OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering over de bevoegdheid, de
samenstelling en de werking van de commissies van advies voor het buitengewoon
onderwijs.
goedkeuringsdatum
24 JUNI 1997
publicatiedatum
B.S.17/09/1997
datum laatste wijziging
30/09/2014
COORDINATIE
B.Vl.R.
17-12-2010 - B.S. 24-6-2011
opgeheven door B.Vl.R. 23-5-2014 - B.S. 30-9-2014
De Vlaamse regering,
Gelet op de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en
geïntegreerd onderwijs, inzonderheid op de artikelen 6 en 7, § 1;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25
februari 1997, inzonderheid op artikel 26, § 3;
Gelet op het protocol van 27 mei 1997 houdende de conclusies van
de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van
het Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van
afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op het protocol van 27
mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in
het overkoepelend onderhandelingscomité;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 25 april 1997;
Gelet op de
dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet
basisonderwijs van 25 februari 1997 in werking treedt op 1 september 1997.
Hetzelfde geldt voor de eerste reeks bijkomende
uitvoeringsbesluiten.
Het is voor de organisatie
van het schooljaar 1997-1998 en voor de rechtszekerheid van schoolbesturen,
directies en personeelsleden essentieel dat zij zo snel mogelijk uitsluitsel
krijgen over de nieuw toe te passen regelgeving;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 2 juni 1997
met toepassing op artikel 84, eerste lid, 2° , van de gecoördineerde
wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de
Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit
besluit wordt verstaan onder :
1° CABO :
commissie van advies voor het buitengewoon onderwijs;
2° decreet : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
3°[...]
B.Vl.R.
van 17-12-2010
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheid
Art. 2.
§ 1. In elke provincie
wordt een commissie van advies voor het buitengewoon onderwijs opgericht. Deze
commissie is bevoegd voor de leerlingen die onderwijs- en/of
opvoedingsactiviteiten volgen in scholen die in de provincie gelegen zijn en
voor de kinderen in die provincie die vanwege een ernstige handicap geen
onderwijs op school kunnen volgen.
De CABO van de
provincie Vlaams-Brabant is ook bevoegd voor in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad gelegen scholen met het Nederlands als onderwijstaal.
§ 2. Bij elke CABO wordt
een subcommissie opgericht.
Art. 3.
Met toepassing van
artikel 26, § 2,
van het decreet en [artikel 68, §
2, van de codificatie betreffende het secundair
onderwijs] neemt de CABO, op verzoek van de ouders, binnen
vijftien werkdagen een gemotiveerde beslissing over een tijdelijke of
permanente vrijstelling van de leerplicht voor een jongere of de opheffing van
deze vrijstelling.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 4.
De ouders beschikken over
vijftien werkdagen om tegen de beslissing van de commissie zoals bedoeld in
artikel 3 beroep in te stellen.
Dit gebeurt bij
aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van de commissie.
Als de ouders beroep instellen wordt het dossier
overgezonden naar een CABO van een andere provincie, die in beroep een nieuwe
beslissing neemt. Tegen deze in beroep getroffen beslissing is geen verder
beroep mogelijk.
Art. 5.
De commissie brengt ter
uitvoering van artikel 26, §
3, van het decreet en [artikel 68, § 1, van
de codificatie betreffende het secundair onderwijs],
gemotiveerde adviezen uit over vragen die haar worden voorgelegd door de
ouders, een meerderjarige met een handicap of zijn wettelijke
vertegenwoordiger, een schooldirecteur, een lid van de onderwijsinspectie of
een arts belast met het medisch schooltoezicht betreffende :
1. het overplaatsen van een leerling die in een school voor gewoon
onderwijs is ingeschreven, naar een school voor buitengewoon onderwijs;
2. het overplaatsen van een leerling die in het
buitengewoon onderwijs is ingeschreven, naar het gewoon onderwijs;
3. het overplaatsen van een leerling van de ene
school voor buitengewoon onderwijs naar een andere waar een geschikter niveau,
type of opleidingsvorm van buitengewoon onderwijs georganiseerd wordt;
4. het recht op permanent onderwijs aan huis ter
uitvoering van artikel
35 van het decreet en
[artikel 118 van de codificatie
betreffende het secundair onderwijs].
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 6.
§ 1. De Vlaamse minister,
bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde kan, na eensluidend advies
van de CABO, de voordelen zoals bepaald in
[artikel 293 van de codificatie
betreffende het secundair onderwijs] toekennen.
§ 2. Dezelfde minister kan
de CABO's afzonderlijk of gezamenlijk vragen hun advies over een door hem
bepaald onderwerp te verstrekken of opdrachten te
vervullen.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 7.
De subcommissie neemt de
bevoegdheid van de CABO, zoals bepaald in
[artikel 67, § 2, van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs], over.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
HOOFDSTUK III. - Samenstelling van de
CABO's
Art. 8.
§ 1. Elke CABO is
samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter, acht leden en een
secretaris.
§ 2. Voor elk van de acht
leden is er een plaatsvervanger die tot dezelfde discipline als het effectieve
lid behoort. Er wordt ook een plaatsvervangend secretaris
aangesteld.
Art. 9.
De
inspecteur-coördinator van het gewoon basisonderwijs van de provincie is
voorzitter van de commissie.
Ondervoorzitter en
secretaris zijn inspecteurs van het basisonderwijs van de provincie waarvoor de
commissie functioneert.
De acht leden worden
aangewezen onder de personeelsleden van de scholen van het buitengewoon
onderwijs, de PMS-centra en de pedagogische begeleidingsdiensten van de
Gemeenschap, de provincies, de gemeenten en de gesubsidieerde vrije sector. Zij
behoren tot de pedagogische, de paramedische, de psychologische, de medische en
de sociale disciplines.
Art. 10.
Ondervoorzitter, leden,
secretaris en plaatsvervangers worden aangesteld door de Vlaamse minister
bevoegd voor het onderwijs.
De commissie wordt
zodanig samengesteld dat de helft van de leden behoort tot het personeel van de
officiële scholen en centra, de andere helft tot het personeel van de
gesubsidieerde vrije scholen en centra.
Art. 11.
Ondervoorzitter, leden,
secretaris en plaatsvervangers worden aangesteld voor een termijn van vier
jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
Elk lid dat
niet langer de voorwaarden vervult op grond waarvan het is benoemd, houdt op
deel uit te maken van de commissie.
Hetzelfde
geldt voor een lid dat gedurende een schooljaar op meer dan de helft van de
vergaderingen van de commissie afwezig bleef.
Als
het ambt van ondervoorzitter vacant is, stelt de Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs, een nieuwe ondervoorzitter aan.
Als er een vacature is doordat een van de acht leden of de
secretaris zijn mandaat niet meer kan uitoefenen, wordt het mandaat tot het
einde van de periode uitgeoefend door het plaatsvervangend lid, respectievelijk
de plaatsvervangende secretaris, en wordt een nieuw plaatsvervangend lid of een
nieuwe plaatsvervangende secretaris aangesteld.
HOOFDSTUK IV. - Samenstelling van de
subcommissies
Art. 12.
Elke subcommissie is in
toepassing van [artikel 67, § 2, van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs] samengesteld
uit de voorzitter van de CABO die tevens voorzitter wordt van de subcommissie,
drie leden van de CABO en drie leden die de welzijnssector van de Vlaamse
Gemeenschap vertegenwoordigen.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 13.
§ 1. De drie leden van de
CABO die deel uitmaken van de subcommissie worden bij meerderheid van stemmen
door de CABO uit haar midden verkozen. Bij staking van stemmen is telkens het
oudste lid verkozen. Hun plaatsvervangers in de CABO vervullen ook die functie
in de subcommissie.
§ 2. De drie leden die de
welzijnssector vertegenwoordigen en hun plaatsvervangers worden aangesteld door
de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, op voordracht van de Vlaamse
minister tot wiens bevoegdheid de welzijnssector
behoort.
Art. 14.
De leden van de subcommissie
worden aangesteld voor een termijn zoals bepaald in artikel 11. De andere
bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op het mandaat van de leden
van de subcommissie.
HOOFDSTUK V. - Werking van CABO's en
subcommissies
Art. 15.
Bij afwezigheid van de
voorzitter zit de ondervoorzitter de CABO voor. Bij afwezigheid van voorzitter
en ondervoorzitter fungeert het oudste werkend lid als voorzitter van de CABO.
Bij afwezigheid van de voorzitter zit het oudste
werkende lid de subcommissie voor.
Een werkend
lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, meldt dit aan zijn
plaatsvervanger en aan de voorzitter.
Art. 16.
De voorzitter roept de CABO
of de subcommissie samen hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van ten
minste een derde van de leden, de voorzitter en in voorkomend geval de
ondervoorzitter inbegrepen. De uitnodigingen met de agenda worden ten minste
acht dagen voor de datum van de vergadering verstuurd.
Art. 17.
De CABO of de subcommissie
beraadslaagt geldig als de meerderheid van de leden, de voorzitter en in
voorkomend geval de ondervoorzitter inbegrepen, aanwezig is. Als dit niet het
geval is, kan de commissie na een nieuwe uitnodiging over eenzelfde onderwerp
geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezigen.
De subcommissies kunnen daarenboven alleen geldig beraadslagen als
ten minste twee van de vertegenwoordigers van de welzijnssector aanwezig zijn.
Art. 18.
De adviezen worden
uitgebracht of de beslissingen worden getroffen bij meerderheid van de
aanwezigen. De voorzitter, in voorkomend geval de ondervoorzitter, en de leden
zijn stemgerechtigd, de secretaris niet.
Bij
staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Art. 19.
Om haar werkzaamheden te
kunnen uitoefenen, kan de CABO of de subcommissie alle documenten betreffende
de leerling bij de school opvragen of een verslag over de vorderingen van de
leerling laten opmaken.
Art. 20.
Wanneer een lid van de
onderwijsinspectie, een schooldirecteur of een arts verantwoordelijk voor een
team belast met het medisch schooltoezicht aan de CABO advies vraagt,
verwittigt het daarvan de betrokken ouders, of de meerderjarige met een
handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Art. 21.
De ouders, of de
meerderjarige met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben het
recht gehoord te worden voordat de CABO of de subcommissie een beslissing neemt
of een advies uitbrengt. Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door een
raadsman van hun keuze. De ouders, of de meerderjarige of zijn wettelijke
vertegenwoordiger hebben eveneens het recht alle documenten in te zien die als
grondslag van de beslissing of het advies zullen dienen.
Art. 22.
De CABO of de subcommissie
brengt haar beslissing of advies bij aangetekende brief ter kennis van de
aanvrager en de betrokken ouders of de meerderjarige met een handicap.
Art. 23.
Alle leden van de CABO's en
subcommissies zijn tot geheimhouding verplicht over de dossiers die hen worden
voorgelegd en over de gegevens die hen betreffende de te onderzoeken gevallen
worden meegedeeld.
Art. 24.
De voorzitters van de CABO's
sturen elk jaar vóór 1 juli en via hiërarchische weg een
activiteitenverslag van het lopend schooljaar aan de Vlaamse minister bevoegd
voor onderwijs.
Art. 25.
De voorzitters, de
ondervoorzitters, de leden en de secretarissen van de CABO's en de
subcommissies hebben alleen recht op betaling van hun reis- en verblijfkosten
onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van het Ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap. Ze worden gelijkgesteld met de personeelsleden die behoren
tot de rang A2.
HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling en
inwerkingtreding
Art. 26.
Het besluit van de Vlaamse
regering van 16 december 1992 tot instelling van de subcommissies, gehecht aan
de Commissies van Advies van het buitengewoon onderwijs en tot vaststelling van
hun samenstelling en werkingsvoorwaarden, en het besluit van de Vlaamse
regering van 22 juli 1993 tot instelling van de commissies van advies voor het
buitengewoon onderwijs en tot vaststelling van hun samenstelling en
werkingsvoorwaarden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12
januari 1994, worden opgeheven.
Art. 27.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1997.
Art. 28.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.