De invloed van de invoering van de maximumfacturen op de organisatie van dergelijke ééndaagse en meerdaagse activiteiten en uitstappen in het basisonderwijs werd onderzocht. Er werd vastgesteld dat het aantal ééndaagse schooluitstappen of schoolreizen (bv. bosuitstap, bezoek aan kinderboerderij, pretparkbezoek,…) tijdens het schooljaar 2006- 2007 met het schooljaar 2008-2009 -dus voor en na het invoeren van de maximumfactuur lijkt het aantal uitstappen gedaald te zijn met zo’n 10% in het lager onderwijs. De specifieke ‘culturele en educatieve activiteiten’ (bijvoorbeeld theater-, muziek- of filmvoorstelling binnen of buiten de school, museumbezoek,…) zouden verminderd zijn met zo’n 4% in het lager onderwijs. Sinds het invoeren van de maximumfactuur kan een leerling uit het lager onderwijs zo’n 30-tal van deze activiteiten verwachten in de loop van 6 jaar, m.a.w. zo’n vijftal activiteiten per schooljaar. Maar de verschillen tussen scholen zijn enorm: sommige scholen bieden minder dan 2 culturele activiteiten aan per jaar, terwijl andere scholen aangeven gemiddeld 10 culturele en educatieve activiteiten per jaar te organiseren. Het aantal specifieke sportactiviteiten (bijvoorbeeld sportdag binnen of buiten de school, zwemmen, fietstocht, schaatsen,…) dat in de lagere school georganiseerd wordt is gedaald met zo’n 4%. In het kleuteronderwijs is het aanbod van culturele en educatieve activiteiten twee jaar na het invoeren van de maximumfactuur nagenoeg stabiel. Er is nauwelijks een wijziging sinds de invoering van de maximumfactuur. Het aantal sportactiviteiten lijkt met ca. 7 % verminderd. Ook gaan kleuters iets minder dan voorheen gedurende een volledige dag op stap. De onderzoekers stellen een kleine daling (van ca. 4%) vast. Sinds het invoeren van de maximumfactuur worden ook iets minder meerdaagse uitstappen georganiseerd: zo is het aantal verblijfsdagen op ‘meerdaagse uitstappen’ in 20008-2009 in het lager onderwijs met zo’n 8% gedaald, wat ongeveer neerkomt op één verblijfsdag minder in de loop van zes leerjaren. Het lijkt erop dat de scholen die in het onderzoek waren betrokken iets minder (lang) op bosklassen gaan en vooral minder (lang) op sneeuwklassen gaan. Maar ook hier zijn de verschillen tussen de scholen bijzonder groot. Terwijl gemiddeld gesproken een leerling in de loop van 6 jaar lager onderwijs in het totaal zo’n 12 à 14 dagen participeert aan meerdaagse schooluitstappen, gaat men in sommige scholen nooit op meerdaagse uitstap. Tegelijk zijn er ook scholen die aangeven tijdens het lager onderwijs zo’n 34 dagen op meerdaagse uitstap te trekken, of dus zo’n 5 à 6 dagen per leerjaar. De onderzoekers voerden ook een kwalitatief onderzoek uit. Men stelde vast dat de keuzes die directies maken in hun school afhangen van verschillende contextfactoren zoals noodzakelijke financiële prioriteiten die de school dient te leggen (bv. schuldenlast lening), het flankerend beleid dat de gemeente voert, de afstand van de school tot de activiteiten, de financiële steun van een vriendenkring of oudercomité,… Wat de afstand van de school tot de activiteiten betreft, blijkt uit de kwantitatieve analyse dat vooral in kleine plattelandsscholen het aanbod van culturele activiteiten verminderd is. Bij grotere plattelandsscholen kon dit niet vast gesteld worden.