OPGEHEVEN : Decreet betreffende de Hogere
Zeevaartschool.
goedkeuringsdatum
09 JUNI 1998
publicatiedatum
B.S.04/08/1998
datum laatste wijziging
29/04/2009
COORDINATIE
Decr. 18-5-1999 - B.S. 20-7-1999
Decr. 30-6-2000 - B.S. 17-8-2000
Decr. 20-4-2001 -
B.S. 13-7-2001
Decr. 6-7-2001 - B.S.
10-10-2001
Decr. 14-2-2003 - B.S.
1-7-2003
Decr. 4-4-2003 - B.S. 14-8-2003
Decr.
16-6-2006 - B.S. 12-10-2006
Decr. 21-12-2007 - B.S.
31-12-2007
Decr. 4-7-2008 - B.S. 1-9-2008
Decr.
21-11-2008 - B.S. 27-1-2009
opgeheven door Decr. 20-2-2009 -
B.S. 29-4-2009
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 2.
Voor de toepassing van dit
decreet wordt verstaan onder het hogescholendecreet : het decreet van 13 juli
1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, inclusief alle
wijzigingen.
Art. 3.
Titel I van het
hogescholendecreet is van overeenkomstige toepassing op de Hogere
Zeevaartschool.
TITEL II. - Organisatie van onderwijs, onderzoek en
dienstverlening
Art. 4.
Titel II van het
hogescholendecreet is van overeenkomstige toepassing op de Hogere
Zeevaartschool, met uitzondering van de artikelen 14 en 16.
Art. 5.
[De Hogere Zeevaartschool kan
in het studiegebied Nautische Wetenschappen de academische gerichte bachelors-
en mastersopleiding Nautische wetenschappen en de professioneel gerichte
bachelorsopleiding Scheepswerktuigkunde organiseren.]
Decr.
van 16-6-2006
TITEL III. - Rechtspositieregeling
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Art. 6.
Onverminderd de hierna
volgende bepalingen is titel III van het hogescholendecreet van overeenkomstige
toepassing op de personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool die behoren tot
de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het
administratief en technisch personeel, met uitzondering van de artikelen 101,
102, 105, 108, 109, 110, 115, 116, 122, 123, 127, 130, 132, 136, 137, 138, 141
tot en met 146, 155 en 157 tot en met 162. Artikel 334, § 1, van het
hogescholendecreet is van overeenkomstige toepassing op de Hogere
Zeevaartschool.
Art. 7.
De Vlaamse regering legt
jaarlijks, per academiejaar, de personeelsformatie vast van het bestuurs- en
onderwijzend personeel en van het administratief en technisch personeel. De
Vlaamse regering verricht de aanstellingen, benoemingen en bevorderingen van de
leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel. De Vlaamse regering verricht
eveneens de aanstellingen, benoemingen en bevorderingen van de leden van het
administratief en technisch personeel in een graad die voorkomt in de tabel van
de loopbaanstructuur van het administratief en technisch personeel van de
Hogere Zeevaartschool.
Art. 8.
De Vlaamse regering
bepaalt de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel en van het administratief en technisch personeel van de Hogere
Zeevaartschool, met inbegrip van de salarisschalen.
Art. 9.
Het departement Onderwijs
van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap betaalt de salarissen van de
leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het administratief en
technisch personeel, met inbegrip van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.
Art. 10.
De Hogere Zeevaartschool
zorgt voor de uitbetaling van de personeelsleden aangeworven bij
arbeidsovereenkomst, voor de uitbetaling van de onkostenvergoedingen alsmede
voor de uitbetaling van de tegemoetkoming in de vervoerskosten van zijn
personeelsleden.
HOOFDSTUK II. - Bestuurs- en onderwijzend
personeel
Art. 11.
Tot het bestuurspersoneel
van de Hogere Zeevaartschool behoren de ambten van directeur en
adjunct-directeur.
Art. 12.
De opdrachten van het
bestuurspersoneel zijn steeds voltijds.
Art. 13.
Het vereiste
bekwaamheidsbewijs voor aanstelling en benoeming in de ambten van
adjunct-directeur en directeur is : een diploma van de 2de cyclus van het
academisch onderwijs of de 2de cyclus van het hoger onderwijs van academisch
niveau of het brevet van kapitein ter lange omvaart.
Art. 14.
§ 1. De
ambten van het onderwijzend personeel van de Hogere Zeevaartschool worden in de
volgende drie groepen ingedeeld : 1° groep 1 : de praktijklector, de
hoofdpraktijklector, de lector en de hoofdlector; 2° groep 2 : het
assisterend personeel : de assistent en de werkleider; 3° groep 3 : de
docent, de hoofddocent en de hoogleraar.
§ 2. De
ambten van de eerste groep kunnen uitsluitend verleend worden in het hoger
onderwijs van een cyclus, die van de tweede groep uitsluitend in het hoger
onderwijs van twee cycli. De ambten van de derde groep kunnen worden verleend,
zowel in het hoger onderwijs van een cyclus, als in het hoger onderwijs van
twee cycli.
§ 3. De
combinatie van een ambt uit de derde groep met een ambt uit de tweede groep is
niet toegestaan. Binnen een groep kunnen de ambten onderling niet gecombineerd
worden behalve wat de combinatie lector met praktijklector
betreft.
Art. 15.
§ 1. De
Hogere Zeevaartschool kan aan de Vlaamse regering voorstellen om contractueel
bij arbeidsovereenkomst en buiten de personeelsformatie, zoals bedoeld in
artikel 7, voltijdse en deeltijdse gastprofessoren te werk te stellen en te
belasten met onderwijsactiviteiten voor een periode van maximum vijf jaar.
Opeenvolgende tewerkstellingen van voltijdse gastprofessoren mogen in ieder
geval de totale duur van vijf opeenvolgende jaren niet overschrijden.
Tewerkstellingen van deeltijdse gastprofessoren zijn hernieuwbaar.
§ 2. Het
totale aantal gastprofessoren wordt per academiejaar beperkt tot 10 procent van
het aantal voltijdse eenheden van het bestuurs- en onderwijzend personeel,
zoals bedoeld in artikel 35.
§ 3. De
gastprofessoren kunnen ten hoogste het salaris genieten dat verbonden is aan
het ambt van hoogleraar. De gastprofessoren hebben recht op een vergoeding voor
de werkelijke kosten gemaakt voor hun overkomst en tijdelijk
verblijf.
HOOFDSTUK III. - Administratief en technisch
personeel
Art. 16.
§ 1. De
Vlaamse regering stelt de tabel vast van de loopbaanstructuur van het
administratief en technisch personeel van de Hogere Zeevaartschool. Deze tabel
bepaalt per niveau waarin dit personeel wordt ingedeeld, de graden, de
graadbenamingen, alsook de toelatings- en diplomavoorwaarden.
§ 2. Het
administratief en technisch personeel van de Hogere Zeevaartschool bekleedt een
graad die voorkomt in de tabel van de loopbaanstructuur.
§ 3. Als
diplomavoorwaarde bij werving geldt het bezit van het desbetreffende Belgische
diploma of getuigschrift, of het bezit van een diploma of getuigschrift dat
krachtens de wet of het decreet of met toepassing van de Europese richtlijnen
of een bilateraal akkoord daarmee als gelijkwaardig erkend
is.
Art. 17.
De Vlaamse regering kan
op voorstel van de Hogere Zeevaartschool contractuele personeelsleden bij
arbeidsovereenkomst in dienst nemen. Deze personeelsleden kunnen enkel belast
worden met administratieve of technische taken.
HOOFDSTUK IV. -
Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 18.
§ 1. In
afwachting dat de Vlaamse regering de verlofstelsels bepaalt, zijn de
betreffende geldende wettelijke en reglementaire bepalingen voor de
personeelsleden van de Vlaamse autonome hogescholen van toepassing op de
personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool. Indien daarvoor een toestemming
vereist is, wordt de afwezigheid toegestaan door de raad van bestuur.
§ 2. In
afwachting dat de Vlaamse regering de voorwaarden bepaalt waaronder de
personeelsleden zich in de stand non-activiteit kunnen bevinden, zijn de
betreffende geldende wettelijke en reglementaire bepalingen voor de
personeelsleden van de Vlaamse autonome hogescholen van toepassing op de
personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool. Indien daarvoor een toestemming
vereist is, wordt de afwezigheid toegestaan door de raad van
bestuur.
§ 3. In
afwachting dat de Vlaamse regering de voorwaarden bepaalt waaronder de
personeelsleden ter beschikking gesteld kunnen worden en waaronder zij een
wachtgeld kunnen genieten, zijn de betreffende geldende wettelijke en
reglementaire bepalingen voor de personeelsleden van de Vlaamse autonome
hogescholen van toepassing op de personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool.
Indien daarvoor een toestemming vereist is, wordt de terbeschikkingstelling
toegekend door de raad van bestuur.
§ 4. De
personeelsleden die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet
geheel of gedeeltelijk afwezig zijn ingevolge een reglementair toegestane
terbeschikkingstelling, een reglementair toegestaan verlof of afwezigheid,
blijven deze genieten voor de toegestane periode.
§ 5. In
afwachting dat de Vlaamse regering de regels inzake ziektecontrole vastlegt,
blijven de op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet geldige
wettelijke en reglementaire bepalingen inzake controle op de afwezigheid wegens
ziekte van toepassing.
Art. 19.
§ 1. Alle aanstellingen,
benoemingen en salarisvaststellingen die voor 1 januari 1996 gebeurd zijn aan
de Hogere Zeevaartschool worden geacht te zijn gebeurd overeenkomstig :
- het koninklijk besluit van 2 oktober 1937
houdende vaststelling van het statuut van het rijkspersoneel;
- de wet op het zeevaartonderwijs, gecoördineerd op 20
september 1960;
- de wet van 22 juni 1964
betreffende het statuut der personeelsleden van het
Rijksonderwijs;
- de wet van 7 juli 1970
betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;
- de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger
onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen;
- het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van het Openbaar
Onderwijs;
- het koninklijk besluit van 27 juni
1974 waarbij op 1 april 1972 de schalen worden vastgesteld verbonden aan de
ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het
opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de
rijksinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het
schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen
verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medische-sociale centra
van de Staat;
- het artikel 92 van het decreet van
8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII.
§ 2. De
salarisschalen die aan de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel van de afdeling machines van de Hogere Zeevaartschool werden
toegekend met toepassing van hoofdstuk E - Bestuurs- en onderwijzend personeel
van het hoger onderwijs (korte type) - van het koninklijk besluit van 27 juni
1974, zoals nadien gewijzigd, waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de
schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij
de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de
inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten
van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het
gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het
personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, worden
bekrachtigd.
§ 3. De
benoemde leden van het opvoedend hulppersoneel van de Hogere Zeevaartschool die
op 1 oktober 1992 nog in dienst zijn, worden geacht met ingang van dezelfde
datum ter beschikking gesteld te zijn wegens ontstentenis van betrekking en
wedertewerkgesteld te zijn als administratief personeel met toepassing van
hoofdstuk II van titel II van het decreet betreffende het onderwijs III van 9
april 1992 en van het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 en van
het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 betreffende de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de
wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of
wachtgeldtoelage.
Afdeling 2. - Bestuurs- en onderwijzend
personeel
Art. 20.
Overgangsbepalingen
worden toegekend aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel voor
zover zij : 1° op 31 december 1995 benoemd zijn of 2° voldoen aan de
voorwaarden vermeld in artikel 318, 2° van het hogescholendecreet.
Art. 21.
De
overgangsbepalingen gelden voor het ambt, de salarisschaal en het
bekwaamheidsbewijs.
Art. 22.
§ 1. De
Vlaamse regering stelt voor de personeelsleden bedoeld in artikel 20, de
concordantie vast van de vervangen ambten met de nieuwe ambtsbenamingen zoals
bepaald in de artikelen 11 en 14.
§ 2. De
concordantie geldt voor het ambt en voor het volume van het ambt waarin de
personeelsleden benoemd zijn of als titularis aangesteld zijn op 31 december
1995. Zij bevinden zich in het nieuwe ambt na concordantie in dezelfde
statutaire toestand als in hun vorige ambt.
§ 3. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 20, mogen in het nieuwe ambt fungeren,
ongeacht of zij beschikken over het vereiste bekwaamheidsbewijs voor dit ambt.
Tijdelijke personeelsleden kunnen evenwel niet benoemd worden in een ambt
waarvoor zij niet in het bezit zijn van het vereiste
bekwaamheidsbewijs.
§ 4. De
personeelsleden bedoeld in artikel 20, van wie de opdracht binnen de hogeschool
na de concordantie uit een combinatie van ambten bestaat die strijdig is met
artikel 14, § 3, van dit decreet, kunnen deze opdracht verder blijven
uitoefenen.
§ 5.
Wanneer een benoemd personeelslid aan de Hogere Zeevaartschool op basis van
artikel 318, 2° van het hogescholendecreet voor de omvorming van het ambt
kiest waarin hij als tijdelijk titularis is aangesteld, behoudt hij het recht
op benoeming in het ambt waarvoor hij benoemd werd en dat met toepassing van
§ 1 van dit artikel overeenkomstig geconcordeerd
werd.
[§ 6. In
afwijking van de bepalingen van artikel 36 kan de Vlaamse regering tijdelijke
personeelsleden bedoeld in artikel 20, op hun verzoek benoemen. Elk
personeelslid dat benoemd wordt, dient in het bezit te zijn van het vereiste
bekwaamheidsbewijs.
Deze benoeming is
mogelijk in het ambt waarvoor zij overgangsmaatregelen genieten en voor het
volume van de opdracht waarvan zij op 31 december 1995 titularis waren en die
zij in hoofdambt uitoefenden.]
Decr.
van 18-5-1999
Art. 23.
§ 1. De
personeelsleden bedoeld in artikel 20 behouden na concordantie de salarisschaal
die hun mocht worden verleend op grond van de geldende wettelijke en
reglementaire bepalingen van kracht voor de inwerkingtreding van dit decreet,
tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
salarisschaal in het nieuwe ambt.
§ 2. Zij
verkrijgen het jaarsalaris dat overeenstemt met hun nuttige anciënniteit
op 31 december 1995 overeenkomstig de op die datum geldende
bezoldigingsregeling.
§ 3. De
personeelsleden bedoeld in artikel 20 die op 31 december 1995 belast waren -
met het ambt van werkleider, behouden de salarisschaal die hun werd toegekend
op grond van de wettelijke en reglementaire bepalingen van kracht voor de
inwerkingtreding van dit decreet, voor ten hoogste het volume van hun opdracht
als werkleider op 31 december 1995.
§ 4. De
geldelijke anciënniteit wordt evenwel aangepast indien de aanvangsleeftijd
van de nieuwe schaal verschilt van die van de vroegere
schaal.
§ 5. De
personeelsleden van wie de anciënniteit op 31 december 1995 beperkt is
wegens onvolledige prestaties, worden ingeschaald met een geldelijke
anciënniteit berekend volgens de op 31 december 1995 geldende
bezoldigingsregeling voor een ambt met volledige
prestaties.
Art. 24.
In afwachting van de
door de Vlaamse regering vastgelegde bezoldigingsregeling, zoals bepaald in
artikel 8, blijft het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar onderwijs van kracht
met uitzondering van de artikelen 4, 5, 16, § 1, B, 17 en 41 tot en met
49.
Art. 25.
§ 1. De
personeelsleden die op 1 oktober 1995 tijdelijk belast waren met het ambt van
directeur en adjunct-directeur worden benoemd in het betreffende ambt met
ingang van 1 september 1998.
§ 2. Het
tijdelijk ambt van adjunct-directeur geeft in de periode van 1 januari 1996 tot
31 augustus 1998 geen recht op een bezoldiging aan de organieke salarisschaal
van het betreffende ambt. Het personeelslid dat in deze periode tijdelijk
belast is met het ambt van adjunct-directeur wordt bezoldigd aan de
salarisschaal van de ambten waarin het benoemd en/of aangesteld
is.
Afdeling 3. - Administratief en technisch
personeel
Art. 26.
De Vlaamse regering
stelt de concordantie vast van de vervangen ambten met de overeenstemmende
nieuwe ambtsbenamingen in een graad die voorkomt in de tabel van de
loopbaanstructuur van het administratief en technisch personeel van de Hogere
Zeevaartschool.
Art. 27.
§ 1. De
benoemde leden van het administratief personeel, het meesters-, vak- en
dienstpersoneel en de kok-onderrichter aan wie een betrekking op de formatie
van het administratief en technisch personeel werd toegewezen ingevolge de
concordantie, worden op 1 januari 1996 ingeschaald in de salarisschaal van de
overeenstemmende graad.
[In afwijking van het eerste lid
behouden de hieronder vermelde personeelsleden bij wijze van overgangsmaatregel
hun oorspronkelijke salarisschaal tenzij zij in de hun nieuw toegekende
salarisschaal, in de functionele loopbaan of door bevordering een hoger salaris
krijgen :
1° de kok die geconcordeerd wordt naar graad D1z
met als salarisschaal D11z;
2° de chef-kok die
geconcordeerd wordt naar graad D2z met als salarisschaal
D21z;
3° de kok-onderrichter die geconcordeerd wordt naar
graad C1z met als salarisschaal C11z;
4° de opsteller en de
administratief adjunct 2de klasse die geconcordeerd worden naar graad C1z met
als salarisschaal C11z;
5° de administratief adjunct die
geconcordeerd wordt naar graad B1z met als salarisschaal
B11z.]
Decr.
van 14-2-2003
§ 2. De
personeelsleden nemen in de nieuwe salarisschaal hun nuttige anciënniteit
op 31 december 1995 mee die vastgesteld werd met toepassing van de op die datum
geldende bezoldigingsregeling. De geldelijke anciënniteit wordt wel
aangepast indien de aanvangsleeftijd van de nieuwe schaal verschilt van die van
de vroegere schaal.
§ 3. Op
het ogenblik van de inschaling is de schaalancienniteit in de nieuwe
salarisschaal met het oog op inschaling in een hogere salarisschaal van
dezelfde graad gelijk aan nul.
Art. 28.
Totdat uitvoering
gegeven is aan artikel 8 blijft het koninklijk besluit van 1 december 1970
houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-,
vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor
lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van
toepassing op de leden van het administratief en technisch personeel van de
Hogere Zeevaartschool.
TITEL IV. - Financiering en beheer
HOOFDSTUK I. - Financiering
Afdeling 1. -
Werkingsuitkeringen
Art. 29.
De Vlaamse regering
draagt jaarlijks bij in de financiering van de werking van de Hogere
Zeevaartschool via een dotatie.
Art. 30.
[Het bedrag van de
dotatie van de Hogere Zeevaartschool is voor het begrotingsjaar 1998 gelijk aan
56,9 miljoen frank. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de verhouding
tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het
betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van
het begrotingsjaar 1998.
Voor het begrotingsjaar
2000 wordt het bedrag van de dotatie vastgesteld op 47,9 miljoen
frank.
Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het
bedrag van de dotatie vastgesteld op 41,6 miljoen frank. Vanaf het
begrotingsjaar 2002 wordt het bedrag van de dotatie vastgesteld op 1 031 237
euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de verhouding tussen de geraamde
gezondheidsindex van de maand december van het betrokken begrotingsjaar en de
gezondheidsindex van de maand december van het begrotingsjaar 2001.]
Decr.
van 20-4-2001
[Vanaf
het begrotingsjaar 2008 wordt het bedrag van de dotatie vastgesteld op
[[1.391.000 euro]]. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de verhouding
tussen de geraamde gezondheidsindex van de maand december van het betrokken
begrotingsjaar en de gezondheidsindex van de maand december van het
begrotingsjaar 2007.]
Decr.
21-12-2007; [[ ]] Decr.
van 21-11-2008
[Het
bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat de Hogere Zeevaartschool niet
verschuldigd is aan de federale diensten Financiën voor de aan de Hogere
Zeevaartschool tewerkgestelde onderzoekers wordt toegevoegd aan het bedrag van
de dotatie bedoeld in artikel 29.]
Decr.
van 4-7-2008
Art. 31.
De dotatie aan de
Hogere Zeevaartschool wordt uitbetaald in 2 schijven : een eerste schijf van 60
procent in de maand januari en het saldo van 40 procent in de maand september.
Art. 32.
De dotatie draagt bij
tot de dekking van alle kosten van de Hogere Zeevaartschool, inclusief de
kosten voor onderwijs, voor projectmatig wetenschappelijk onderzoek,
maatschappelijke dienstverlening, financiering van investeringen, afbetaling
van leningen, administratie van de Hogere Zeevaartschool, met inbegrip van de
roerende uitrustingen en voor de betaling van contractueel personeel.
Art. 33.
§ 1. De
dotatie wordt uitbetaald aan de dienst met afzonderlijk beheer van de Hogere
Zeevaartschool.
§ 2. De
in § 1 bedoelde dienst van de Vlaamse Gemeenschap met afzonderlijk beheer
wordt geleid door het in artikel 48 bedoelde
bestuurscollege.
§ 3. De
Vlaamse regering legt nadere regels vast met betrekking tot het financiële
en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer van de Hogere
Zeevaartschool.
Art. 34.
De bepalingen
betreffende de rijkscomptabiliteit zijn van toepassing op de Hogere
Zeevaartschool.
[Art. 34bis.
De artikelen 183bis, 183ter, 190,
§§ 3, 4 en 6, 190bis en 198, § 2, van het hogescholendecreet
zijn van overeenkomstige toepassing op de Hogere Zeevaartschool.
De besteding van de in artikel 190, § 4, bedoelde
middelen valt integraal onder het toepassingsgebied van artikel
32.]
Decr.
van 4-4-2003
Afdeling 2. - Personeelskosten
Art. 35.
§ 1. De
ambten op de personeelsformatie worden uitgedrukt in eenheden die
overeenstemmen met voltijdse betrekkingen. [Onverminderd § 2, bestaat het
personeelskader van de Hogere Zeevaartschool uit 1 directeur, 1
adjunct-directeur, ten minste 32 voltijdse eenheden behorend tot het
onderwijzend personeel en ten minste 3 personeelsleden behorend tot het
administratief en technisch personeel.]
Decr.
van 6-7-2001
§ 2.
Wanneer het aantal financierbare studenten van de Hogere Zeevaartschool op 1
februari van het voorgaand academiejaar hoger is dan 200, wordt het
personeelkader uitgebreid met :
- 1 bijkomende
voltijdse eenheid voor het onderwijzend personeel, per volledige schijf van 15
studenten boven de 200, met een maximum van 10 voltijdse
eenheden;
- 1 bijkomende voltijdse eenheid voor
het administratief en technisch personeel, per volledige schijf van 100
studenten boven de 200, met een maximum van 2 voltijdse
eenheden.
§ 3. [In
afwijking van § 1 worden alle benoemde personeelsleden en de tijdelijke
personeelsleden bedoeld in artikel 20 en de benoemde personeelsleden bedoeld in
artikel 27 beschouwd als behorend tot het
personeelskader.]
Decr.
van 18-5-1999
§ 4. Het
aantal financierbare studenten wordt berekend overeenkomstig artikel 177 van
het hogescholendecreet.
Art. 36.
Een benoeming of
aanstelling in een ambt van het onderwijzend personeel is slechts mogelijk met
inachtneming van de volgende regels :
- [het
aantal vastbenoemde personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse eenheden, bedraagt
ten hoogste 72 % van het aantal leden van het onderwijzend personeel uitgedrukt
in voltijdse eenheden.] Hierbij wordt de bevordering of ambtswijziging van een
reeds in de Hogere Zeevaartschool benoemd personeelslid niet beschouwd als een
nieuwe benoeming;
Decr.
van 14-2-2003
- het aantal betrekkingen van hoofdpraktijklector en hoofdlector
samen bedraagt ten hoogste 20 procent van het aantal betrekkingen van
praktijklector, hoofdpraktijklector, lector en hoofdlector
samen;
- het aantal betrekkingen van het
assisterend personeel bedraagt ten minste 36 procent van het aantal
betrekkingen van assistent, werkleider, docent, hoofddocent en hoogleraar samen
verbonden aan de basisopleidingen van twee cycli;
- het aantal betrekkingen van hoofddocent en hoogleraar bedraagt
ten hoogste 25 procent van het aantal betrekkingen van assistent, werkleider,
docent, hoofddocent en hoogleraar samen;
- het
aantal voltijdse eenheden van werkleiders is beperkt tot 20 procent van het
aantal voltijdse eenheden van assistenten.
Wanneer de bestaande personeelsformatie niet voldoet aan de
bovenvermelde verhoudingen of aan de bepalingen van artikel 35, § 2, kan
geen benoeming of aanstelling gebeuren, die tot gevolg heeft dat een van de
verhoudingen nog verder afwijkt van het streefcijfer.
HOOFDSTUK II. - Financiering en beheer van de
sociale voorzieningen
Art. 37.
Hoofdstuk III van titel
IV en hoofdstuk V, afdeling 3 van titel IV van het hogescholendecreet zijn van
overeenkomstige toepassing op de Hogere Zeevaartschool.
TITEL V. - Bestuur, medezeggenschap en
controle
HOOFDSTUK I. - De
bestuursorganen
Afdeling I. - Algemeen
Art. 38.
De bestuursorganen
van de Hogere Zeevaartschool zijn de raad van bestuur, het bestuurscollege, de
directeur en de adjunct-directeur.
Afdeling 2. - De raad van
bestuur
Art. 39.
§ 1. De
raad van bestuur is samengesteld als volgt :
1° de directeur, voorzitter van de raad;
2° vier vertegenwoordigers van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, verkozen door en onder de leden van dit personeel;
3° een vertegenwoordiger van het administratief en technisch
personeel verkozen door en onder de leden van dit personeel;
4° twee vertegenwoordigers van de studenten verkozen onder de
studenten die ten minste één jaar aan de Hogere Zeevaartschool
regelmatig zijn ingeschreven;
5° vier
vertegenwoordigers, gekozen door de Vlaamse regering op voorstel van de overige
leden van de raad van bestuur, op grond van hun deskundigheid in de
beroepssector van de basisopleidingen nautische wetenschappen en
elektromechanica, optie scheepswerktuigkunde.
De
Vlaamse regering kiest uit een lijst van acht personen vier effectieve
vertegenwoordigers en voor iedere effectieve vertegenwoordiger een
plaatsvervanger die bij afwezigheid van de effectieve vertegenwoordiger als
gemandateerde kan optreden.
§ 2. Het
mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt vier academiejaren en is
hernieuwbaar. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt twee
academiejaren en is eenmaal hernieuwbaar.
De
vertegenwoordigers van het personeel en de studenten genieten van de nodige
faciliteiten om hun mandaat naar behoren te kunnen vervullen. Zij kunnen voor
de daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat geen tuchtsanctie oplopen.
§ 3. De
verkiezingen van de raad van bestuur worden georganiseerd door de Hogere
Zeevaartschool. De directeur van de Hogere Zeevaartschool is voorzitter van het
kiescollege. Het kiesreglement voor de verkiezingen van de leden en de
opvolgers van de raad van bestuur wordt bepaald door de Vlaamse
regering.
§ 4. De
eerste raad van bestuur wordt ten laatste op 1 januari 1999
verkozen.
Art. 40.
De directeur van de
Hogere Zeevaartschool zit van ambtswege de raad van bestuur voor. De raad van
bestuur kiest onder zijn leden een ondervoorzitter.
Art. 41.
§ 1. De
voorzitter roept de raad van bestuur bijeen.
§ 2.
Indien de voorzitter verhinderd is, worden zijn bevoegdheden door de
ondervoorzitter uitgeoefend.
Art. 42.
Voor elk van de leden
van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 39, § 1, 2°, 3° en
4° wordt terzelfdertijd een opvolger verkozen. Als een lid zijn mandaat
voortijdig beëindigt of niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan
het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger.
Indien ook de opvolger het mandaat niet kan voltooien, worden tussentijdse
verkiezingen georganiseerd.
Art. 43.
De raad van bestuur :
1° bepaalt zijn bestuursreglement;
2° bepaalt het tuchtreglement en de
evaluatieregeling voor het personeel en legt deze ter goedkeuring voor aan de
Vlaamse regering;
3° bepaalt het algemeen
examenreglement en het tuchtreglement voor de studenten en legt deze ter
goedkeuring voor aan de Vlaamse regering;
4°
legt de algemene richtlijnen vast voor de organisatie en coördinatie van
de Hogere Zeevaartschool en legt deze ter goedkeuring voor aan de Vlaamse
regering;
5° legt de meerjarenbegroting vast
en legt ze voor aan de Vlaamse regering;
6°
legt de personeelsformatie voor aan de Vlaamse regering;
7°
stelt de aanstellingen in vacante ambten en benoemingen van de leden van het
bestuurs-, onderwijzend, administratief en technisch personeel voor, aan de
Vlaamse regering. De raad moet 3 kandidaturen voorleggen behoudens toegestane
afwijking door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering kan een expert
aanduiden om de kandidaturen te onderzoeken;
8° legt rechtsvorderingen als eiser of verweerder voor aan de
Vlaamse regering;
9° formuleert voorstellen
aan de Vlaamse regering voor het afsluiten van leningen;
10°
oefent alle andere bij of krachtens een decreet toegekende bevoegdheden uit;
11° laat de sociale voorzieningen beheren
door een v.z.w.;
12° kan bevoegdheden
delegeren;
13° formuleert voorstellen aan de
Vlaamse regering voor alle materies die bij of krachtens dit decreet niet aan
het bestuurscollege of de directeur zijn toegewezen;
14° legt de criteria voor nuttige beroepservaring ter
goedkeuring voor aan de Vlaamse regering en kent deze op grond van deze
criteria toe.
Art. 44.
§ 1. De
raad van bestuur kan slechts geldig beraadslagen en besluiten indien ten minste
de helft van de leden aanwezig is.
Indien na een
eerste samenroeping van een vergadering van de raad van bestuur het bedoelde
quorum niet wordt bereikt, kan de raad van bestuur ten vroegste een en ten
hoogste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede samenroeping van een
vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige
leden.
§ 2. In
spoedeisende omstandigheden neemt de voorzitter de beslissingen die zich
opdringen.
De beslissingen worden op de
eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur voorgelegd, die ze kan
herroepen, wijzigen of bekrachtigen.
Art. 45.
Behoudens wanneer
anders bepaald in dit decreet, worden de beslissingen van de raad van bestuur
genomen bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van dit meerderheidsquorum
worden onthoudingen, ongeldige en blancostemmen niet in aanmerking genomen. Bij
staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden. Indien er bij deze
tweede stemming opnieuw staking van stemmen is, beslist de voorzitter.
De leden van de raad van bestuur onthouden zich
van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die henzelf, hun
echtgenote(s)n, en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad
persoonlijk aanbelangen. Bij aangelegenheden die betrekking hebben op de
persoon van de directeur kan de directeur de raad van bestuur niet voorzitten.
Art. 46.
De raad van bestuur
formuleert een voorstel aan de Vlaamse regering inzake de evaluatieprocedure
met inbegrip van de criteria en inzake de leden van het college van beroep
inzake evaluatie.
Art. 47.
§ 1. De
raad van bestuur formuleert een voorstel aan de Vlaamse regering inzake de
tuchtprocedure vast en inzake de leden van het college van beroep inzake tucht.
§ 2. De
tuchtprocedure wordt ingeleid door de voorzitter van de raad van bestuur van de
Hogere Zeevaartschool.
§ 3. De
tuchtstraffen, met uitzondering van het ontslag bij tuchtmaatregel, worden
uitgesproken door de raad van bestuur. De Vlaamse regering keurt deze
beslissingen goed. Het ontslag bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken door de
Vlaamse regering, op voorstel van de raad van bestuur.
§ 4. De
voorzitter van de raad van bestuur is bevoegd om bij de Vlaamse regering een
voorstel in te dienen over het geven van ontslag om dringende redenen. Hij legt
deze beslissing op de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur
voor.
Afdeling 3. - Het
bestuurscollege
Art. 48.
§ 1.
Het bestuurscollege is samengesteld uit :
1°
de directeur, die ambtshalve voorzitter is van het bestuurscollege;
2° de adjunct-directeur;
3° twee leden, personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool of
leden van de raad van bestuur, voor een periode van vier academiejaren door de
raad van bestuur aangesteld op voorstel van de directeur;
§ 2. De
secretaris van het bestuurscollege is het lid van het administratief en
technisch personeel dat aangesteld is als rekenplichtige van de dienst met
afzonderlijk beheer. De secretaris neemt met raadgevende stem deel aan de
vergaderingen van het bestuurscollege.
Art. 49.
Het bestuurscollege
is belast met :
1° het opstellen van zijn
bestuursreglement;
2° het dagelijks bestuur
en de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de besluiten van de raad
van bestuur;
3° de beschikking over de
financiën van de dienst met afzonderlijk beheer van de Hogere
Zeevaartschool, binnen de perken van de begrotingskredieten en het door de raad
van bestuur opgestelde beleids- en financieringsplan;
4° het formuleren van voorstellen aan de Vlaamse regering
inzake het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere
rechtshandelingen binnen de door de Vlaamse regering vastgestelde
personeelsformatie en begroting;
5° de
vaststelling van vacatures en de voorstellen tot de vacantverklaring van
vacante ambten te bekrachtigen door de raad van bestuur;
6°
het aanstellen van tijdelijk onderwijzend, administratief en technisch
personeel in niet-vacante betrekkingen en de werving van contractuele
personeelsleden van het administratief en technisch personeel.
De aanstellingen en wervingen worden bekrachtigd door de raad van
bestuur en ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering;
7° het vaststellen van de staten van ontvangsten en uitgaven
en van de beheersrekening alsmede voor het opmaken van de rekening van de
uitvoering van de begroting van de dienst met afzonderlijk beheer en van de
staat van activa en passiva;
8° de taken die
bij delegatie door de raad van bestuur worden toegewezen.
Art. 50.
De beslissingen van
het bestuurscollege worden genomen bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van
dit meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige en blancostemmen niet in
aanmerking genomen. Bij staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden.
Indien er bij deze tweede stemming opnieuw staking van stemmen is, beslist de
voorzitter.
De leden van het bestuurscollege
onthouden zich van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die
henzelf, hun echtgenoten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde
graad persoonlijk aanbelangen.
Art. 51.
Het bestuurscollege
is verantwoording verschuldigd aan de Vlaamse regering en aan de raad van
bestuur. Het verschaft de Vlaamse regering en de raad van bestuur informatie
over zijn beslissingen en licht hen op hun verzoek in over al zijn handelingen.
Het bestuursreglement van het bestuurscollege
bevat hieromtrent nadere regels.
Art. 52.
Het bestuurscollege
kan bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de directeur. Hij brengt
omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden verslag uit aan het
bestuurscollege.
Art. 53.
Het eerste
bestuurscollege wordt ten laatste op 1 januari 1999 samengesteld.
Afdeling 4. - De directeur en de
adjunct-directeur
Art. 54.
De adjunct-directeur
en de directeur worden aangesteld en benoemd door de Vlaamse regering op advies
van de raad van bestuur. De raad van bestuur stelt maximaal drie kandidaten
voor en rangschikt deze naar geschiktheid. De oproep tot de kandidaten voor
deze betrekkingen wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De raad van bestuur draagt de kandidaten voor bij
geheime stemming en met gewone meerderheid, onthoudingen niet inbegrepen.
Het ontslag van de adjunct-directeur en de
directeur gebeurt door de Vlaamse regering.
Art. 55.
De directeur
vertegenwoordigt de Hogere Zeevaartschool. Hij is verantwoordelijk voor het
optimaal functioneren van de Hogere Zeevaartschool op pedagogisch,
administratief, technisch en financieel vlak. Hij voert de beslissingen uit van
hetzij de Vlaamse regering, hetzij de raad van bestuur, hetzij het
bestuurscollege. Hij coördineert de werking van de administratieve
diensten en kan na goedkeuring door het bestuurscollege bevoegdheden aan de
adjunct-directeur overdragen.
Art. 56.
De adjunct-directeur
staat de directeur bij in de uitvoering van zijn taken en vervangt de directeur
bij verhindering in de uitoefening van de gangbare administratieve taken.
HOOFDSTUK II. - De medezeggenschapsorganen en
onderhandelingscomités
Afdeling I. - Algemeen
Art. 57.
De
medezeggenschapsorganen en onderhandelingscomités van de Hogere
Zeevaartschool zijn respectievelijk de studentenraad en het
hogeschoolonderhandelingscomité of in voorkomend geval de organen
opgericht bij of krachtens de wet van 19 december 1974 tot regeling van de
betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Afdeling 2. - Het
hogeschoolonderhandelingscomité
Art. 58.
§ 1. In
het hogeschoolonderhandelingscomité wordt onderhandeld over de
aangelegenheden, bedoeld in en krachtens de artikelen 2, 6, 9 en 11 van de wet
van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel, in zoverre deze betrekking hebben op de Hogere
Zeevaartschool.
Bovendien bezorgt het
hogeschoolbestuur het hogeschoolonderhandelingscomité de volgende
inlichtingen, verslagen en bescheiden :
1°
algemene informatie met betrekking tot de werking en de organisatie van de
Hogere Zeevaartschool;
2° het organogram van
de Hogere Zeevaartschool, met de interne organisatiestructuur, de verdeling van
bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
3° de
begroting van de dienst met afzonderlijk beheer;
4° de meerjarenbegroting;
5°
een overzicht van de inkomsten van welke aard dan ook;
6° de personeelsformatie;
7°
de evolutie van het aantal personeelsleden en de vooruitzichten met betrekking
tot de tewerkstelling;
8° de evolutie van de
studentenaantallen en van de slaagcijfers per opleiding;
9°
de samenwerkingsakkoorden en de samenwerkingsverbanden;
10° een toelichting bij het systeem van de specifieke
financiering en het resultaat hiervan op de Hogere Zeevaartschool;
11° de programmatieplannen en
rationalisatieplannen met betrekking tot opleidingen en opties;
12° de inlichtingen met betrekking tot het
nascholingsbeleid, het projectmatig wetenschappelijk onderzoek en de
maatschappelijke dienstverlening;
13° de
sociale voorzieningen voor de studenten;
14°
de prioriteiten inzake de uitrusting van de Hogere Zeevaartschool.
§ 2. Het
hogeschoolonderhandelingscomité bestaat uit een aantal gemandateerde
vertegenwoordigers van de raad van bestuur en ten minste evenveel
afgevaardigden van het personeel. Er zijn evenveel plaatsvervangende als
effectieve afgevaardigden. Het aantal effectieve afgevaardigden van het
personeel bedraagt ten hoogste drie per representatieve vakorganisatie. Beide
delegaties kunnen een beroep doen op technici.
§ 3. De
afgevaardigden van het personeel in het hogeschoolonderhandelingscomité
genieten van de nodige faciliteiten om hun mandaat naar behoren te vervullen.
Zij kunnen voor de daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat geen
tuchtsancties oplopen.
Afdeling 3. - De studentenraad
Art. 59.
De Hogere
Zeevaartschool richt een studentenraad op. De studentenraad bestaat uit ten
minste zes en ten hoogste twaalf democratisch gekozen vertegenwoordigers van de
studenten. De raad van bestuur bepaalt de samenstelling van de studentenraad en
de wijze waarop de vertegenwoordigers van de studenten worden gekozen. De raad
van bestuur en het bestuurscollege raadplegen vooraf de studentenraad voor alle
aangelegenheden die de studenten direct aanbelangen, en inzonderheid voor de
onderwijs- en examenregeling en de evaluatie - in het kader van de
kwaliteitsbewaking - van het bestuurs- en onderwijzend personeel door de
studenten. De studentenraad is ook bevoegd om hierover uit eigen beweging
advies uit te brengen.
TITEL VI. - Opheffings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. -
Opheffingsbepalingen
Art. 60.
§ 1. De
volgende wetten, decretale bepalingen, besluiten, reglementen en
overeenkomsten, zoals tot op heden gewijzigd, worden opgeheven voor zover ze
betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool :
1° het koninklijk besluit van 7 februari 1958 tot inrichting
van het zeevaartonderwijs van de staat;
2°
het koninklijk besluit van 30 mei 1958 houdende rangschikking van de in de
inrichtingen voor zeevaartonderwijs gegeven soorten van onderwijs en van zekere
getuigschriften, diploma's en brevetten voor de zeevaart;
3° het ministerieel besluit van 3 juli 1958 houdende
vaststelling van de periodes van de examens en praktische proeven;
4° de gecoördineerde wetten van 20
september 1960 op het zeevaartonderwijs, met uitzondering van artikel 14;
5° het ministerieel besluit van 30 december
1960 tot vaststelling van de criteria inzake geneeskundig onderzoek van de
kandidaat-leerling voor de Rijksinrichtingen voor Zeevaartonderwijs;
6° het koninklijk besluit van 23 mei 1961
betreffende de uniform van het personeel van het Bestuur van het Zeewezen en
van de Binnenvaart;
7° het koninklijk besluit
van 17 augustus 1965 houdende vakantie- en verlofregeling in het
zeevaartonderwijs;
8° de overeenkomst van 28
mei 1973 betreffende de verkeersvoordelen;
9°
het koninklijk besluit van 30 juni 1972 tot vaststelling van de regelen van
toekenning van de vergoeding voor het dragen van de uniform en van de kosteloze
uitreiking van de uniformstukken aan sommige personeelsleden van het Bestuur
van het Zeewezen en van de Binnenvaart;
10°
het reglement van 2 december 1974 betreffende de verkeersvoordelen;
11° het ministerieel besluit van 4 maart 1977
tot regeling van de toekenning van studiebeurzen aan leerlingen van de Hogere
Zeevaartschool en van de Zeevaartschool;
12°
het ministerieel besluit van 22 maart 1977 tot regeling van de toekenning van
studiebeurzen van de Hogere Radionavigatieschool;
13° het koninklijk besluit van 1 augustus 1977 tot
vaststelling van het organiek reglement van de rijksinrichtingen voor hoger
onderwijs van het lange type en met volledig leerplan;
14° het ministerieel besluit van 26 september 1978 tot
vaststelling van de regelen van toekenning van de vergoeding voor het dragen
van de uniform aan sommige personeelsleden van het Bestuur van het Zeewezen en
van de Binnenvaart;
15° de wet van 15 juli
1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën in de
nautische wetenschappen;
16° het koninklijk
besluit van 18 mei 1987 betreffende de organisatie en de samenstelling van de
Hoge Raad voor het Maritiem Hoger Onderwijs en tot regeling van zijn werking;
17° het besluit van de Vlaamse regering van
17 januari 1990 betreffende de organisatie en de samenstelling van de Hoge Raad
voor het Maritiem Hoger Onderwijs en tot regeling van zijn werking;
18° de artikelen 127 tot en met 130 van het
decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;
19° het besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991
betreffende de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van het
bestuurscollege van de Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende;
20° artikel 84 van het decreet van 21
december 1994 betreffende het onderwijs VI.
§ 2. Artikel
311 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse
Gemeenschap wordt opgeheven met ingang van 1 september
1995.
HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding
Art. 61.
Heeft uitwerking met
ingang van het academiejaar 1994-1995 : hoofdstuk II van titel IV.
Heeft uitwerking met ingang van 1 september 1995
: titel I en titel II.
Heeft uitwerking met
ingang van 1 januari 1996 : titel III.
Treden in
werking op 1 oktober 1998 : hoofdstuk I van titel IV en titel V.
Treden in werking op door de Vlaamse regering te
bepalen data : de bepalingen van hoofdstuk I van titel VI met uitzondering van
artikel 60, § 2 dat uitwerking heeft op 1 september 1995.