Afwezigheid voor verminderde prestaties

  • referentie
    PERS/2017/01
  • publicatiedatum
    08/03/2017
  • datum laatste wijziging
    04/07/2023
  • opheffing
  • opheffing
    Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties
  • contact
    Uw werkstation
  • Vanaf 1 september 2023 heeft het personeelslid jaarlijks recht op vijf dagen afwezigheid voor verminderde prestaties om zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.

Vooraleer u deze omzendbrief doorneemt, kan het nuttig zijn om na te gaan of dit verlofstelsel op uw situatie van toepassing is. Wil u daarover duidelijkheid, dan kan u via de online toepassing nagaan welk verlofstelsel opgenomen kan worden naargelang uw situatie.

1. Waarover gaat deze omzendbrief?

Deze omzendbrief gaat over de afwezigheid voor verminderde prestaties. Dat is een verlofstelsel waarmee het personeelslid volledig of deeltijds onbetaald verlof neemt, zonder dat er een bepaald motief aan ten grondslag ligt.

Vanaf 1 september 2023 wordt het mogelijk om vijf dagen afwezigheid voor verminderde prestaties op te nemen om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 6 van de Richtlijn (EU) 2019/1158 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. Dat artikel bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om te zorgen dat elke werknemer recht heeft op vijf werkdagen zorgverlof per kalenderjaar. Zorgverlof wordt in de Richtlijn gedefinieerd als verlof voor werknemers om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een familielid of aan een persoon die deel uitmaakt van hetzelfde huishouden als de werknemer dat of die om een ernstige medische reden zoals gedefinieerd door elke lidstaat, behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.

2. Wie kan de afwezigheid voor verminderde prestaties nemen?

Volgende personeelscategorieën kunnen een afwezigheid voor verminderde prestaties opnemen:

1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;

5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.

Van de personeelscategorieën vermeld in 1° tot en met 4° kunnen zowel vastbenoemde als tijdelijke personeelsleden een afwezigheid voor verminderde prestaties nemen. Voor tijdelijk aangestelde personeelsleden en voor de contractuele personeelsleden vermeld in punt 5° geldt dit enkel voor zover de afwezigheid binnen hun aanstellingsperiode valt.

3. Wat is het?

Met een afwezigheid voor verminderde prestaties kan een personeelslid ervoor kiezen om zijn of haar betrekking niet of gedeeltelijk uit te oefenen.

Er zijn twee situaties mogelijk:

  • Het personeelslid wil zijn betrekking niet uitoefenen om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun;
  • Het personeelslid wil om een andere reden zijn betrekking niet of slechts gedeeltelijk uitoefenen. De aanvraag moet niet gemotiveerd worden.

Bij de opname van een afwezigheid voor verminderde prestaties om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun gelden volgende definities:

  • gezinslid: elke persoon die samenwoont met het personeelslid;
  • familielid: de echtgenoot van het personeelslid of de persoon met wie het personeelslid wettelijk samenwoont, en de bloedverwanten tot de eerste graad van het personeelslid;
  • een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: een gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, waarbij er behoefte is aan aanzienlijke zorg of steun;
  • zorg of steun: elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging.

4. Is de afwezigheid voor verminderde prestaties een recht of een gunst?

4.1. Gunst

De afwezigheid voor verminderde prestaties is een gunst als ze niet tot doel heeft om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of familielid. Het bevoegd bestuur beslist of het het verlof toestaat.

4.2. Recht

De afwezigheid voor verminderde prestaties is een recht als ze wordt opgenomen om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.

4.3. Wie kent de afwezigheid voor verminderde prestaties toe?

De afwezigheid voor verminderde prestaties kan worden toegestaan of wordt toegestaan door het bevoegd bestuur. Dat is:

1° de inrichtende macht of het bestuur voor de personeelsleden, vermeld in punt 2, 1°, en 2°;

2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;

3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden vermeld in punt 2, 4°;

4° het centrumbestuur voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie.

5. Voor welk volume kan het personeelslid een afwezigheid voor verminderde prestaties nemen?

5.1. Afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorg

De afwezigheid voor verminderde prestaties moet met volledige dagen genomen worden en geldt voor het totale opdrachtenpakket van het personeelslid. 

5.2. Afwezigheid voor verminderde prestaties omwille van andere redenen

De afwezigheid voor verminderde prestaties kan worden toegestaan voor alle prestaties of voor een gedeelte van de prestaties waarmee het personeelslid in de instelling, het centrum of de dienst belast is. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de prestaties waarvoor het personeelslid vastbenoemd, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangesteld is.

5.3. Bijzonderheden met betrekking tot de prestaties bij afwezigheid voor verminderde prestaties

5.3.1. Het personeelslid is ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking

Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop de afwezigheid voor verminderde prestaties genomen kan worden, als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking en een afwezigheid voor verminderde prestaties opneemt, worden eerst de opdrachten in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de opdrachten waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking. De opname van een afwezigheid voor verminderde prestaties doet op geen enkele manier afbreuk aan de reaffectatieverplichtingen van het schoolbestuur/de scholengemeenschap.

Voorbeeld

Een leraar praktische vakken is aangesteld voor een voltijdse opdracht van 29/29 en is voor 10/29 ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld. Hij wil een halftijdse afwezigheid voor verminderde prestaties opnemen voor 14/29. In dat geval moeten de 14/29 bestaan uit de 10/29 waarvoor hij ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en bijkomend 4/29 van zijn opdracht.

5.3.2. Het personeelslid presteert elders

Om het aantal prestatie-eenheden te bepalen dat het personeelslid moet blijven uitoefenen worden de volgende prestaties ook in aanmerking genomen als effectieve prestaties:

1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en van hoofdstuk 12, afdeling 2, van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;

2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht als vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

3° de prestaties, verstrekt voor in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk voor de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;

4° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;

5° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;

6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid, ter beschikking gesteld van zijn voorganger als vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;

7° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen als vermeld in artikel IV.110 van de Codex hoger onderwijs;

8° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 166, §1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

10° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs.

6. Wat als het personeelslid een andere dienstonderbreking neemt?

6.1. Combinatie met andere dienstonderbrekingen

Volgende dienstonderbrekingen kunnen gecombineerd worden met een afwezigheid voor verminderde prestaties:

-Verlof tijdelijk andere opdracht

-Omstandigheidsverlof

-Verlof wegens overmacht

-Staking

-Nascholing.

Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan de afwezigheid voor verminderde prestaties.

6.2. Opschorting

De afwezigheid voor verminderde prestaties wordt opgeschort zodra het personeelslid één van de volgende verloven opneemt :

1° bevallingsverlof;

2° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;

3° onbezoldigd ouderschapsverlof;

4° geboorteverlof;

5° loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof;

6° loopbaanonderbreking voor medische bijstand;

7° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen;

8° loopbaanonderbreking voor mantelzorg;

9° zorgkrediet.

De opschorting houdt in dat de afwezigheid voor verminderde prestaties na het opgenomen verlof opnieuw verder loopt tot de oorspronkelijk gevraagde einddatum.

Voorbeeld

Een personeelslid neemt een volledige afwezigheid voor verminderde prestaties van 1 september 2017 tot 31 december 2017. Het heeft echter een maand loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen nodig van 1 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017. De periode van afwezigheid voor verminderde prestaties loopt van 1 september 2017 tot en met 30 september 2017 en van 1 november 2017 tot en met 31 december 2017.

7. Wanneer begint en eindigt de afwezigheid voor verminderde prestaties?

7.1. Algemene regel

De afwezigheid voor verminderde prestaties kan op om het even welk moment ingaan en eindigen. Er zijn geen vaste begin- en einddata. De afwezigheid kan voor om het even welke periode genomen worden.

7.2. Wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes tussen twee perioden van afwezigheid voor verminderde prestaties

De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten aan een voorafgaande periode van afwezigheid voor verminderde prestaties, en die een nieuwe periode van afwezigheid voor verminderde prestaties onmiddellijk voorafgaan, worden eveneens als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd.

Voor de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering van de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.

Voorbeeld 1

Een personeelslid geniet een afwezigheid voor verminderde prestaties voor de periode van 1 februari 2018 tot en met 11 februari 2018 voor 10/20. De krokusvakantie loopt van 12 februari t/m 18 februari. Vanaf 19 februari wordt hem een afwezigheid voor verminderde prestaties voor 20/20 toegestaan. De periode van 12 februari t/m 18 februari wordt eveneens als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd voor 10/20.

Voorbeeld 2

Een personeelslid geniet een afwezigheid voor verminderde prestaties van maandag 15 januari 2018 tot en met vrijdag 19 januari 2018 voor 20/20. Vanaf maandag 22 januari 2018 wordt hem een afwezigheid voor verminderde prestaties voor 10/20 toegestaan. Het weekend (20 en 21 januari) wordt eveneens als een periode afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd voor 20/20.

Voorbeeld 3

Een personeelslid geniet een afwezigheid voor verminderde prestaties voor de periode van 1 december 2017 tot en met 31 december 2017 voor 10/20. Vanaf 1 januari 2018 tot 31 maart 2018 wordt hem een afwezigheid voor verminderde prestaties voor 5/20 toegestaan. De kerstvakantie loopt van 25 december 2017 tot en met 7 januari 2018. De periode van 1 december 2017 t/m 31 december 2017 wordt als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd voor 10/20 en de periode vanaf 1 januari 2018 tot 31 maart 2018 wordt als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd voor 5/20.

8. Wat is de totale duur van de afwezigheid voor verminderde prestaties?

8.1. Afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorg

De afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorg bedraagt maximaal 5 dagen per kalenderjaar.

8.2. Afwezigheid voor verminderde prestaties omwille van andere redenen

De totale duur van de afwezigheid, in een keer of in verschillende keren genomen, mag tijdens de volledige loopbaan van het personeelslid niet meer bedragen dan 60 maanden, ongeacht of de afwezigheid werd verkregen voor al de uitgeoefende prestaties of voor een deel ervan.

Bij de berekening van het aantal maanden wordt ook rekening gehouden met de duur van de afwezigheden voor verminderde prestaties die in hogescholen zijn opgenomen of in universiteiten door de personeelsleden in het integratiekader.

Om de totale duur te berekenen van de afwezigheid voor verminderde prestaties die een personeelslid over zijn hele loopbaan neemt, wordt alleen rekening gehouden met de duur van de afwezigheden voor verminderde prestaties die zijn ingegaan vanaf 1 september 2017.

Opgelet: wanneer een korte vakantieperiode tussen twee periodes van loopbaanonderbreking voor medische bijstand wordt omgezet naar een afwezigheid voor verminderde prestaties, telt deze omgezette periode niet mee voor de berekening van de 60 maanden.

8.3. Principes bij het berekenen van de maximumduur van 5 jaar of 60 maanden

8.3.1. Volledige dagen

De afwezigheid voor verminderde prestaties wordt steeds met volledige kalenderdagen aangerekend met een minimum van één kalenderdag.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wil een afwezigheid voor verminderde prestaties opnemen op 12 en 13 oktober. Er wordt hem/haar voor deze twee dagen een afwezigheid voor verminderde prestaties toegestaan. Er zullen twee voltijdse kalenderdagen worden aangerekend.

Voorbeeld 2

Een personeelslid wil een halftijdse afwezigheid voor verminderde prestaties opnemen van 15 oktober tot en met 20 december. Er wordt hem/haar voor deze periode een afwezigheid voor verminderde prestaties toegestaan. Er zullen voor de volledige periode voltijdse kalenderdagen worden aangerekend.

8.3.2. Per persoon

De totale duur wordt berekend per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst.

Voorbeeld 1

Een personeelslid geeft op dinsdagvoormiddag les in school A en op dinsdagnamiddag les in school B (de scholen kunnen tot een verschillende inrichtende macht behoren). Hij/zij moet enkel afwezig zijn in de voormiddag in school A en die inrichtende macht staat een afwezigheid voor verminderde prestaties toe. In de namiddag werkt hij/zij in school B. Er zal één kalenderdag worden aangerekend.

Voorbeeld 2

Een personeelslid is in school A aangesteld voor 8/20 en in een school B voor 10/20. Hij neemt in school A een afwezigheid voor verminderde prestaties van 1 oktober tot en met 15 oktober. Niettegenstaande het personeelslid in school B prestaties blijft uitoefenen, zullen 15 kalenderdagen worden aangerekend.

8.3.3. Maand/jaar

Voor de berekening van de maximumduur van 5 jaar of 60 maanden vormen dertig dagen één maand en vormen 360 dagen één jaar.

Voorbeeld

Een personeelslid genoot een afwezigheid voor verminderde prestaties van 10 september 2017 tot en met 10 februari 2018.

Deze periode van 4 volledige maanden en 2 onvolledige maanden wordt als volgt aangerekend: 21+ 31 + 30 + 31 + 31 + 10 = 154 dagen of 5 maanden (= 150/30 dagen) en 4 dagen.

8.4. Berekening van de maximumduur tijdens de zomervakantie

8.4.1. Periodes van afwezigheid voor verminderde prestaties van minder dan 300 dagen aangevraagd in de periode van 1 september tot 30 juni

De effectief aangevraagde dagen in de periode van 1 september tot en met 30 juni worden aangerekend op het maximumrecht van 60 maanden verlof. Het aantal tijdens de zomervakantie onbezoldigde kalenderdagen (zie verder) worden niet meegeteld om de duur te bepalen van de periode afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid nog recht heeft.

8.4.2. Periodes van afwezigheid voor verminderde prestaties aangevraagd van 1 september tot 30 juni (300 dagen)

De afwezigheid voor verminderde prestaties wordt beschouwd als zijnde door te lopen tot en met 31 augustus. De dagen van de zomervakantie worden hier dus wel meegeteld bij de berekening, met als resultaat 12 maanden of 360 dagen. Per schooljaar worden er maar maximum 360 dagen aangerekend.

8.4.3. Periodes van afwezigheid voor verminderde prestaties aangevraagd van 1 september tot 31 augustus

Voor de berekening van het maximumrecht op 60 maanden of 5 jaar afwezigheid voor verminderde prestaties tellen de dagen van de zomervakantie wel mee als afwezigheid voor verminderde prestaties (= 12 maanden = 360 dagen). Per schooljaar worden er maar maximum 360 dagen aangerekend.

8.5. Afwijking

De totale duur van zestig maanden mag worden overschreden als :

1° het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, ambtshalve wordt omgezet in een afwezigheid voor verminderde prestaties;

2° het opvangverlof van een personeelslid ambtshalve wordt omgezet in afwezigheid voor verminderde prestaties omdat bij de terugkeer uit het buitenland blijkt dat geen adoptie heeft plaatsgehad;

3° een personeelslid gebruik maakt van de overgangsmaatregelen, als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;

4° de afwezigheid van een personeelslid dat zorgkrediet heeft genomen, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, wordt omgezet in afwezigheid voor verminderde prestaties.

5° het personeelslid het recht laat gelden op een afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorgdoeleinden.

9. Kan de afwezigheid voor verminderde prestaties vroegtijdig worden stopgezet?

Als het bevoegd bestuur ermee instemt, kan de afwezigheid voor verminderde prestaties worden stopgezet.

Let wel: dit kan niet omwille van een ziekteverlof, een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, een afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, een terbeschikkingstelling wegens ziekte, een afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en een verlof wegens moederschapsbescherming, aangezien deze verloven geen einde maken aan de afwezigheid voor verminderde prestaties.

10. Wat is de administratieve stand van het personeelslid?

Tijdens de afwezigheid voor verminderde prestaties is het personeelslid in de stand non-activiteit.

11. Hoeveel bedraagt het salaris?

11.1. Algemene regel

Het personeelslid heeft voor de prestatie of prestaties waarvoor het afwezig is, geen recht op salaris, salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.

Bij een terbeschikkingstellig wegens ziekte gedurende een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties, wordt het wachtgeld berekend op basis van de werkelijk uitgeoefende prestaties.

11.2. Vermindering van het salaris tijdens de zomervakantie

11.2.1. Vastbenoemde personeelsleden, tot de proeftijd toegelaten personeelsleden en tijdelijke personeelsleden zonder uitgestelde bezoldiging

Een afwezigheid voor verminderde prestaties die het personeelslid genoten heeft tijdens het schooljaar of dienstjaar, heeft tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar een aantal kalenderdagen niet worden bezoldigd.

Om dit aantal kalenderdagen waarvoor een vermindering van het salaris in de zomervakantie wordt doorgevoerd, te berekenen:

1° worden alle kalenderdagen genoten afwezigheid voor verminderde prestaties opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;

2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd;

3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond.

Deze regeling is niet van toepassing op de volgende personeelsleden :

  • de personeelsleden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel;
  • de personeelsleden van de categorie van het administratief personeel van de semi-internaten;
  • de personeelsleden aangesteld in het ambt van coördinerend inspecteur of van inspecteur-generaal;
  • de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie;
  • de personeelsleden van het administratief personeel van de voormalige medisch-pedagogische instituten van het Gemeenschapsonderwijs en de voormalige tehuizen voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben en die zijn opgenomen in het transitiekader Onderwijs-Welzijn;
  • de personeelsleden van de voormalige internaten met permanente openstelling en die zijn opgenomen in het transitiekader Onderwijs-Welzijn.

Met “zomervakantie” wordt bedoeld de periode van 1 juli tot 31 augustus.

De vermindering van het salaris wordt doorgevoerd in voormelde periode.

De periode van vermindering van het salaris is op het loopbaanoverzicht zichtbaar onder de benaming “afwezigheid voor verminderde prestaties ’ vermindering bezoldiging zomervakantie”. Deze periode komt in aanmerking voor de geldelijke en sociale anciënniteit.

Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt deze regel verduidelijkt.

Belangrijk : de vermindering van het salaris wordt eerst toegepast op de maand juli en - zo nodig - vervolgens op de maand augustus (zie voorbeeld 2 hierna).

Voorbeeld 1

Een vastbenoemde leraar neemt tijdens het schooljaar 2017 - 2018 een afwezigheid voor verminderde prestaties van 1 september 2017 tot en met 7 januari 2018 .

Het aantal kalenderdagen afwezigheid voor verminderde prestaties bedraagt: 30 + 31 + 30 + 31 + 7 = 129 kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen die ingevolge de afwezigheid voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie niet mogen worden bezoldigd, is gelijk aan 129 x 0,2 = 25,8 of afgerond naar de lagere eenheid 25 kalenderdagen. Met andere woorden het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 25 kalenderdagen geen salaris.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand juli voor 30 – 25 = 5 kalenderdagen een salaris.

Voorbeeld 2

Een administratief medewerker (tijdelijk personeelslid zonder uitgestelde bezoldiging) neemt tijdens het schooljaar 2017 - 2018 een afwezigheid voor verminderde prestaties van 1 september 2017 tot en met 8 april 2018 .

Het aantal kalenderdagen afwezigheid voor verminderde prestaties bedraagt: 30 + 31 + 30 + 31 + 31 + 2 8 + 31 + 8 = 220 kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen die ingevolge de afwezigheid voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie niet mogen worden bezoldigd, is gelijk aan 220 x 0,2 = 44 kalenderdagen. Met andere woorden, het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 44 kalenderdagen geen salaris.

Tijdens de maand juli zal het personeelslid niet worden bezoldigd.

Rest nog voor de maand augustus: 44 – 30 = 14 onbezoldigde kalenderdagen.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand augustus voor 30 – 14 = 16 kalenderdagen een salaris.

Voorbeeld 3

Een vastbenoemd directeur neemt tijdens het schooljaar 2017 - 2018 een afwezigheid voor verminderde prestaties van 1 oktober 2017 tot en met 15 januari 2018.

Het aantal kalenderdagen afwezigheid voor verminderde prestaties bedraagt: 31 + 30 + 31 + 15 = 107 kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen die ingevolge de afwezigheid voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie niet mogen worden bezoldigd, is gelijk aan 107 x 0,2 = 21,4 of afgerond naar de lagere eenheid 21 kalenderdagen. Met andere woorden, het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 21 kalenderdagen geen salaris.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand juli slechts voor 30 – 21 = 9 kalenderdagen een salaris.

11.2.2. Tijdelijke personeelsleden met uitgestelde bezoldiging

De uitgestelde bezoldiging die tijdens de maanden juli en augustus wordt uitgekeerd aan tijdelijke personeelsleden die tijdens het schooljaar een afwezigheid voor verminderde prestaties hebben genoten, wordt in evenredige mate verminderd.

De berekening van de evenredige vermindering gebeurt volgens dezelfde principes als vermeld in punt 11.2.1.

12. Welke principes gelden voor de geldelijke anciënniteit?

12.1. Algemeen principe

Enkel een periode van volledige afwezigheid voor verminderde prestaties telt niet mee voor de geldelijke anciënniteit. Van zodra het personeelslid nog effectief presteert, loopt de geldelijke anciënniteit door.

Voorbeeld

Een vastbenoemd personeelslid nam voor al zijn prestaties een afwezigheid voor verminderde prestaties van 15 september tot en met 15 oktober. De in aanmerking komende diensten worden berekend per kalendermaand; diensten die geen volle maand bedragen worden niet meegeteld (toepassing artikel 20 van het koninklijk besluit van 15 april 1958). De maanden september en oktober worden bijgevolg niet als geldelijke anciënniteit geteld.

Als dit personeelslid slechts voor een deel van zijn opdracht van 15 september tot en met 15 oktober een afwezigheid voor verminderde prestaties neemt en het daarnaast nog voor een deel effectief prestaties blijft uitoefenen, komen de maanden september en oktober wel in aanmerking.

12.2. Toepassing tijdens de zomervakantie

De onbezoldigde dagen in de zomervakantie hebben geen invloed op de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld

Een personeelslid is afwezig met verminderde prestaties van 15 september tot en met 15 oktober. Deze maanden tellen niet mee bij de berekening. Als gevolg van deze periode van afwezigheid voor verminderde prestaties zullen er ook tijdens de zomervakantie een aantal dagen van de maand juli niet of minder bezoldigd worden. Niettemin telt de maand juli toch volledig mee voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Uitzondering:

De afwezigheid voor verminderde prestaties toegekend voor een volledig schooljaar of dienstjaar eindigt steeds bij het einde van dat schooljaar of dienstjaar, de zomervakantie inbegrepen. In geval van een volledige afwezigheid voor verminderde prestaties zal er voor de berekening van de geldelijke anciënniteit dus 1 jaar niet meegerekend worden.

13. Is cumulatie toegestaan tijdens de afwezigheid voor verminderde prestaties?

Tijdens de afwezigheid voor verminderde prestaties zijn vervangende winstgevende activiteiten toegestaan.

13.1. In het onderwijs

Een personeelslid kan tijdens een afwezigheid voor verminderde prestaties een onderwijsopdracht tijdelijk (opnieuw) opnemen. Het personeelslid kan opteren voor een gewone tijdelijke indiensttreding of voor het stelsel van opnieuw in actieve dienst treden.

Let op: als gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid om opnieuw in actieve dienst te treden, moet aan de specifieke voorwaarden van dit stelsel voldaan zijn. U vindt alle info hierover in punt 3.1. van de omzendbrief Schaarste aan onderwijsverstrekkers - overwerk, bijbetrekking en opnieuw in actieve dienst treden van 6 oktober 2000. Het gebruik van dit stelsel is een mogelijkheid maar geen verplichting.

13.2. Buiten het onderwijs

Activiteiten buiten het onderwijs zijn toegelaten. De regelgeving betreffende de afwezigheid voor verminderde prestaties bevat dienaangaande geen verbodsbepalingen.

14. Komt de afwezigheid voor verminderde prestaties in aanmerking voor het pensioen?

De afwezigheid voor verminderde prestaties komt niet in aanmerking voor het pensioen.

15. Welke procedure moet gevolgd worden bij een afwezigheid voor verminderde prestaties?

Een afwezigheid voor verminderde prestaties omwille van andere redenen wordt als volgt meegedeeld aan AGODI en/of AHOVOKS:

Code dienstonderbreking afwezigheid voor verminderde prestaties 

Code 

Dienstonderbreking 

bereik 

RL 

Begindatum 

Einddatum 

220  

Afwezigheid voor verminderde prestaties  

O  

1 en 12  

01 -09-201 7  

onbepaald  

O = opdrachtgebonden.

De afwezigheid voor verminderde prestaties kan worden genomen voor alle prestaties of voor een gedeelte van de prestaties waarmee het personeelslid in de instelling, het centrum of de dienst belast is.

Een afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorgdoeleinden wordt als volgt meegedeeld aan AGODI en/of AHOVOKS:

Code dienstonderbreking afwezigheid voor verminderde prestaties 

Code 

Dienstonderbreking 

bereik 

RL 

Begindatum 

Einddatum 

249  

Afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorgdoeleinden 

P  

2  

01-09-2023  

onbepaald  

P = persoonsgebonden

Een afwezigheid voor verminderde prestaties voor zorgdoeleinden moet voor het totale opdracht(en)pakket van het personeelslid worden genomen.

De aanvraagformulieren bij een afwezigheid voor verminderde prestaties blijven ter beschikking in de school, de instelling of het centrum en moeten dus niet naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen worden gezonden.