aan de
personeelsleden, vermeld in artikel 1, die aan de volgende voorwaarden voldoen
:
1° tijdens het referentiejaar bijdragebetalend lid
geweest zijn van een representatieve vakorganisatie;
2° in
de loop van het referentiejaar behoren tot het personeelsbestand van een
instelling, al dan niet voltijds, en ongeacht de duur van de tewerkstelling en
de administratieve stand.
Art. 4.
Voor de toepassing van
[artikel V.24 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
wordt uitsluitend als bijdragebetalend lid beschouwd het vakbondslid
dat jaarlijks een individuele bijdrage op een bankrekening betaald heeft die
ten minste gelijk is aan 0,74 procent van de geïndexeerde gewaarborgde
jaarlijkse bruto bezoldiging die van toepassing is op 1 juli van het jaar dat
aan het referentiejaar voorafgaat.
Die bijdrage wordt berekend
op basis van het laagste bedrag dat voorkomt in artikel 3 van het koninklijk
besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging
aan sommige personeelsleden van de federale
overheidsdiensten.
Als de jaarlijkse individuele bijdrage van
het vakbondslid kleiner is dan de minimale bijdrage, vermeld in het eerste lid,
maar ten minste gelijk is aan drie vierde ervan, wordt de vakbondspremie
verminderd met een vierde.
Als de jaarlijkse individuele
bijdrage van het vakbondslid kleiner is dan drie vierde van de minimale
bijdrage, vermeld in het eerste lid, maar ten minste gelijk is aan een tweede
ervan, wordt de vakbondspremie verminderd met een tweede.
Als
de jaarlijkse individuele bijdrage van het vakbondslid kleiner is dan een
tweede van de minimale bijdrage, vermeld in het eerste lid, maar ten minste
gelijk is aan een vierde ervan, wordt de vakbondspremie verminderd met drie
vierde.
Art. 5.
Voor hetzelfde referentiejaar kan dezelfde
persoon slechts één vakbondspremie aanvragen en
verkrijgen.
HOOFDSTUK 3. - Aanvraag van de
vakbondspremie
Art. 6.
De personeelsleden vragen de vakbondspremie
aan met een aanvraagformulier.
Het aanvraagformulier mag alleen
dienen om :
1° te bevestigen dat het personeelslid aan de
toekenningsvoorwaarden voldoet;
2° de controle op het
voldoen aan de toekenningsvoorwaarden mogelijk te maken;
3°
de representatieve vakorganisaties en de uitbetalingsinstellingen de gegevens
te bezorgen die ze nodig hebben om de uitbetaling te verrichten en om eventueel
het bewijs daarvan te leveren.
Art. 7.
De aanvraagformulieren worden verstrekt
door de instellingen.
Art. 8.
De aanvraagformulieren bevatten, voor elk
referentiejaar, de volgende gegevens :
1° gegevens die de
instellingen moeten verstrekken :
a) vermelding van het
referentiejaar;
b) identificatie van de
instellingen;
c) identificatie van het
personeelslid;
2° gegevens die het personeelslid moet
verstrekken :
a) adres;
b)
bankrekeningnummer;
c) verklaring op erewoord dat hij voor het
referentiejaar slechts één aanvraagformulier
indient;
d) handtekening;
e) de facultatieve
vermelding van het lidnummer bij de representatieve
vakorganisatie.
Art. 9.
De aanvraagformulieren zijn, per
instelling, genummerd op de wijze die de Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, bepaalt.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, legt een eenvormig model voor de aanvraagformulieren aan de
instellingen op.
Art. 10.
§ 1. De instellingen bezorgen aan de
personeelsleden, vermeld in artikel 1, die tijdens het referentiejaar voldeden
aan de toekenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 3, 2°, een behoorlijk
ingevuld aanvraagformulier. De instellingen bezorgen het aanvraagformulier na 1
januari en uiterlijk op 31 januari volgend op het referentiejaar.
Voor de referentiejaren 2010 en 2011 bezorgen de instellingen
het aanvraagformulier voor 7 februari 2012.
De Vlaamse
minister, bevoegd voor het onderwijs, kan in bijzondere gevallen afwijken van
de uiterste datum van bezorging.
§ 2. De instellingen moeten het bezorgen
registreren met het oog op de verantwoording ervan.
De
verzending van het aanvraagformulier door de instellingen naar het laatste
adres dat bij hen bekend is, geldt als
bezorging.
Art. 11.
Het personeelslid dat voldoet aan de
toekenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 3, 1°, vult het aanvraagformulier
verder in en bezorgt het vóór 28 februari, volgend op het
referentiejaar, aan zijn representatieve vakorganisatie.
In
uitzonderlijke omstandigheden kan het personeelslid het aanvraagformulier
vóór 28 februari van het tweede kalenderjaar dat volgt op het
referentiejaar, bezorgen aan de vakorganisatie. Het personeelslid kan daarvoor
eventueel een duplicaat aanvragen bij zijn
instelling.
HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling van de
vakbondspremie
Art. 12.
De uitbetalingsinstellingen zijn
verantwoordelijk voor het vaststellen dat aan de toekenningsvoorwaarde, vermeld
in artikel 3, 1°, voldaan is en voor de uitbetaling van de
vakbondspremie.
Art. 13.
§ 1. De gerechtsdeurwaarder, vermeld in
artikel 17, bezorgt vóór 30 april, volgend op het referentiejaar,
en, met toepassing van artikel 11, tweede lid, vóór 30 april van
het tweede kalenderjaar, volgend op het referentiejaar, aan de bevoegde
administratie een omstandige afrekening per
uitbetalingsinstelling.
Voor het referentiejaar 2010 bezorgt de
gerechtsdeurwaarder een omstandige afrekening per uitbetalingsinstelling
vóór 30 april 2012 aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs.
§ 2. De bevoegde administratie maakt het
bedrag dat aan elk van de uitbetalingsinstellingen moet worden overgedragen om
tot de uitbetaling van de vakbondspremies te kunnen overgaan en om de
administratieve werkingskosten, vermeld in
[artikel V.25, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, vóór 31 mei, volgend op het
referentiejaar, en, met toepassing van artikel 11, tweede lid,
vóór 31 mei van het tweede kalenderjaar, volgend op het
referentiejaar, over aan de uitbetalingsinstellingen.
Voor het
referentiejaar 2010 maakt de bevoegde administratie het bedrag, vermeld in het
eerste lid, over aan de uitbetalingsinstellingen vóór 31 mei
2012.
Art. 14.
Iedere uitbetalingsinstelling bezorgt aan
de bevoegde administratie het nummer van haar bankrekening waarop het bedrag,
vermeld in artikel 13, § 2, kan worden gestort.
Als een
uitbetalingsinstelling ook de vakbondspremies uitbetaalt die verkregen kunnen
worden op grond van andere wettelijke, reglementaire of conventionele
bepalingen, voorziet ze voor de vakbondspremies die verkregen kunnen worden op
grond van dit besluit, in een apart rekeningnummer en aparte boekhoudkundige
posten met het oog op de controle door een
gerechtsdeurwaarder.
De bankrekeningen, vermeld in het eerste
lid, mogen uitsluitend gebruikt worden voor de storting van het bedrag, vermeld
in artikel 13, en voor de vereffening van de vakbondspremies en de
administratieve werkingskosten, vermeld in
[artikel V.25, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
Art. 15.
§ 1. De uitbetalingsinstelling betaalt
de vakbondspremie uit vóór 30 juni, volgend op het
referentiejaar, en, met toepassing van artikel 11, tweede lid,
vóór 30 juni van het tweede kalenderjaar, volgend op het
referentiejaar. Voor het referentiejaar 2010 betaalt de uitbetalingsinstelling
de vakbondspremie uit vóór 30 juni 2012.
§ 2. De uitbetalingsinstelling schrijft
de vakbondspremie rechtstreeks over op het in artikel 8, 2°, b, van dit
besluit bedoelde bankrekeningnummer.
Art. 16.
Het bedrag van de vakbondspremie is voor
elk referentiejaar gelijk aan het bedrag dat voor datzelfde referentiejaar is
voorzien in artikel 29
van het koninklijk besluit van 30 september 1980 betreffende de toekenning en
de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de
overheidssector.
Het bedrag van de administratieve
werkingskosten, vermeld in
[artikel V.25, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, is voor
elk referentiejaar gelijk aan het bedrag dat voor datzelfde referentiejaar is
voorzien in artikel 30 van het koninklijk besluit van 30 september 1980
betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige
personeelsleden van de overheidssector.
HOOFDSTUK 5. - Gerechtsdeurwaarder
Art. 17.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, stelt een gerechtsdeurwaarder aan. Die heeft als taak de
aanvraagformulieren bij de uitbetalingsinstellingen te controleren en vast te
stellen welk bedrag er per uitbetalingsinstelling uitbetaald moet worden. Hij
controleert ook of de vakbondspremies effectief door de
uitbetalingsinstellingen uitbetaald zijn. Opdat de gerechtsdeurwaarder deze
opdrachten kan uitvoeren, houden de uitbetalingsinstellingen alle documenten
die hiervoor nodig zijn ter beschikking van de
gerechtsdeurwaarder.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 18.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 januari 2012.
Art. 19.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.