OPGEHEVEN: Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de criteria ter beoordeling van verbeteringsplannen

  • goedkeuringsdatum
    17 januari 2014
  • publicatiedatum
    B.S.26/02/2014
  • datum laatste wijziging
    25/05/2018

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 32, 3°, artikel 41, § 2, derde lid, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, artikel 42, § 1, en artikel 43, eerste lid, vervangen bij het decreet van 21 december 2012;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 oktober 2013;

Gelet op advies 54.477/1 van de Raad van State, gegeven op 16 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder instelling : een onderwijsinstelling, een centrum voor leerlingenbegeleiding of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, als vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen".

Art. 2.

Dit besluit is van toepassing op de verbeteringsplannen, vermeld in artikel 41, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, en op de verbeteringsplannen die de centra, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen", voor het behoud van hun erkenning opmaken naar aanleiding van de doorlichting van de leertijd.

Art. 3.

§ 1. Het verbeteringsplan, vermeld in artikel 2, moet aan de volgende formele voorwaarden voldoen :

1° ondertekend zijn door de voorzitter van het bestuur van de instelling of door zijn gemandateerde;

2° de datum bevatten tot wanneer de instelling wil dat de procedure tot intrekking van de erkenning wordt opgeschort;

3° als het een onderwijsinstelling betreft die geen centrum voor volwassenenonderwijs of een centrum voor basiseducatie is, het engagement bevatten om het verbeteringsplan zo snel mogelijk te bespreken in de verschillende raden, vermeld in artikel 8, § 1,artikel 40,artikel 42, en artikel 45, van het decreet van 2 april 2004 betreffende de participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad;

4° als het een centrum voor volwassenenonderwijs of een centrum voor basiseducatie betreft, het engagement bevatten om zijn personeel en de cursisten zo snel mogelijk te informeren over de inhoud van het verbeteringsplan;

5° als het een centrum voor leerlingenbegeleiding betreft, het engagement bevatten om het verbeteringsplan zo snel mogelijk te bespreken met zijn personeel en het verbeteringsplan mee te delen aan de onderwijsinstellingen waarmee het een beleidsplan of beleidscontract heeft gesloten met het verzoek aan deze onderwijsinstellingen om het verbeteringsplan te bezorgen aan de verschillende raden van de school, vermeld in artikel 8, § 1, artikel 40, artikel 42, en artikel 45, van het decreet van 2 april 2004 betreffende de participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad;

6° als het een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, als vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen", betreft, het engagement bevatten om zijn leerlingen, de ouders en zijn personeel zo snel mogelijk te informeren over de inhoud van het verbeteringsplan;

7° de verklaring bevatten waaruit blijkt dat het bestuur van de instelling al dan niet zijn toestemming verleent om het verbeteringsplan bij de publicatie van het doorlichtingsverslag en bij de goed- of afkeuring van het verbeteringsplan door de Vlaamse Regering te voegen.

Als het verbeteringsplan opgesteld is naar aanleiding van een ongunstig advies waarbij de inspectie heeft vastgesteld dat de instelling de tekorten alleen maar kan wegwerken met externe ondersteuning, bevat het verbeteringsplan ook een engagementsverklaring die bevestigt dat het bestuur van de instelling een vraag naar ondersteuning heeft geformuleerd voor het geheel van de tekorten die aan de basis lagen van het ongunstige advies en dat de persoon of organisatie die de ondersteuning aanbiedt, op die vraag ingaat. Dat blijkt uit een ondertekende verklaring door de persoon of organisatie die de ondersteuning aanbiedt.

§ 2. Het verbeteringsplan moet aan de volgende inhoudelijke voorwaarden voldoen :

1° een opsomming van de in het doorlichtingsverslag opgesomde tekorten bevatten;

2° per tekort de verbeterdoelstellingen op het niveau van de instelling en, waar mogelijk, op het niveau van het personeel en de leerlingen of cursisten beschrijven;

3° per verbeterdoelstelling de beschrijving bevatten van het stappenplan om de doelstelling te bereiken. Die beschrijving houdt ten minste een concreet tijdspad in voor de verschillende stappen en bevat per stap in het tijdspad tenminste een beschrijving van de doelstelling, de acties, de betrokken actoren en de noodzakelijke middelen;

4° per verbeterdoelstelling een beschrijving bevatten van de instrumenten of procedures waarmee de instelling de vorderingen zal meten. Dat meten vindt ten minste één keer per jaar plaats als tussentijdse evaluatie. Op het einde van de periode van opschorting van de procedure tot intrekking van de erkenning vindt een eindevaluatie plaats;

5° per verbeterdoelstelling een beschrijving bevatten van de wijze waarop de instelling zal bewijzen dat ze haar verbeterdoelstelling heeft bereikt.

Art. 4.

De inspectie gaat na of het verbeteringsplan voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, en of het verbeteringsplan de instelling redelijkerwijze in staat stelt om alle vastgestelde tekorten die aanleiding hebben gegeven tot het verlenen van het ongunstige advies, te remediëren of weg te werken. De inspectie geeft advies aan de Vlaamse Regering, die beslist over de goed- of afkeuring van het verbeteringsplan.

Art. 5.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.