OPGEHEVEN : Ministerieel besluit houdende vaststelling van
de minimumuitrusting der psycho-medisch-sociale rijkscentra en diensten voor
studie- en beroepsoriëntering.
goedkeuringsdatum
02 SEPTEMBER 1963
publicatiedatum
niet gepubliceerd in B.S.
datum laatste wijziging
23/01/2009
COORDINATIE
opgeheven
door B.Vl.R. 14-11-2008 - B.S. 23-1-2009
Artikel 1.
Elk centrum of dienst moet zijn
uitrusting kiezen en vernieuwen rekening houdend met de behoeften van zijn
bevolking alsmede met de evolutie van de toegepaste psychologie.
Art. 2.
Voor de psychologische proeven,
dient elke centrum of dienst over een volledige en grondige specifieke
documentatie te beschikken die o.m. bevat :
a) de
ontleding en de betekenis van de test;
b) de
instructies en correctiesleutels;
c) een ijking
die beantwoordt aan de normale bevolking van de dienst;
d) een studie over de betrouwbaarheid en over de validiteit van de
test.
Art. 3.
Voor het medisch, sensorieel en
biometrisch onderzoek moeten elk centrum of dienst, alsmede hun
consultatie-kabinetten, over de volgende minimumuitrusting beschikken :
1 weegschaal-meetstok;
1 lintmeter;
1 dynamograaf;
1 stethoscoop;
1
chronometer;
1 verlichte optometrische schaal;
1tekst voor het meten van de gezichtsscherpte bij
waarneming van dichtbij;
1 test voor de
waarneming der kleuren;
1 audiometer;
1 spirometer;
1
bloeddrukmeter;
1 onderzoeksdivan;
1 stel instrumenten voor neus- en ooronderzoek;
1 negatoscoop;
1
albuminometer;
materiaal voor urineonderzoek;
1 hamertje om de reflexen na te gaan.
Art. 4.
Voor het psychologisch onderzoek
moet de minimumuitrusting omvatten :
a) voor de
vaststelling van de efficiency :
1° een reeks
proeven voor het onderzoek van de zintuig-lijke waarneming en van de
psycho-motoriek in haar voornaamste componenten namelijk de
links-rechtse-dominantie, de coördinatie en het ritme;
2° een reeks proeven voor het onderzoek van het technisch
inzicht en van de technische vaardigheid;
3°
een individuele proef en een reeks collectieve proeven, verbale, grafische en
nummerieke, voor de onderzoeken afgenomen op het einde van het lager onderwijs,
van het lager secundair onderwijs en van het hoger secundair onderwijs alsmede
voor de onderzoeken der pedagogische verachterden van elk van de drie graden
van de lagere school;
4° algemene
ontwikkelingstests.
b) voor het onderzoek van de
motivatie :
1° een reeks
persoonlijkheidsproeven met inbegrip van projectieve technieken;
2° proeven in verband met schoolse
belangstelling en beroepsvoorkeur.