Het Vlaamse onderwijs kent hoge percentages zittenblijvers. De studie brengt allereerst de actuele praktijken en visies rond zittenblijven in kaart. Het onderzoeksteam beschrijft de effecten van zittenblijven op leerlingenniveau en op het niveau van het onderwijssysteem.
Het team stelt volgende vragen: (1) Met welk doel wordt zittenblijven in Vlaanderen ingezet? Welke overtuigingen hebben leraren/directies en ouders omtrent de zinvolheid van zittenblijven? (2) Wat zijn de effecten van zittenblijven? Wat zijn de effecten van zittenblijven op leerlingniveau (op de zittenblijver enerzijds en op de klasgenoten anderzijds)? Wat zijn de effecten voor het individu op korte termijn en op lange termijn? Wat zijn de effecten van zittenblijven op systeemniveau? Welk beeld krijgen we wanneer we de langetermijneffecten voor het individu aggregeren op het niveau van de samenleving? (3) Hoe gaan andere Europese landen om met hun zwakste leerlingen? Wat zijn typische kenmerken van onderwijssystemen met kleine percentages zittenblijvers (in termen van onderwijsstructuur, klassamenstelling, doorverwijzing naar buitengewoon onderwijs, etc.). In welke mate zijn die praktijken uit buitenlandse onderwijssystemen toepasbaar in Vlaanderen? Welke voorwaarden moeten vervuld zijn om bepaalde alternatieve praktijken ingang te doen vinden?
Het team vergelijkt het Vlaamse onderwijs met enkele andere onderwijssystemen. De studie leidt tot 3 zaken: een grondige reflectie over zittenblijven in Vlaanderen, een voorstelling van alternatieve onderwijspraktijken en beleidsadviezen.