[1B.Vl.R. van 14/12/2018
B.S. 26/02/2019
OPGEHEVEN1B.Vl.R. van 14/12/2018
B.S. 26/02/2019
] Ministerieel besluit tot bepaling van de standaard voor de titel van begeleider buitenschoolse kinderopvang

  • goedkeuringsdatum
    10 september 2007
  • publicatiedatum
    B.S.25/09/2007
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    26/02/2019

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 14/12/2018 (B.S. 26/02/2019)

De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,

Gelet op het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, inzonderheid op artikel 6, 4°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007 en 28 juni 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, inzonderheid op artikel 4, § 3;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 november 2005 tot bepaling van de beroepen waarvoor een titel van beroepsbekwaamheid kan worden uitgereikt, inzonderheid op artikel 1, 3°;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 juni 2006 tot bepaling van de standaard voor de titel van begeleider buitenschoolse kinderopvang, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 augustus 2006;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 12 april 2006,

Besluit :

Artikel 1.

Voor het beroep van begeleider buitenschoolse kinderopvang met de overeenkomstige titel van begeleider buitenschoolse kinderopvang, verwijzend naar het SERV-beroepsprofiel 'begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang' met als uniek volgnummer 05/03 als vermeld in artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 november 2005 tot bepaling van de beroepen waarvoor een titel van beroepsbekwaamheid kan worden uitgereikt, worden de standaard, de succescriteria, de richtlijnen voor beoordeling en de classificatie met bijbehorend subsidiebedrag vastgelegd in de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 2.

Het ministerieel besluit van 12 juni 2006 tot bepaling van de standaard voor de titel van begeleider buitenschoolse kinderopvang, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 augustus 2006, wordt opgeheven.

Art. 3.

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

BIJLAGE

De standaard, de succescriteria, de richtlijnen voor beoordeling en de classificatie voor het beroep van begeleider buitenschoolse kinderopvang

Algemene informatie :

1° standaardnummer : 05/03;

2° classificatie : categorie 3, namelijk 1.200,00 euro;

3° brondocument : SERV-beroepsprofiel begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang.

Standaard :

Omschrijving van het beroep :

De begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang begeleidt 2,5- tot 12-jarigen voor en na school en tijdens vakantieperiodes zodat deze kinderen optimale ontwikkelingskansen krijgen en veilig zijn opgevangen.

Kerncompetenties :

De beroepsbeoefenaar, kan

1. met kinderen omgaan;

2. kinderen stimuleren en betrekken;

3. activiteiten begeleiden;

4. structureren en grenzen stellen aan kinderen;

5. met ouders omgaan;

6. met diversiteit omgaan;

7. samenwerken;

8. veilig, hygiënisch en gezond werken.

Kerncompetentie 1 : met kinderen omgaan.

Succescriteria :

1° spreekt kinderen vaak, spontaan en individueel aan;

2° maakt uit zichzelf oogcontact met de kinderen;

3° begroet en neemt afscheid van elk kind;

4° speelt in op wat kinderen doen, vertellen, voelen en meebrengen, aangepast aan de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de achtergrond van elk kind;

5° nodigt kinderen uit te zeggen wat er aan de hand is wanneer ze zich anders gedragen dan gewoonlijk;

6° laat emoties van kinderen toe;

7° houdt contact met de groep;

8° speelt mee met de kinderen zonder het spel te remmen.

Kerncompetentie 2 : kinderen stimuleren en betrekken.

Succescriteria :

1° biedt vaak prikkels aan volgens de leeftijd en ontwikkeling van elk kind (cognitief, sociaal-emotioneel, motorisch, taal);

2° moedigt kinderen aan tot initiatief volgens hun eigen ritme en invulling en helpt hen indien nodig;

3° legt nadruk op plezier, betrokkenheid en welbevinden van kinderen in plaats van op het resultaat;

4° geeft complimentjes aan alle kinderen in de groep;

5° nodigt kinderen telkens opnieuw uit.

Kerncompetentie 3 : activiteiten begeleiden.

Succescriteria :

1° past het activiteitenprogramma bij gewijzigde omstandigheden onmiddellijk aan;

2° animeert de kinderen bij het uitleggen van activiteiten om hen te motiveren en te betrekken;

3° brengt variatie en uitdaging in het spelaanbod, via verschillende spelvormen en -technieken;

4° geeft kinderen de mogelijkheid om te stoppen of niet deel te nemen aan activiteiten;

5° stemt activiteiten af op de inbreng van kinderen;

6° ontwikkelt een spelactiviteit aangepast aan de leeftijd en ontwikkeling van elk kind.

Kerncompetentie 4 : structureren en grenzen stellen aan kinderen.

Succescriteria :

1° bewaakt het dagverloop;

2° overlegt met kinderen wat wel en niet kan binnen de opvang;

3° bevestigt kinderen die positief gedrag vertonen;

4° berispt op een rustige manier kinderen die afspraken overtreden, herhaalt de afspraak en vertelt of doet voor hoe het wel moet;

5° herkent situaties die uit de hand kunnen lopen en stuurt die bij door een alternatief aan te bieden;

6° maant kinderen aan tot rust wanneer nodig;

7° geeft zelf het goede voorbeeld door rustig te blijven;

8° vraagt bij een conflict aan ieder kind naar zijn verhaal zonder partij te kiezen en wijst op de gevoelens en effecten bij anderen;

9° vraagt aan kinderen afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkeling hoe ze een conflictsituatie kunnen oplossen en doet indien nodig zelf voorstellen om het conflict verzoenend af te sluiten;

10° geeft kinderen alternatieve oplossingen dan agressie om zich te uiten.

Kerncompetentie 5 : met ouders omgaan.

Succescriteria :

1° maakt een praatje;

2° overlegt over kind(eren) en de opvang;

3° luistert naar klachten en bezorgdheden en bespreekt ze;

4° laat zich niet meeslepen in gesprekken en discussies;

5° herinnert ouders aan afspraken, ook als ze worden overtreden;

6° gaat vertrouwelijk om met informatie over ouders en kinderen.

Kerncompetentie 6 : met diversiteit omgaan.

Succescriteria :

1° toont geen afwijzend, vernederend, discriminerend gedrag t.a.v. kinderen, ouders of collega's;

2° zet anderen aan tot respectvol gedrag;

3° erkent verschillen in gewoonten (normen en/of waarden en/of opvoedingsstijlen) tussen kinderen, ouders of collega's;

4° praat over verschillen zonder er een negatief oordeel aan te koppelen.

Toepassingsgebied :

Deze kerncompetentie moet worden beoordeeld tijdens volgende cruciale momenten :

1° met kinderen omgaan;

2° met ouders omgaan;

3° samenwerken.

Kerncompetentie 7 : samenwerken.

Succescriteria :

1° overlegt met de collega's en handelt volgens overeengekomen groepsbeslissingen;

2° wisselt functionele informatie uit met collega's over het verloop van de opvang bij het overnemen van diensten;

3° vraagt naar de mening van collega's en de verantwoordelijke en staat open voor hun feedback;

4° signaleert op een functionele manier probleemgedrag van kinderen en klachten van ouders aan de verantwoordelijke;

5° komt op een rustige manier uit voor een eigen standpunt rekening houdend met de omstandigheden;

6° luistert naar de inbreng van anderen;

7° geeft negatieve opmerkingen nooit in het bijzijn van kinderen of ouders.

Kerncompetentie 8 : veilig, hygiënisch en gezond werken.

Succescriteria :

1° treedt op bij onveilig gebruik van speelgoed en materiaal;

2° houdt altijd groepsoverzicht en weet waar elk kind bezig is;

3° verzekert de veiligheid van het kind en roept de hulp in van de verantwoordelijke of dokter bij een gewond of ziek kind;

4° verwittigt onmiddellijk de verantwoordelijke bij een niet-gemachtigde afhaalpersoon;

5° ziet toe op het toiletgebruik en helpt indien nodig;

6° ziet toe op propere handen, monden en neuzen en helpt indien nodig;

7° zorgt dat kinderen beschermd zijn tegen de weersomstandigheden;

8° zorgt voor een veilige omgeving.

Toepassingsgebied :

Deze kerncompetentie moet worden beoordeeld tijdens volgende cruciale momenten :

1° activiteiten begeleiden.

Richtlijnen voor de beoordeling :

1° De beoordeling bestaat uit volgende proeven :

a) directe observatie van het proces op de werkplek wat betreft de kindgerichte competenties, bij voorkeur op woensdagnamiddag of tijdens vakantieperiodes;

b) criteriumgericht interview;

c) rollenspel.

2° De volgende situaties komen minstens aan bod tijdens de proeven :

a) breng- en haalmoment;

b) zorgmoment;

c) eetmoment;

d) rustig moment;

e) spelactiviteiten;

f) verwelkoming van een nieuw kind en nieuwe ouders.

3° De succescriteria worden gescoord aan de hand van een 3-puntenschaal.

4° De duurtijd van de beoordeling bedraagt maximum 3 x een halve dag. De voorbereidingstijd van de kandidaat voor het criteriumgericht interview en rollenspel is inbegrepen. De inleefmomenten van de kandidaat op de werkplek zijn niet inbegrepen. De duurtijd van de observatie op de werkplek bedraagt een halve dag.

5° Er kan maximum 1 persoon tegelijk per beoordelaar op de werkplek worden beoordeeld.

6° Om als competent beschouwd te worden dient de kandidaat :

a) alle competenties in deze standaard te beheersen;

b) 80 % van de succescriteria per competentie te behalen.

7° De observatie op de werkplek is doorslaggevend voor de eindbeoordeling.

Leeswijzer.

Deze leeswijzer verduidelijkt de wijze waarop de onderdelen van de standaard dienen gelezen of geïnterpreteerd te worden.

Omschrijving van het beroep.

De omschrijving van het beroep in een standaard bestaat uit een weergave van de hoofddoelstelling of de bestaansreden van het beroep, aangevuld met een beschrijving van het resultaat, de wijze waarop of de reden waarom het resultaat moet worden gehaald. De beroepsomschrijving geeft samen met de kerncompetenties een overzicht van de kern van het beroep.

Kerncompetenties.

Kerncompetenties zijn die competenties die cruciaal zijn voor het uitoefenen van een bepaald beroep en die het verschil maken tussen een goede en een minder goede beroepsbeoefenaar. Kerncompetenties spelen een doorslaggevende rol bij het uitvoeren van een welbepaalde beroepsactiviteit.

Kerncompetenties zijn afgeleid uit het ruimere beroepsprofiel en bestaan in principe uit zowel technische als meer transversale competenties.

Het aantal kerncompetenties is beperkt aangezien de standaard een bruikbaar beoordelingsinstrument moet zijn. Alle kerncompetenties moeten door een kandidaat worden beheerst om een titel van beroepsbekwaamheid te behalen.

Succescriteria.

Succescriteria zijn indicatoren die het voor de beoordelaar mogelijk maken om gericht naar een kerncompetentie te kijken. Succescriteria zijn de operationalisering of uitwerking van kerncompetenties in observeerbaar gedrag specifiek per beroep. Het gaat daarbij opnieuw om gedrag dat het verschil maakt tussen een goede en een minder goede beroepsbeoefenaar.

Succescriteria moeten niet in absolute termen gelezen worden; ze zijn richtinggevend. Dat wil zeggen dat kandidaten niet aan alle succescriteria in dezelfde mate moeten beantwoorden. Bij de beoordeling moeten de succescriteria door de beoordelaars tegen elkaar worden afgewogen om een uitspraak over het beheersen van de competentie te doen. Dat wil ook niet zeggen dat wanneer er een richtcijfer in een succescriterium is opgenomen dit exact moet worden nagegaan. Het is een richtcijfer voor de assessoren waarop ze zich bij hun beoordeling moeten oriënteren.

Het aantal succescriteria is in functie van de bruikbaarheid eveneens beperkt.

Toepassingsgebied.

Het toepassingsgebied dat bij een bepaalde kerncompetentie wordt vermeld, geeft weer binnen welke context of contexten de kerncompetentie dient te worden beoordeeld. Het toepassingsgebied geeft met andere woorden de context aan waarbinnen de succescriteria moeten worden geobserveerd.

Opmerkingen.

In de opmerkingen kan worden verwezen naar documenten, handboeken, die de beoordelaars kunnen gebruiken.

Kennisvereisten.

In sommige gevallen kan een standaard ook bij bepaalde kerncompetenties kennisvereisten bevatten. Dit komt alleen voor wanneer de sector beslist dat de beoordeling van die kerncompetenties ook uit een kennisproef dient te bestaan.

Richtlijnen voor de beoordeling.

De richtlijnen voor de beoordeling kunnen betrekking hebben op de proeven die moeten worden afgelegd, de beoordelingswijze (soort evaluatie, schalen, scores,...), de maximale duur van een beoordeling,...

Met een beroepsrelevante context wordt een gesimuleerde context bedoeld.

De richtlijnen zijn bindend voor de inhoud en het verloop van de beoordeling en moeten door iedere beoordelingsinstantie worden opgevolgd. Dit moet een gelijke en billijke beoordeling van iedere kandidaat garanderen.

Verklarende woordenlijst.

Als laatste onderdeel kan een standaard een verklarende woordenlijst bevatten. Begrippen die in de standaard cursief zijn gedrukt, worden in deze woordenlijst verduidelijkt.