OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende de
wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse
Gemeenschap worden uitgevoerd.
goedkeuringsdatum
02 FEBRUARI 1999
publicatiedatum
B.S.01/04/1999
datum laatste wijziging
26/11/2010
COORDINATIE
B.Vl.R.
19-9-2008 - B.S. 30-10-2008
opgeheven door B.Vl.R. 1-10-2010 -
B.S. 26-11-2010
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en
pedagogische begeleidingsdiensten, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij het
decreet van 15 december 1993;
Gelet op het advies
van de inspectie van Financiën, gegeven 18 oktober 1996;
Gelet op het protocol nr. 283 van 20 april 1998 houdende de
conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke
vergadering van sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse
Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor provinciale en
plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het
protocol nr. 65 van 20 april 1998 houdende de conclusies van de
onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend
onderhandelingscomité gesubsidieerd vrij onderwijs;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de
omstandigheid dat per 1 september de rechten en plichten van de
onderwijsinspectie t.a.v. de onderwijsinstellingen en haar geledingen moeten
vastliggen;
Gelet op het advies van de Raad van
State, gegeven op 22 september 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid,
2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan
onder :
1° decreet : het decreet van 17 juli
1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten;
2° schoolpactwet : de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
3° decreet basisonderwijs : het decreet van 25 februari 1997
betreffende het basisonderwijs;
[3°bis decreet
Volwassenenonderwijs : het decreet van 15 juni 2007betreffende het
volwassenenonderwijs;]
4° centrum (centra) :
PMS-centrum (centra);
5° directeur : zowel de
directeur van een onderwijsinstelling als de directeur van een centrum;
6° doorlichting : een systematisch onderzoek
door de inspectie, zowel van een onderwijsinstelling als van een centrum,
waarbij elementen worden verzameld en vaststellingen worden gedaan die
noodzakelijk zijn om een gemotiveerd advies te kunnen verstrekken aan de
Vlaamse regering;
7° inrichtende macht : de
rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor
één of meer scholen, instellingen of centra. Wat de ARGO betreft
wordt de lokale schoolraad bedoeld, tenzij het bijzonder decreet betreffende de
autonome raad van het gemeenschapsonderwijs (ARGO) van 19 december 1988 de
Centrale Raad als bevoegd orgaan aanwijst;
[7°bis
centrumbestuur : de inrichtende macht die ten aanzien van het Centrum voor
Basiseducatie of het Centrum voor Volwassenenonderwijs de bestuurshandelingen
verricht, overeenkomstig de door de wet, het decreet, het bijzonder decreet of
de statuten toegewezen bevoegdheden;]
8°
inspectie : de onderwijsinspectie zoals bedoeld in art. 4 van het decreet.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 2.
Bij de berekening van het aantal
kalenderdagen vermeld in dit besluit, worden de perioden van de herfst-, de
kerst-, de krokus-, de paas- en de zomervakantie niet meegeteld.
Art. 3.
§ 1. De in dit
besluit vastgestelde regeling is van toepassing op de leden van de inspectie
bij de controle van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 6quater en 24 §
2, van de schoolpactwet; in de artikelen 62, 64, 68, 69 en 71 van het decreet
basisonderwijs; [in artikelen 56 tot en met 61 en artikel 84 van het decreet
Volwassenenonderwijs;] in het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot
regeling van de psycho-medisch sociale centra en bij de uitoefening van de
bevoegdheden bedoeld in de artikelen 5 § 1, 1°, 2°, 3° en 6,
1°, 2°, 3° van het decreet.
§ 2. De in dit
besluit vastgestelde regeling is van toepassing op de onderwijsinstellingen van
het basisonderwijs, het secundair onderwijs [, het volwassenenonderwijs] en de
centra.
§ 3. De uitoefening
van bevoegdheden, andere dan deze bedoeld in § 1, worden uitgevoerd
rekening houdend met de vigerende reglementering en met de specifieke
instructies van de minister bevoegd voor het
onderwijs.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 4.
§ 1. De controles
en de opdrachten, vermeld in artikel 3, § 1 worden uitgevoerd tijdens een
doorlichting op de wijze zoals verder bepaald in dit besluit.
Voor de administratieve aspecten kan de inspectie bijgestaan
worden door ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap,
departement onderwijs en voor specifieke opdrachten door externe deskundigen -
aangeduid door de Vlaamse regering - onder de verantwoordelijkheid van de
inspectie. De externe deskundigen kunnen niet autonoom optreden en geven hun
bevindingen door aan de inspectie.
§ 2. De doorlichting
kan op twee wijzen worden uitgevoerd namelijk :
1° in teamverband waarbij een team gedurende een bepaalde
periode het onderzoek uitvoert; de duur van deze periode wordt vooraf gemeld
aan de school of aan het centrum;
2° als een
gespreide inspectie waarbij het onderzoek, gespreid over een langere periode
wordt uitgevoerd door meerdere inspectieleden; de duur van deze periode wordt
vooraf gemeld aan de school of aan het centrum.
Bij de doorlichting wordt een inspecteur aangeduid als
inspecteur-verslaggever. Deze maakt deel uit van het doorlichtingsteam en is
verantwoordelijk voor de organisatie van de doorlichting en voor de
verslaggeving.
§ 3. In afwijking
van § 1 wordt de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in
:
- de artikelen 5, § 1, 3°
en 6, 3° van het decreet;
- artikel 63 van het
decreet basisonderwijs;
[- artikelen 59 en 61, § 2, van
het decreet Volwassenenonderwijs]
toevertrouwd
aan een individueel inspecteur, eventueel tijdens een doorlichting, in opdracht
van de bevoegde inspecteur-generaal.
De procedure
van uitoefening wordt beschreven in art. 16.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 5.
§ 1. [De
doorlichting, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, wordt in het basis-,
secundair en volwassenenonderwijs uitgevoerd in
teamverband.]
§ 2. De
doorlichting, zoals bedoeld in artikel 4, § 2 van een centrum wordt
uitgevoerd als een gespreide inspectie of in
teamverband.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 6.
§ 1. De bevoegde
inspecteur-generaal of de gemandateerde kondigt een doorlichting schriftelijk
aan.
§ 2. Deze
aankondiging wordt gezonden :
1° Voor de
onderwijsinstellingen van het gemeenschapsonderwijs aan de directeur, aan de
voorzitter van de lokale raad en aan de voorzitter van de centrale raad;
2° Voor de centra van het
gemeenschapsonderwijs aan de directeur en aan de voorzitter van de centrale
raad;
3° Voor de gesubsidieerde vrije
onderwijsinstellingen en centra, aan de directeur en aan de voorzitter van [de
inrichtende macht of het centrumbestuur];
4°
Voor de onderwijsinstellingen en centra van het gemeentelijk onderwijs aan de
directeur en aan het gemeentebestuur;
5° Voor
de onderwijsinstellingen en centra van het provinciaal onderwijs aan de
directeur en aan het provinciebestuur.
§ 3. Deze
schriftelijke mededeling gebeurt ten minste 30 kalenderdagen vóór
de aangekondigde begindatum van de doorlichting.
In afwijking hiervan worden de doorlichtingen die beginnen in de
maand september uiterlijk op 20 augustus aangekondigd.
§ 4. Er worden geen
doorlichtingen uitgevoerd tussen 10 juni en 15
september.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 7.
§ 1. Het schrijven,
waarin de doorlichting wordt aangekondigd, vermeldt uitdrukkelijk de informatie
die :
- aan de inspectie moet worden gestuurd
vóór het begin van de doorlichting;
- in de school [, de onderwijsinstelling,] of in het centrum moet
worden ter beschikking gesteld.
De
inspecteur-verslaggever kan tijdens de doorlichting de directeur verzoeken
bijkomende relevante documenten ter beschikking te stellen van de inspectie.
§ 2. De
inspectieleden kunnen tijdens de doorlichting bijkomende relevante informatie
verzamelen door het bijwonen van lessen en schoolse of centrumgebonden
activiteiten en door gesprekken met personeelsleden alsook met de voorzitter of
een gemandateerde van [de inrichtende macht of het
centrumbestuur].
Tijdens de lessen en schoolse
activiteiten kan bijkomende relevante informatie worden ingewonnen via
gesprekken met de leerlingen [of cursisten].
§ 3. Bij de
doorlichting respecteert de inspectie de pedagogische vrijheid, zoals
vastgelegd in artikel 24 van de Grondwet, in art. 6 van de schoolpactwet [, in
artikel 14 van het decreet Volwassenenonderwijs,] en in hoofdstuk V afdeling 3
van het decreet basisonderwijs.
In zoverre dit
decretaal vereist is, onderzoekt de inspectie of er een schoolwerkplan is. In
voorkomend geval neemt de inspectie kennis van de inhoud, maar evalueert dit
document inhoudelijk niet.
§ 4. De inspectie
zal een marginale controle uitoefenen op de voorwaarden inzake hygiëne,
veiligheid en bewoonbaarheid. Tevens zal zij onderzoeken of de materieel
bevoegde overheden geen tekortkomingen hebben vastgesteld en of alle wettelijk
vereiste veiligheidsattesten zijn
afgeleverd.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 8.
Uiterlijk 60 kalenderdagen na het
beëindigen van de doorlichting informeert de inspectie, tijdens een
gesprek, [de inrichtende macht of het centrumbestuur] over haar bevindingen.
[De inrichtende macht of het centrumbestuur] bepaalt wie namens haar aan dit
gesprek deelneemt.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 9.
Uiterlijk 30 kalenderdagen na het
gesprek zoals bedoeld in artikel 8 stuurt de inspecteur-generaal of de
gemandateerde het verslag naar dezelfde instanties als deze bepaald in artikel
6, § 2.
Art. 10.
Het verslag bestaat uit een
beschrijvend gedeelte, een concluderend gedeelte en een advies en wordt
gedateerd bij het opmaken ervan.
Het beschrijvend
gedeelte vermeldt de vaststellingen die naar aanleiding van de doorlichting
werden gedaan. Deze vaststellingen kunnen zowel positieve als negatieve
elementen bevatten.
Het concluderend gedeelte
omvat de conclusies die kunnen worden getrokken uit de positieve en negatieve
vaststellingen. In dit gedeelte moet ook uitdrukkelijk worden vermeld in welke
mate al of niet voldaan wordt aan de wettelijke bepalingen bedoeld in artikel
3, § 1.
Het advies kan slechts op drie
manieren worden uitgebracht :
- een positief
advies;
- een negatief advies dat positief wordt
op voorwaarde dat...;
- een negatief
advies.
Het advies moet expliciet verwijzen naar
de door of krachtens het decreet bepaalde controle en bevoegdheden zoals
bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit.
Uit het advies moet ook duidelijk blijken voor welke
structuuronderdelen het van toepassing is.
Art. 11.
§ 1. Bij een
negatief advies dat positief wordt op voorwaarde dat... worden de
structuuronderdelen met tekorten aangeduid en de termijnen bepaald binnen
dewelke deze moeten worden verholpen. Uit de opvolgingscontrole, die
één of meerdere bezoeken kan omvatten, zal blijken in welke mate
de tekorten werden verholpen.
§ 2. De
opvolgingscontrole mag ten vroegste plaats hebben 90 kalenderdagen na de datum
waarop het verslag werd overgemaakt en betreft enkel de vastgestelde
tekorten.
§ 3. Het negatief
advies dat positief wordt op voorwaarde dat... zal, in zoverre het betrekking
heeft op de financiering of opname in de toelagenregeling van instellingen,
afdelingen en andere onderverdelingen van instellingen, geen invloed hebben op
de voorlopige financiering of opname in de toelagenregeling totdat na de
opvolgingscontrole een definitief advies wordt gegeven.
§ 4. Het negatief
advies dat positief wordt op voorwaarde dat... moet, na het beëindigen van
de opvolgingscontrole, leiden tot een positief advies ofwel tot een negatief
advies.
Art. 12.
§ 1. [De
inrichtende macht of het centrumbestuur] of haar gemandateerde viseert het
verslag van de doorlichting, bedoeld in artikelen 9 en 10, en stuurt het binnen
de 30 kalenderdagen na ontvangst terug aan de bevoegde inspecteur-generaal of
de gemandateerde en maakt eventueel melding van haar opmerkingen.
§ 2. Wat de termijn
bedoeld in artikel 11, § 1, betreft kan [de inrichtende macht of het
centrumbestuur] een gemotiveerd tegenvoorstel doen.
Als een andere termijn wordt voorgesteld, meldt de bevoegde
inspecteur-generaal ontvangst en deelt de genomen beslissing mee binnen de 30
kalenderdagen, zoniet wordt de voorgestelde termijn aanvaard.
§ 3. De opmerkingen
bedoeld in § 1, worden ongewijzigd toegevoegd aan het verslag. In
uitzonderlijke gevallen kan de inspecteur-generaal op verzoek van [de
inrichtende macht of het centrumbestuur] beslissen het verslag in overleg met
het doorlichtingsteam te wijzigen, rekening houdend met de
opmerkingen.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 13.
Een negatief advies zal voor wat
de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van
het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking
en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
[In afwijking van het voorgaande lid, zal voor de
onderwijsinstellingen van het volwassenenonderwijs een negatief advies
aanleiding geven tot de uitvoering van hoofdstuk II, afdeling I, van het
besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 betreffende de nadere
modaliteiten en de procedure voor de opheffing van het geheel of een
structuuronderdeel van een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor
Volwassenenonderwijs.]
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 14.
§ 1. Het verslag
van de doorlichting mag niet worden gepubliceerd, noch gedeeltelijk, noch
volledig. Het mag evenmin aan derden worden bekendgemaakt, tenzij wettelijke of
reglementaire beschikkingen dit toelaten of opleggen.
§ 2. Het verslag
dient binnen de 30 kalenderdagen na ontvangst door de directeur geagendeerd en
integraal besproken te worden op een personeelsvergadering van de
onderwijsinstelling of het centrum.
§ 3. Een exemplaar
van het volledige doorlichtingsverslag ligt op het [secretariaat van de school,
de onderwijsinstelling of het centrum] ter inzage. Indien gevraagd aan [de
inrichtende macht of het centrumbestuur] door de leden van, in voorkomend
geval, het BOC, het LOC, de ondernemingsraad, de afzonderlijke bijzondere
comités (ABC) en de participatieraad, kan een kopie van het
doorlichtingsverslag worden bekomen.
§ 4. Het staat [de
inrichtende macht of het centrumbestuur] vrij het verslag te bezorgen aan de
pedagogische begeleidingsdienst.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 15.
De verslagen van de
doorlichtingen van onderwijsinstellingen en centra worden bewaard door het
departement onderwijs.
Art. 16.
§ 1. Voor de
procedure, bedoeld in art. 4, § 3, gelden de regels die hierna worden
vastgesteld.
§ 2. Het
inspectiebezoek wordt niet aangekondigd.
§ 3. De directeur
stelt tijdens het onderzoek alle gevraagde relevante informatie ter
beschikking.
Tijdens het onderzoek kan de
inspecteur verder informatie verzamelen door het bijwonen van activiteiten
en/of lessen en/of door gesprekken met personeelsleden alsook met leden van [de
inrichtende macht of het centrumbestuur] of haar gemandateerde. Informatie
vergaren door gesprekken met leerlingen [of cursisten] kan tijdens de
bijgewoonde lessen en andere schoolse activiteiten.
§ 4. Het onderzoek
respecteert de pedagogische vrijheid zoals vastgelegd in artikel 24 van de
Grondwet, in artikel 6 van de schoolpactwet [, in artikel 14 van het decreet
Volwassenenonderwijs,] en in Hfst. V, afdeling 3 van het decreet
basisonderwijs.
§ 5. Het onderzoek
wordt afgesloten met een verslag dat resulteert in een gemotiveerd advies dat
slechts op twee manieren kan worden uitgebracht :
- een positief advies;
- een negatief
advies.
Dit verslag wordt onmiddellijk ter plaatse
en voor kennisneming geviseerd door de directeur. Een kopie van dit verslag
wordt door de directeur zonder verwijl aan [de inrichtende macht of het
centrumbestuur] bezorgd.
De directeur kan dit
verslag met schriftelijk commentaar aanvullen.
Indien [de inrichtende macht of het centrumbestuur] meent dat het
advies onterecht werd gegeven, zal zij dit binnen de twintig kalenderdagen bij
aangetekend schrijven aan de bevoegde inspecteur-generaal melden. De
inspecteur-generaal zal binnen een periode van 20 kalenderdagen beslissen of
het bezwaar van [de inrichtende macht of het centrumbestuur] kan worden
aanvaard. De bevoegde inspecteur-generaal kan hierbij juridisch advies
inwinnen. Indien het bezwaar wordt aanvaard, zal het advies worden gewijzigd.
§ 6. Bij een
negatief advies wordt [de betrokken inrichtende macht of het betrokken
centrumbestuur] schriftelijk in kennis gesteld van de vastgestelde tekorten.
[De inrichtende macht of het centrumbestuur] zal binnen een termijn van 30
kalenderdagen -en in voorkomend geval te rekenen vanaf het niet aanvaarden van
het bezwaar- aan de inspecteur-generaal laten weten op welke wijze zij deze
tekorten heeft weggewerkt of zal wegwerken.
§ 7. Het
uiteindelijk advies, na uitvoering van de procedure zoals beschreven in
§§ 5 en 6, zal voor beslissing worden voorgelegd aan de Vlaamse
regering.
§ 8. Artikel 14,
§ 1 en artikel 15 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de
controle zoals bedoeld in dit artikel.
B.Vl.R.
van 19-9-2008
Art. 17.
De Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.