OPGEHEVEN : Bijzonder decreet betreffende de Vlaamse Autonome
Hogescholen
goedkeuringsdatum
13 JULI 1994
publicatiedatum
B.S.02/09/1994
datum laatste wijziging
01/10/2013
Dit decreet werd gegenereerd door het Bijzonder
Decreet dd. 14-7-1998 - B.S. 30-9-1998; Art. 69
COORDINATIE
Bijz. Decr. 19-4-1995 -
B.S. 1-8-1995
Decr. 14-2-2003 - B.S. 1-7-2003
Bijz. Decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003
Bijz.
Decr. 19-3-2004 - B.S. 30-4-2004
Bijz. Decr. 20-2-2009 - B.S.
29-4-2009
Bijz. Decr. 13-7-2012 - B.S.
17-9-2012
opgeheven door Bijz. decr. 13-7-2012 - B.S. 17-9-2012
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
[TITEL VIbis. - De Vlaamse autonome hogescholen
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Art. 61bis.
§ 1. Met
betrekking tot de hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs draagt de centrale
raad, bevoegd voor het beslissen tot overdracht, de hogescholen van het
Gemeenschapsonderwijs over naar openbare instellingen met
rechtspersoonlijkheid, die tot stand komen bij overeenkomst tussen de ARGO en
andere inrichtende machten die op 1 oktober 1994 hoger onderwijs buiten de
universiteit organiseren, of door een beslissing van de ARGO. Deze overdracht
dient ten laatste op 31 augustus 1995 te geschieden.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 61bis tot [[61
undetricies]]¹ van dit bijzonder decreet die van toepassing zijn op de
openbare instellingen zoals bedoeld in het eerste lid zijn deze openbare
instellingen met rechtspersoonlijkheid Vlaamse autonome hogescholen zoals
bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de
Vlaamse Gemeenschap en zijn de bepalingen van titel V, Hoofdstuk I van
hetzelfde decreet van overeenkomstige toepassing.
§ 2. De in
§ 1 bedoelde overeenkomst of beslissing vermeldt ten minste
:
1° de bestuurszetel van de hogeschool;
2° de wijze waarop de hogeschool hoger
onderwijs organiseert;
3° de roerende en
onroerende goederen die de toetredende inrichtende machten overdragen of onder
bepaalde voorwaarden ter beschikking stellen;
4° de eventuele wijze van vertegenwoordiging van de
inrichtende macht(en) in de bestuursorganen, conform artikel 61ter, eerste lid;
5° [[de aanstelling van de eerste algemeen
directeur; deze aanstelling gebeurt voor vier academiejaren; voor deze
aanstelling is artikel 61septies decies, voor zover het handelt over de
aanstelling, niet van toepassing;]]¹
6°
[[de aanstelling van de eerste voorzitter van de raad van bestuur; de termijn
van deze aanstelling bedraagt maximum twee academiejaren.]]¹
§ 3. De
bestuursorganen van de in paragraaf 1 bedoelde openbare instelling zijn de raad
van bestuur, het bestuurscollege, de algemeen directeur, de departementsraden,
de departementshoofden en de andere door de raad van bestuur bepaalde
organen.
§ 4. Deze
openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid dienen voor de hogescholen
waarvan zij de inrichtende macht zijn, het artikel 24, § 1, derde lid, van
de Grondwet in acht te nemen.
§ 5. De
decreetgever kan bij meerderheid zoals bedoeld in artikel 24, § 2 van de
Grondwet, andere autonome organen aanduiden dan diegene bedoeld in §
1.
HOOFDSTUK II. - De raad van
bestuur
Art. 61ter.
[[Vanaf het tweede
mandaat van de leden van de raad van bestuur is de raad van bestuur als volgt
samengesteld :
1° acht vertegenwoordigers van
het personeel van de hogeschool, voor zover vermelde categorieën in de
hogeschool aanwezig zijn :
a) één
vertegenwoordiger van het administratief en technisch personeel of het
meesters-, vak- en dienstpersoneel, verkozen door en onder de leden van dit
personeel;
b) één vertegenwoordiger
van het onderwijzend personeel uit de groep van praktijklectoren,
hoofdpraktijklectoren, lectoren en hoofdlectoren, verkozen door en onder de
leden van dit personeel;
c) één
vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel uit de groep van assistenten,
werkleiders en doctorassistenten, verkozen door en onder de leden van dit
personeel;
d) één vertegenwoordiger
van het onderwijzend personeeel uit de groep van docenten, hoofddocenten,
hoogleraren en gewoon hoogleraren, verkozen door en onder de leden van dit
personeel.
De overige vertegenwoordigers van het
personeel worden gekozen door en onder de personeelsleden van de hogeschool,
verzameld in één kiescollege.
De
kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een
voltijdse opdracht in de hogeschool vervuld te hebben;
2° [[[drie studenten aangeduid met inachtname van artikel
11.61 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling
van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van
bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de
hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs
in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart
2004. Bij de uitoefening van de bevoegdheden wordt rekening gehouden met de
bepalingen van artikel 11.51, § 2, eerste lid, 1°, juncto 11.93,
§ 2, van voormeld decreet, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het
decreet van 19 maart 2004;]]]
3° a) indien de
hogeschool tot stand kwam bij overeenkomst tussen verschillende inrichtende
machten : maximum twaalf vertegenwoordigers, waarvan ten hoogste negen
vertegenwoordigers van de inrichtende macht en ten minste drie
vertegenwoordigers van de sociaal-economische milieus en culturele milieus; de
vertegenwoordigers van de sociaal-economische of culturele milieus worden,
rekening houdend met met het profiel van de hogeschool, aangeduid door de SERV;
b) indien de hogeschool tot stand kwam bij
beslissing van één inrichtende macht : maximum twaalf
vertegenwoordigers, waarvan ten hoogste zes vertegenwoordigers van de
inrichtende macht en ten minste de helft vertegenwoordigers van de
sociaal-economische milieus en culturele milieus : de vertegenwoordigers van de
sociaal-economische of culturele milieus worden, rekening houdend met het
profiel van de hogeschool aangeduid door de SERV.
De algemeen directeur neemt van ambtswege aan de vergaderingen
deel met raadgevende stem.]]¹
Art. 61quater.
De raad van bestuur kiest
onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter buiten de leden
van de raad van bestuur worden verkozen. Hij beschikt in dat geval over
stemrecht.
De voorzitter roept de raad van
bestuur bijeen en zit deze voor.
Indien de
voorzitter verhinderd is, worden zijn bevoegdheden door de ondervoorzitter
uitgeoefend.
Art. 61quinquies.
Voor elk van de leden van
de raad van bestuur, bedoeld in artikel 61ter, eerste lid, 1°, 2° en
3°, wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Als een lid zijn mandaat
voortijdig beëindigt of niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan
het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger.
Indien ook de opvolger het mandaat niet kan voltooien, worden tussentijdse
verkiezingen georganiseerd.
Art. 61sexies.
Het mandaat van de leden
van de raad van bestuur duurt vier acadamiejaren en is hernieuwbaar. Het
mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt twee academiejaren en
is eenmaal hernieuwbaar.
De vertegenwoordigers
van het personeel en de studenten genieten van de nodige faciliteiten om hun
mandaat naar behoren te kunnen vervullen. Zij kunnen voor de daden gesteld in
de uitoefening van hun mandaat geen tuchtsanctie oplopen.
Art. 61septies.
De raad van bestuur :
1° bepaalt zijn organiek reglement inclusief
de procedure m.b.t. de verkiezing van de leden en de opvolgers van de raad van
bestuur, bedoeld in artikel 61ter, eerste lid, 1°, 2° en 3°;
2° [[bepaalt het reglement van de
departementsraad, inclusief de procedure voor verkiezing van de leden van deze
departementsraad;]]4
3° bepaalt het
bestuursreglement, het algemeen examenreglement en het tuchtreglement;
4° legt de algemene richtlijnen vast voor de
organisatie en coördinatie van de taken van de hogeschool;
5° legt de meerjarenbegroting vast en past ze
eventueel aan;
6° legt jaarlijks de
begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de hogeschool vast;
7° bepaalt de personeelsformatie;
8° [[benoemt het onderwijzend personeel en
het leidinggevend administratief en technisch personeel en kent de
ambtswijzigin gen en bevorderingen van dit personeel toe;]]4
9° [[stelt, na advies van de departementsraad van het
betrokken departement, de departementshoofden aan voor een hernieuwbare termijn
van vier academiejaren en bepaalt onder welke voorwaarden de
departementshoofden de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen
bijwonen;]]4
10° stelt de criteria vast voor
de toekenning van de premies bedoeld in de
artikelen 141 en
157 en van het decreet
van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap en kent
deze premies toe op voorstel van de departementsraad voor het personeel
toegewezen aan een departement of het bestuurscollege voor personeel dat niet
aan een departement wordt toegewezen;
11°
oefent rechtsvorderingen uit als eiser of verweerder;
12° kan leningen afsluiten;
13° oefent alle andere bij of krachtens een decreet toegekende
bevoegdheden uit;
14° beslist over het
fuseren van de hogescholen met andere hogescholen en over het overhevelen van
bepaalde onderdelen van de hogeschool naar andere hogescholen; met andere
hogescholen wordt bedoeld Vlaamse autonome hogescholen zoals bedoeld in artikel
61bis van dit decreet; [[de fusieovereenkomst kan de vertegenwoordiging van de
inrichtende macht(en) bedoeld in artikel 61bis, § 2, 4° wijzigen;]]4
15°[[neemt de nodige maatregelen opdat studentenvoorzieningen worden aangeboden overeenkomstig het decreet van 29 juni 2012 betreffende de studentenvoorzieningen in Vlaanderen;]]6
[[16° beslist
overeenkomstig de bepalingen van het bijzonder decreet van 4 april 2003
houdende de deelname van gemeenschapsinstellingen aan de associaties in het
hoger onderwijs over de toetreding tot en de bevoegdheidsoverdracht aan een
associatie. Die beslissingen worden, in afwijking van artikel 61novies, genomen
bij bijzondere meerderheid van twee derde van de geldig uitgebrachte
stemmen.]]³
Met uitzondering van de
bevoegdheden vermeld onder 6°, 7° en 14° kan de raad van bestuur
deze bevoegdheden delegeren aan het bestuurscollege. In voorkomend geval
bepaalt de raad van bestuur bij de beslissing tot delegeren of deze
bevoegdheden voor verdere delegatie vatbaar zijn [[en hoe er bij hem verslag
wordt uitgebracht over het uitoefenen van deze gedelegeerde bevoegdheden.]]4.
Art. 61octies.
§ 1. De
raad van bestuur kan slechts geldig beraadslagen en besluiten indien ten minste
de helft van de in artikel 61ter, eerste lid, bedoelde leden aanwezig is.
Indien na een eerste samenroeping van een
vergadering van de raad van bestuur het in het eerste lid bedoelde quorum niet
wordt bereikt, kan de raad van bestuur ten vroegste één en ten
hoogste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede samenroeping van een
vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige
leden.
§ 2. [[In
spoedeisende omstandigheden neemt de voorzitter de beslissingen die zich
opdringen. De beslissingen worden op de eerstvolgende vergadering van de raad
van bestuur ter kennisgeving
voorgelegd.]]4
Art. 61novies.
Behoudens wanneer anders
bepaald in dit decreet, worden de beslissingen van de raad van bestuur genomen
bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van dit meerderheidsquorum worden
onthoudingen, ongeldige en blanco-stemmen niet in aanmerking genomen. Bij
staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden. Indien er bij deze
stemming opnieuw staking van stemmmen is, beslist de voorzitter.
De leden van de raad van bestuur onthouden zich
van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die henzelf, hun
echtgenoten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk
aanbelangen.
Art. 61decies.
§ 1. De
raad van bestuur stelt de evaluatieprocedure met inbegrip van de criteria vast
en stelt de leden van het college van beroep inzake evaluatie aan.
§ 2. Voor
het personeel toegewezen aan een departement gebeurt de evaluatie door de
departementsraad op voorstel van het departementshoofd. Voor het personeel dat
niet is toegewezen aan een departement gebeurt de evaluatie door het
bestuurscollege op voorstel van de algemeen
directeur.
Art. 61undecies.
§ 1. De
raad van bestuur stelt de tuchtprocedure vast en stelt de leden van het college
van beroep inzake tucht aan.
§ 2. De
tuchtprocedure wordt ingeleid door het departementshoofd voor het personeel
toegewezen aan het departement en door de algemeen directeur voor het personeel
dat niet is toegewezen aan een departement.
§ 3. De
tuchtstraffen, met uitzondering van het ontslag bij tuchtmaatregel, worden
uitgesproken door het departementshoofd of door de algemeen directeur,
naargelang de personeelsleden al dan niet zijn toegewezen aan een departement.
Het ontslag bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken door de raad van bestuur, op
voorstel van het departementshoofd of van de algemeen
directeur.
§ 4. In
afwijking van § 2 en § 3, kan de algemene directeur, indien hij het
nodig acht een tuchtprocedure in te zetten tegen een personeelslid toegewezen
aan een departement en wanneer het departementshoofd zelf hiertoe het
initiatief niet neemt, een voorstel tot het nemen van een tuchtsanctie op de
agenda van een departementsraad plaatsen. Wanneer de departementsraad dan een
tuchtsanctie voorstelt, wordt dit voorstel aan de raad van bestuur ingeval van
een voorstel tot ontslag, ter beslissing voorgelegd.
§ 5. De
voorzitter van de raad van bestuur is bevoegd voor het geven van ontslag om
dringende redenen. Hij legt deze beslissing op de eerstvolgende vergadering van
de raad van bestuur voor. [[...]]4
HOOFDSTUK III. - Het
bestuurscollege
Art. 61duo decies.
Het bestuurscollege is
samengesteld uit :
1° de voorzitter van de
raad van bestuur, die ambtshalve voorzitter is van het bestuurscollege;
2° de algemeen directeur;
3° drie leden, personeelsleden van de hogeschool of leden van
de raad van bestuur van de hogeschool voor een periode van vier academiejaren
door de raad van bestuur aangesteld op voorstel van de voorzitter van het
bestuurscollege en de algemeen directeur.
Art. 61ter decies.
Het bestuurscollege is
bevoegd voor alle materies van de hogeschool die bij of krachtens dit decreet
niet aan de raad van bestuur, de algemeen directeur, de departementsraden of de
departementshoofden zijn opgedragen. In het bijzonder is het bestuurscollege
belast met :
1° het dagelijks bestuur en de
voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de besluiten van de raad van
bestuur;
2° de beschikking over de
financiën en de roerende en onroerende goederen van de hogeschool binnen
de perken van de begrotingskredieten en het door de raad van bestuur opgestelde
beleids- of financieringsplan;
3° het sluiten
van overeenkomsten en het verrichten van andere rechtshandelingen binnen de
personeelsformatie en de begroting vastgesteld door de raad van bestuur;
4° de vaststelling van vacatures en de
beslissing tot de vacantverklaring van openstaande ambten;
5° [[het benoemen van het niet-leidinggevend administratief en
technisch personeel en het toekennen van de ambtswijzigingen en bevorderingen
van dit personeel;]]4
6° [[de tijdelijke
aanstelling van het onderwijzend personeel;]]4
7° het opstellen van zijn reglement van orde;
[[8° het sluiten van de samenwerkingsakkoorden bedoeld in
artikel 61vicies ter, 10°.]]4
Art. 61quater decies.
Behoudens wanneer anders
bepaald in deze titel, worden de beslissingen van het bestuurscollege genomen
bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van dit meerderheids-quorum worden
onthoudingen, ongeldige en blanco-stemmen niet in aanmerking genomen. Bij
staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden. Indien er bij deze
tweede stemming opnieuw staking van stemmen is, beslist de voorzitter.
De leden van [[ het bestuurscollege]]¹
onthouden zich van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die
henzelf, hun echtgenoten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde
graad persoonlijk aangebelangen.
[[In spoedeisende
omstandigheden neemt de voorzitter de beslissingen die zich opdringen. De
beslissingen worden op de eerstvolgende vergadering van het bestuurscollege ter
kennisgeving voorgelegd.]]4
Art. 61quinquies decies.
Het bestuurscollege is
verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.
Het verschaft de raad van bestuur informatie over zijn
beslissingen en licht hem op zijn verzoek in over al zijn handelingen. Het
bestuursreglement bedoeld in artikel 61septies, eerste lid, 3°, bevat
hieromtrent nadere regels.
Art. 61sexies decies.
Het bestuurscollege kan
bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de algemeen directeur. Hij brengt
omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden verslag uit aan het
bestuurscollege.
HOOFDSTUK IV. - De algemeen
directeur
Art. 61septies decies.
De algemeen directeur
wordt aangesteld door de raad van bestuur. De raad van bestuur begeeft de
betrekking van algemeen directeur na een openbare oproep in het Belgisch
Staatsblad.
De aanstelling van de algemeen
directeur geschiedt bij geheime stemming en met gewone meerderheid van stemmen,
onthoudingen niet inbegrepen. De raad van bestuur stelt de
aanstellingsprocedure vast.
De afzetting van de
algemeen directeur geschiedt bij geheime stemming en met een tweederde
meerderheid van de stemmen, onthoudingen niet inbegrepen.
Art. 61octies decies.
De algemeen directeur is
verantwoordelijk voor het goed functioneren van de hogeschool op
administratief, technisch en financieel vlak. Hij coördineert de werking
van de administratieve diensten en kan na goedkeuring van het bestuurscollege
zijn bevoegdheden overdragen.
Behoudens het
bepaalde in artikel 61septies, eerste lid, 11°, vertegenwoordigt hij de
hogeschool in en buiten rechte.
HOOFDSTUK V. - De departementen en de
bestuursorganen
Art. 61novies decies.
De raad van bestuur
bepaalt welke departementen de hogeschool omvat.
Art. 61vicies.
De departementsraad
bestuurt het departement. Hij wordt voorgezeten door het departementshoofd
[[aangesteld overeenkomstig artikel 61septies, eerste lid, 9°.]]4.
Art. 61semel et vicies.
§ 1. De departementsraad
is als volgt samengesteld :
[[1° het
departementshoofd;]]4
2° zes
vertegenwoordigers van het personeel, verkozen voor een termijn van vier
academiejaren door en onder de personeelsleden van het departement verzameld in
één kiescollege;
3° drie
vertegenwoordigers voor een termijn van twee academiejaren door de studenten
van dit departement verkozen onder de studenten die aan dit departement ten
minste één academiejaar zijn ingeschreven;
4°
drie vertegenwoordigers uit de sociaal-economische of culturele milieus, voor
een termijn van viert academiejaren door de raad van bestuur aangewezen op
voordracht van de [[vertegenwoordigers bedoeld in 2° en 3°]]4.
De vertegenwoordigers van het personeel en de
studenten genieten van de nodige faciliteiten om hun mandaat naar behoren te
kunnen vervullen. Zij kunnen voor de daden gesteld in de uitoefening van hun
mandaat geen tuchtsanctie oplopen.
Voor elk van
de leden van de departementsraad, [[bedoeld onder het eerste lid, 2° en
3°,]]4 wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Als een lid zijn
mandaat voortijdig beëindigt of niet langer de hoedanigheid bezit op basis
waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de
voorganger. Indien ook de opvolger het mandaat niet kan voltooien worden
tussentijdse verkiezingen georganiseerd.
§ 2.
[[...]]4
Art. 61vicies bis.
[[Het departementshoofd is de
voorzitter van de departementsraad en heeft van rechtswege
stemrecht.]]4
Art. 61vicies ter.
De departementsraad
organiseert de onderwijsverstrekking, het projectmatig wetenschappelijk
onderzoek en de maatschappelijke dienstverlening; hij coördineert de
bestuurstaken op het niveau van het departement en conform de richtlijnen van
de raad van bestuur en het bestuurscollege. [[In het bijzonder is de de
partementsraad, met inachtname van artikel 61septies, eerste lid, 8°, en
61ter decies, 6°, 7° en 8°, belast met :]]4 onder voorbehoud van
het bepaalde in artikel 61ter decies, 6°, [[belast met]] :
1° [[het doen van voorstellen inzake de aanstelling en
benoeming van het onderwijzend personeel;]]4
2° het vaststellen van onderwijs- en examenprogramma's;
3° toezien of de concretisering van het
onderwijs en de examens in overeenstemming is met het programma;
4° het opmaken van een jaarverslag waarin de
activiteiten van het departement worden weergegeven;
5° de vaststelling van onderzoeksprogramma's;
6° de interne organisatie van het departement;
7° het aanwenden van de toegewezen personele
en materiële middelen;
8° het jaarlijks
opstellen van budgetvoorstellen;
9° het doen
van voorstellen inzake de personeelsformatie;
10° [[het doen van voorstellen inzake het sluiten van
samenwerkingsakkoorden;]]4
11° het bepalen
van de taakomschrijvingen van het personeel toegewezen aan het departement;
12° [[het doen van voorstellen inzake het
toekennen van ambtswijzigingen en bevorderingen voor het personeel toegewezen
aan het departement;]]4
13° in uitvoering van
de procedure voorzien in artikel
147, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de
hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap het verlenen van een advies inzake
cumulatieregeling.
Art. 61vicies quater.
De departementsraad kan
sommige van zijn bevoegdheden uitdrukkelijk toewijzen aan het
departementshoofd. Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden brengt het
departementshoofd verslag uit aan de departementsraad.
[[Art. 61vicies quinquies.
Ingeval de raad van bestuur, bij een
meerderheid van drie vierden van de uitgebrachte stemmen, vaststelt dat een
departementsraad niet meer behoorlijk werkt, kan hij het bestuurscollege
machtigen om een tijdlang de bevoegdheden van die departementsraad uit te
oefenen. Het bestuurscollege brengt hierover verslag uit op de raad van
bestuur.]]4
HOOFDSTUK VI. - Het toezicht
Art. 61vicies quinquies.
§ 1. De openbare
instellingen met rechtspersoonlijkheid zoals bedoeld in artikel 61bis
[[en in artikel 2 van het bijzonder
decreet van 20 februari 2009 tot inrichting van de Vlaamse autonome hogeschool
Hogere Zeevaartschool en tot overdracht van de inrichtende macht van het hoger
zeevaartonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap]]5, staan onder
het toezicht van de Vlaamse regering. Dit toezicht wordt uitgeoefend door
één of meer commissarissen van de Vlaamse regering zoals bedoeld
in en overeenkomstig de bepalingen van
Titel IV, Hoofdstuk V,
van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse
Gemeenschap.
§ 2. In
geval het vooropgestelde begrotingsevenwicht niet wordt bereikt kan de Vlaamse
regering na toepassing van de artikelen 250 en 251 van het decreet van 13 juli
1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, na advies van haar
commissaris of commissarissen , in de plaats treden van de bevoegde
bestuursorganen en de passende maatregelen treffen teneinde het financieel
evenwicht van de hogeschool te
herstellen.
HOOFDSTUK VII. - Specifieke bepalingen inzake de
overdracht
Art. 61vicies sexies.
Het personeel,
tewerkgesteld in hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs, wordt overgedragen
aan de betrokken openbare instelling op de datum waarop de overdracht
uitvoering krijgt. De overgang van die personeelsleden gebeurt in het ambt of
de ambten waarin zij op de dag van de overdracht zijn aangesteld of benoemd en
in de statutaire toestand waarin zij zich op die dag bevinden.
Zij behouden ten minste de salarisschaal en de anciënniteit
die zij op de voormelde dag genieten.
Art. 61vicies septies.
Tenzij anders bepaald in
de overeenkomst, treedt de betrokken openbare instelling in de rechten en de
verplichtingen van de ARGO die vroeger uit hoofde van de bedoelde
hogeschoolactiviteiten zijn ontstaan. In de overdracht zijn begrepen alle
rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
[[Art. 61undetricies.
§ 1. Tijdens de periode
van het eerste mandaat van de leden van de raad van bestuur is de raad van
bestuur als volgt samengesteld :
1° acht
vertegenwoordigers van het personeel van de hogeschool, verkozen door en onder
alle personeelsleden van de betrokken hogeschool of van haar rechtsvoorgangers,
verzameld in één kiescollege : de kandidaten dienen op het
ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in de
hogeschool of haar rechtsvoorgangers vervuld te hebben;
2° drie vertegenwoordigers door de studenten van die
hogeschool verkozen onder de studenten die ten minste één jaar
aan die hogeschool regelmatig zijn ingeschreven;
3° a) indien de hogeschool tot stand kwam bij overeenkomst
tussen verschillende inrichtende machten : maximum twaalf vertegenwoordigers
van de inrichtende machten die de overeenkomst, bedoeld in artikel 255, hebben
afgesloten of vertegenwoordigers uit de sociaal-economische of culturele
milieus; de vertegenwoordigers van de sociaal-economische of culturele milieus
worden, rekening houdend met het profiel van de hogeschool, aangeduid door de
SERV;
b) indien de hogeschool tot stand kwam bij
beslissing van één inrichtende macht : maximum twaalf
vertegenwoordigers, waarvan ten hoogste zes vertegenwoordigers van de
inrichtende macht en ten minste de helft vertegenwoordigers van de
sociaal-economische milieus en culturele milieus; de vertegenwoordigers van de
sociaal-economische of culturele milieus worden, rekening houdend met het
profiel van de hogeschool, aangeduid door de SERV.
De algemeen directeur neemt van ambtswege aan de
vergaderingen deel met raadgevende stem.
§ 2. De
eerste raad van bestuur wordt ten laatste op 31 mei 1995 verkozen. In afwijking
van artikel 61sexties duurt het mandaat van de leden van de eerste raad van
bestuur twee academiejaren.
§ 3. De
verkiezingen van de eerste raad van bestuur worden georganiseerd door de
inrichtende machten die partij zijn bij de in artikel 61bis, § 1, bedoelde
overeenkomst of beslissing. Het kiesreglement voor de verkiezing van de leden
en de opvolgers van de eerste raad van bestuur wordt bepaald in de overeenkomst
of de beslissing, bedoeld in artikel 61bis, § 1.
§ 4. De
bestuursorganen van de Vlaamse autonome hogescholen kunnen vanaf de datum van
de beslissing of overeenkomst, bedoeld in artikel 61bis, § 1,
rechtsgeldige beslissingen nemen in het kader van de overdracht en de
organisatie van de hogescholen waarvoor ze bevoegd
worden.]]¹
Art. 61duodetricies.
§ 1.
Wanneer een hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs toetreedt tot een openbare
instelling met rechtspersoonlijkheid, worden de gebouwen waarin voorheen hoger
onderwijs werd verstrekt, georganiseerd door de ARGO, om niet en zonder kosten
van welke aard ook overgedragen aan de nieuwe openbare instelling in de staat
waarin ze zich bevinden. Dit gebeurt bij [[besluit van de Vlaamse regering of
bij]]² akte, verleden met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei
1870 aangaande vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake de
onteigening ten algemenen nutte.
§ 2. Indien
die gebouwen gebruikt worden voor onderwijs of andere activiteiten waarvoor de
openbare instelling met rechtspersoonlijkheid niet bevoegd is, kunnen ze
eigendom worden van de openbare instelling of eigendom blijven van de ARGO. De
keuze tussen beide opties wordt vastgelegd in de bij artikel 61bis bedoelde
overeenkomst.
Deze overeenkomst bevat minstens het
wederzijds gebruiksrecht van de gebouwen en de wijze waarop het onderhoud wordt
gefinancierd.]
Bijz.
Decr. 13-7-1994; [[ ]]¹ Bijz. Decr. 19-4-1995; [[ ]]² Decr.
14-2-2003; [[ ]]³ Bijz. Decr. 4-4-2003; [[ ]]4 Bijz. Decr. 19-3-2004; [[
]]5 Bijz. Decr. 20-2-2009; [[ ]]6 Bijz. Decr. 13-7-2012; [[[ ]]] Bijz. Decr.
van 19-3-2004