OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het tijdelijk project onderwijsvoorrang in het basisonderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    14 JULI 1998
  • publicatiedatum
    B.S.20/10/1998
  • datum laatste wijziging
    19/02/2013

(voetnoot 1)

COORDINATIE

B.Vl.R. 19-7-2002 - B.S. 4-12-2002

opgeheven door Decr. 21-12-2012 - B.S. 19-2-2013

De Vlaamse regering,

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 inzonderheid op artikel 169, 170, 180 en 183, 2° en 6°;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 6 april 1998;

Gelet op het protocol nr. 293 van 19 mei 1998 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 72 van 19 mei 1998 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de schoolbesturen vóór het einde van het schooljaar, en met het oog op de voorbereiding van het schooljaar 1998-1999, moeten weten of zij extra lestijden gefinancierd of gesubsidieerd krijgen;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 3 juni 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.

Dit besluit is van toepassing op het gewoon en het buitengewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° aanwendingsplan : plan waarin wordt beschreven op welke wijze de extra lestijden worden aangewend;

2° decreet : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

3° extra lestijden onderwijsvoorrang : lestijden die aangewend moeten worden om bij leerlingen onderwijsvoorrang onderwijsachterstand weg te werken en integratie te bevorderen;

4° leerling onderwijsvoorrang : regelmatige leerling in het kleuteronderwijs of in het lager onderwijs van wie :

- de moeder ten hoogste tot het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 18 jaar bereikte, onderwijs heeft gevolgd, en

- de grootmoeder langs moederszijde niet in België geboren is en niet in het bezit is van de Belgische of Nederlandse nationaliteit door geboorte;

5° schooldag van februari.

Voor de scholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en teldag : eerste Gezinsondersteuning telt de school het aantal leerlingen onderwijsvoorrang tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari.

HOOFDSTUK II. - Toekenning van extra lestijden

Art. 3.

Met toepassing van artikel 169 van het decreet en binnen de vastgestelde begrotingskredieten kunnen per vestigingsplaats en per niveau voor het gewoon onderwijs en per school voor het buitengewoon onderwijs extra lestijden onderwijsvoorrang voor leerlingen onderwijsvoorrang worden toegekend aan scholen die gelijktijdig aan volgende voorwaarden voldoen :

1° De school telt op de teldag ten minste 20 leerlingen onderwijsvoorrang voor het gewoon basisonderwijs of ten minste 10 voor het buitengewoon basisonderwijs of 10 % van het totaal aantal leerlingen. De vaststelling omtrent het behoren tot de doelgroep onderwijsvoorrang gebeurt op grond van een schriftelijke verklaring op eer, gedateerd en ondertekend door een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de minderjarige leerplichtige leerling in rechte of in feite onder zijn bewaring heeft.

2° Het schoolbestuur dient bij het departement onderwijs een aanvraag in waaruit blijkt dat er voldoende leerlingen onderwijsvoorrang zijn;

3° Het schoolbestuur dient samen met de aanvraag een aanwendingsplan in;

4° De onderwijsinspectie heeft geen negatief oordeel uitgebracht over de aanwending van de extra lestijden in voorafgaand schooljaar.

Art. 4.

In het aanwendingsplan, bedoeld in artikel 3, 2°, moet het schoolbestuur :

1° beschrijven op welke manier gewerkt wordt op volgende actieterreinen :

preventie en remediëring van ontwikkelings- en leerachterstand;

taalvaardigheidsonderwijs Nederlands;

intercultureel onderwijs;

de betrokkenheid van de ouders.

2° voor elk van de vier actieterreinen beschrijven :

hoe de extra lestijden worden ingezet om resultaten te bereiken;

hoe het geheel van het lestijdenpakket in de school wordt aangewend om resultaten te bereiken;

hoe het overleg binnen het schoolteam georganiseerd is en hoe samengewerkt wordt met externe instanties;

hoe de school de werking en de resultaten evalueert;

3° de verbintenis aangaan de school te laten begeleiden door de pedagogische begeleidings, samen te werken met het PMS-centrum, en de betrokken leerkrachten te laten deelnemen aan nascholing gericht op de actieterreinen;

4° aantonen dat met het oog op de betrokkenheid van de ouders, samengewerkt wordt met een erkende welzijnsinstelling of socio-culturele instelling of met een integratiecentrum of integratiedienst voor migranten zoals bepaald in het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaams beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden.

Art. 5.

§ 1. De gegevens over de leerlingenaantallen en de vormelijke vereisten voor de aanvraag en het aanwendingsplan worden door het departement onderwijs gecontroleerd.

§ 2. De inhoud van het aanwendingsplan wordt beoordeeld door een beoordelingscommissie, samengesteld uit leden van de onderwijsinspectie, leden van het departement en externe deskundigen. Wil een school in aanmerking komen voor extra lestijden dan moet het aanwendingsplan op grond van het vervullen van de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, gunstig beoordeeld worden.

Art. 6.

Als de op de begroting voorziene kredieten voor onderwijsvoorrang niet voldoende zijn om alle verantwoorde aanvragen te honoreren, worden ze door de beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 5, toegekend aan de scholen waarvan het aanwendingsplan de beste beoordeling krijgt. Bij gelijke beoordeling wordt rekening gehouden met het percentage van het aantal leerlingen onderwijsvoorrang. De keuze wordt door de beoordelingscommissie verantwoord.

Art. 7.

§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 3 worden de extra lestijden per niveau aan een vestigingsplaats of aan een school toegekend voor een periode van twee schooljaren. Per schooljaar worden de extra lestijden evenwel toegekend op grond van de leerlingencijfers berekend op de teldag van het betreffende schooljaar. Scholen die daardoor in het tweede schooljaar de minimumdrempel bedoeld in artikel 3, 1° niet meer bereiken, behouden de mogelijkheid op extra lestijden. Een school kan het tweede schooljaar nooit meer extra lestijden krijgen dan het eerste schooljaar.

§ 2. Wanneer er in het tweede jaar kredieten beschikbaar komen door toepassing van artikel 7 § 1 en artikel 8 kunnen aan de scholen, die door toepassing van artikel 6 geen extra lestijden hebben gekregen, toch voor één schooljaar extra lestijden toegekend worden. Dit gebeurt volgens de criteria van artikel 6.

Art. 8.

Het gebruik van de extra lestijden wordt jaarlijks beoordeeld door de onderwijsinspectie. Die beoordeling kan aanleiding geven tot de maatregelen, bedoeld in artikel 11 tot en met 13.

Art. 9.

§ 1. Voor het gewoon onderwijs wordt het aantal extra lestijden elk schooljaar per vestigingsplaats en per niveau berekend door op het aantal leerlingen onderwijsvoorrang een coëfficiënt toe te passen. De coëfficiënt varieert trapsgewijs volgens onderstaande tabel. De leerlingen die niet tot de doelgroep behoren behouden de coëfficiënt 1.

% van het totaal aantal leerlingen

Coëfficiënt voor een leerling onderwijsvoorrang

Brussel-hoofdstad

Andere gemeenten

de eerste 30%

1,7

1,35

de volgende 20%

2,0

1,5

de volgende 30%

1,5

1,25

de laatste 20%

1,0

1,0

Nadat de aantallen leerlingen met hun respectievelijke coëfficiënten zijn vermenigvuldigd, worden de producten opgeteld. De som wordt afgerond naar de hogere eenheid zodra het eerste cijfer na de komma groter of gelijk is aan vijf.

Op grond van dat totaal wordt het lestijdenpakket vastgesteld zoals bepaald in artikel 6, 8, 11 en 12 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs.

Het aantal extra lestijden is gelijk aan het verschil van het aantal lestijden dat wordt verkregen met toepassing van de coëfficiënten en het aantal zonder de toepassing van de coëfficiënten. De afronding van de getallen gebeurt op dezelfde wijze als hierboven beschreven.

§ 2. Voor het buitengewoon onderwijs wordt het aantal extra lestijden elk schooljaar per school berekend door het aantal leerlingen onderwijsvoorrang te vermenigvuldigen met 0,5 lestijden. Het verkregen product wordt afgerond naar een hogere eenheid zodra het eerste cijfer na de komma groter is of gelijk aan vijf. Hierop wordt een aanwendingspercentage toegepast van 95%. Het verkregen product wordt afgerond naar een lagere eenheid wanneer het eerste cijfer na de komma lager is dan vijf.

§ 3. In afwijking van artikel 2, 3°, komen leerlingen, voor wie extra lestijden zorgverbreding worden aangevraagd krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijk project zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs, niet in aanmerking voor extra lestijden onderwijsvoorrang.

Art. 10.

§ 1. In afwijking van artikel 9 behouden in de gemeenten waar een overeenkomst inzake toelatingsbeleid werd afgesloten, de betrokken scholen ten minste het voor de gemeente totaal aantal extra lestijden onderwijsvoorrang van het schooljaar dat de inwerkingtreding van de overeenkomst vooraf gaat en dat gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren.

§ 2. De schoolbesturen van de scholen die een overeenkomst inzake toelatingsbeleid hebben gesloten, mogen de extra lestijden onderwijsvoorrang over al de betrokken scholen verdelen in gemeenschappelijk overleg.

§ 3. De bepalingen van § 1 en § 2 gelden voor de duur van de overeenkomst.

HOOFDSTUK III. - Stopzetten van de toekenning van de extra lestijden en sancties

Art. 11.

Onverminderd de toepassing van artikel 174 van het decreet basisonderwijs zal in de hierna vermelde gevallen de financiering of subsidiëring onmiddellijk stop gezet worden :

1° wanneer blijkt dat het aanwendingsplan onjuiste gegevens bevat;

2° wanneer vastgesteld wordt dat het aanwendingsplan niet nageleefd wordt.

Art. 12.

§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 11 zullen de overtredingen inzake de berekening en de aanwending van de extra lestijden vastgesteld door het departement onderwijs bij aangetekend schrijven worden meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie. De mededeling bevat een verwijzing naar de mogelijke sancties.

§ 2. Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen.

De betekening wordt geacht te gebeuren de derde werkdag na het versturen van het aangetekend schrijven. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de termijn van 30 kalenderdagen op.

Art. 13.

§ 1. Na ontvangst van het verweerschrift en uiterlijk 60 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven legt het departement Onderwijs een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs.

§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, neemt vervolgens, krachtes het artikel 177, 11° van het decreet, een beslissing over een sanctie. Na een termijn van drie maanden kan geen sanctie meer worden genomen.

§ 3. De beslissing wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 14.

§ 1. De opheffingsbepaling van artikel 183, 2° van het decreet heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998 voor wat artikel 2, § 4 betreft;

§ 2. De opheffingsbepaling van artikel 183, 6° van het decreet heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998 voor wat de artikelen 18 en 18bis betreft.

Art. 15.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998.

Art. 16.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

- (1): Opgeheven voor het gewoon basisonderwijs (B.Vl.R. 19-7-2002; Art. 17, 2°)