OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het
kiesreglement voor de verkiezing van de leden van de raad van bestuur van de
Hogere Zeevaartschool en hun opvolgers en tot bepaling van de inwerkingtreding
van artikel 60, § 1 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere
Zeevaartschool.
goedkeuringsdatum
12 JANUARI 1999
publicatiedatum
B.S.23/02/1999
datum laatste wijziging
29/04/2009
COORDINATIE
opgeheven
door Decr. 20-2-2009 - B.S. 29-4-2009
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere
Zeevaartschool, inzonderheid op de artikelen 39, § 3 en 61;
Gelet op het advies van de Inspecteur van
Financiën, gegeven op 8 oktober 1998;
Gelet
op het protocol nr. 78 van 17 november 1998 houdende de conclusies van de
onderhandelingen gevoerd in de vergadering van Sectorcomité X;
Gelet op de hoogdringendheid, die wordt
gemotiveerd door het feit overeenkomstig artikel 39 van het decreet van 9 juni
1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool dat de eerste Raad van Bestuur moet
verkozen zijn op 1 januari 1999. Het essentieel is voor de goede werking van de
zeevaartschool en voor de concrete uitvoering van het decreet betreffende de
Hogere Zeevaartschool dat dit besluit effectief kan in werking treden op 1
januari 1999;
Gelet op het advies van de Raad van
State, gegeven op 15 december 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid,
2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
TITEL I. - Kiesreglement
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Artikel 1.
De verkiezingen worden
georganiseerd op een datum tussen 1 april en 31 mei te bepalen door het
kiesbureau. In afwijking hiervan wordt de eerste raad van bestuur ten laatste
op 1 januari 1999 verkozen.
HOOFDSTUK II. - Het kiesbureau
Art. 2.
§ 1. De
organisatie van de verkiezingen van de leden van de raad van bestuur wordt
opgedragen aan een kiesbureau dat samengesteld wordt uiterlijk 1 maand
voorafgaand aan de verkiezingen.
§ 2. Het
kiesbureau bestaat uit 6 leden aangeduid door de raad van bestuur. De directeur
is één van deze leden en zit het kiesbureau voor. Het kiesbureau
duidt binnen of buiten zijn leden een secretaris
aan.
Art. 3.
Het lid van het
kiesbureau dat kandidaat is voor de verkiezingen, wordt vervangen door een
nieuw lid. De raad van bestuur kan daartoe delegatie verlenen aan het
bestuurscollege.
Art. 4.
De kandidaten en hun
bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad, kunnen geen lid zijn van het
kiesbureau.
Art. 5.
§ 1. Het
kiesbureau neemt alle noodzakelijke maatregelen om het regelmatig verloop van
de verkiezingen te waarborgen.
§ 2. Het
kiesbureau beslist over elk probleem dat zich voordoet naar aanleiding van de
toepassing van dit reglement.
Art. 6.
De zetel van het
kiesbureau bevindt zich in de Hogere Zeevaartschool, Noordkasteel Oost 6, te
2030 Antwerpen.
HOOFDSTUK III. - De
kiesgerechtigden
Art. 7.
§ 1. Voor
de verkiezingen van de vier vertegenwoordigers van het bestuurs- en
onderwijzend personeel en hun opvolgers zijn kiesgerechtigd zij die behoren tot
de leden van het personeel van deze categorie in de Hogere Zeevaartschool.
§ 2. Voor de
verkiezingen van een vertegenwoordiger van het administratief en technisch
personeel en een opvolger zijn kiesgerechtigd zij die behoren tot de leden van
het personeel van deze categorie in de Hogere
Zeevaartschool.
§ 3. Voor de
verkiezingen van de twee vertegenwoordigers van de studenten en hun opvolgers
zijn kiesgerechtigd, de studenten die regelmatig aan de Hogere Zeevaartschool
zijn ingeschreven.
HOOFDSTUK IV. - De
kiezerslijsten
Art. 8.
Het kiesbureau stelt
uiterlijk vijf werkdagen na zijn installatie de kiezerslijsten op.
Art. 9.
De kiezerslijsten van
elke categorie vertegenwoordigers, vermeld in artikel 7, bevatten de naam en
het adres van elke kiesgerechtigde.
Art. 10.
De kiezerslijst wordt
uiterlijk de dag na het opstellen openbaar bekendgemaakt. Hiertoe wordt zij ter
inzage gelegd op de zetel van het kiesbureau en wordt ad valvas bekendgemaakt.
Art. 11.
Gemotiveerd bezwaar tegen
deze kiezerslijst kan, binnen de drie werkdagen na bekendmaking, ingediend
worden op de zetel van het kiesbureau dat onverwijld uitspraak doet. Daarna
wordt de kiezerslijst afgesloten.
HOOFDSTUK V. - De kandidaten voor de
vertegenwoordiging van de studenten
Art. 12.
§ 1. Voor
de verkiezing van de twee vertegenwoordigers van de studenten en hun opvolgers
worden alle studenten die minstens één jaar aan de Hogere
Zeevaartschool regelmatig zijn ingeschreven verzameld in één
kiescollege.
§ 2. De
opvolgers kunnen zich niet afzonderlijk kandidaat stellen. In de
kandidaatstelling van de kandidaat-vertegenwoordiger wordt tevens de
kandidaat-opvolger aangeduid. De kandidaat-opvolger die in de kandidaatstelling
wordt voorgedragen voor een verkozen vertegenwoordiger, is van rechtswege de
opvolger van deze vertegenwoordiger. Men kan zich niet gelijktijdig kandidaat
stellen als kandidaat-vertegenwoordiger en
kandidaat-opvolger.
HOOFDSTUK VI. - Oproep tot
kandidaatstelling
Art. 13.
Uiterlijk vijf dagen na
zijn installatie worden door het kiesbureau de oproepen tot kandidaatstelling
voor de verkiezingen van de verschillende vertegenwoordigers ad valvas
bekendgemaakt. Het kiesbureau kan op een nader te bepalen wijze tot een andere,
bijkomende bekendmaking beslissen.
Art. 14.
§ 1. Er
wordt één oproep tot kandidaatstelling opgemaakt.
§ 2. De
oproep vermeldt :
1° het doel en de werking
van de raad van bestuur;
2° de uiterste datum
van indiening van de kandidatuur;
3° de
verkiesbaarheidsvoorwaarden;
4° dat de
kandidaturen, op straffe van onontvankelijkheid aangetekend tegen
ontvangstbewijs moeten worden verstuurd aan de voorzitter, op het adres van de
zetel van het kiesbureau. De postdatum geldt als bewijs;
5°
de datum van verkiezingen.
HOOFDSTUK VII. - De
kandidatenlijsten
Art. 15.
Het kiesbureau onderzoekt
of de kandidaturen in de voorgeschreven vorm en binnen de voorgeschreven
termijn werden ingediend.
Art. 16.
§ 1. Indien
een kandidatuur niet aan de in de oproep gestelde voorwaarden voldoet, stelt
het kiesbureau de kandidaat-vertegenwoordiger hiervan onverwijld per
aangetekend schrijven op de hoogte, met vermelding van de reden.
§ 2. De
kandidaat-vertegenwoordiger kan hiertegen, binnen drie kalenderdagen na
ontvangst van de kennisgeving, gemotiveerd bezwaar indienen bij en op het adres
van de zetel van het kiesbureau. Het kiesbureau beslist onverwijld over het
bezwaar. Daarna wordt de kandidatenlijst definitief
afgesloten.
Art. 17.
§ 1. Indien
er voor de vertegenwoordiging van de verschillende kiezersgroepen slechts
evenveel kandidaten zijn als te begeven mandaten, worden deze kandidaten en hun
opvolgers zonder meer door het kiesbureau verkozen verklaard.
§ 2. Zo in
voornoemd geval voor de verschillende kiezersgroepen geen voldoende aantal
kandidaten en hun opvolgers voorhanden zijn, wordt een tweede oproep gedaan op
een door het kiesbureau nader te bepalen wijze. De voorhanden kandidaten en hun
opvolgers worden door het kiesbureau verkozen verklaard. De nieuwe oproep heeft
enkel betrekking op de niet ingevulde
mandaten.
Art. 18.
Indien er meer kandidaten
zijn dan elk der te begeven mandaten voor de vertegenwoordiging maakt de
voorzitter van het kiesbureau een alfabetische lijst op van alle aanvaarde
kandidaten en hun opvolgers, met vermelding van de naam, de voornaam en, naar
gelang het geval, de functie van het personeelslid of het studiejaar en de
opleiding van de student.
Art. 19.
De voorzitter van het
kiesbureau stuurt de definitieve kandidatenlijsten onmiddellijk naar alle
kandidaten en hun opvolgers en maakt ze onmiddellijk ad valvas bekend.
Art. 20.
Bij de verkiezing ligt
het document van kandidaatstelling, desgevallend door de kandidaat aangevuld
met een beknopt curriculum vitae, voor de aanvang van de stemverrichtingen, ter
inzage van alle kiesgerechtigden bij de voorzitter van het stembureau.
HOOFDSTUK VIII. - Oproep tot de
kiesgerechtigden
Art. 21.
Uiterlijk vijf dagen voor
de verkiezingen maakt het kiesbureau de oproep tot alle kiesgerechtigden
bekend. De oproeping van de kiezers gebeurt via oproepingsbrieven en wordt
gelijktijdig ad valvas bekendgemaakt.
Art. 22.
§ 1. De
kiesgerechtigde ontvangt een oproepingsbrief.
§ 2. De
oproeping vermeldt :
1° dag, plaats(en),
begin- en einduur van de stemming;
2° de
kiezersgroep waarvoor men kiesgerechtigd is;
3° de mandaten die te begeven zijn.
Art. 23.
§ 1. De
kiesgerechtigden die geen oproepingsbrieven ontvingen, wenden zich onmiddellijk
tot de voorzitter van het kiesbureau.
§ 2. Bij
ontvangst van de oproepingsbrieven tekent de kiesgerechtigde voor
ontvangst.
HOOFDSTUK IX. - De
stemverrichtingen
Art. 24.
§ 1. Er is
geen stemplicht.
§ 2. Stemmen
bij volmacht of per post is uitgesloten.
Art. 25.
Het kiesbureau is
verantwoordelijk voor het goede verloop van de stemverrichtingen en het neemt
de maatregelen die nodig zijn om de geheime stemming te verzekeren.
Art. 26.
Het kiesbureau duidt een
(of meer) stembureau(s) aan, elk bestaande uit een voorzitter, twee bijzitters
en een secretaris. De leden van het stembureau mogen zelf geen kandidaat zijn
voor de verkiezingen.
Art. 27.
§ 1. Om
toegelaten te worden tot de stemming moeten de kiezers in het bezit zijn van
hun oproepingsbrief en hun identiteitskaart.
§ 2. Op de
kiezerslijst worden de namen van de kiezers die zich aanmelden, aangestipt door
een lid van het stembureau.
Art. 28.
§ 1. Een
kiezer brengt geldig zijn stem uit door het stemvakje van één
kandidaat aan te kruisen.
§ 2. In
geval van vergissing kan de kiesgerechtigde bij de voorzitter van het
stembureau een nieuwe stembrief vragen.
De
ingeleverde stembrief wordt vooraf door de kiesgerechtigde ongeldig gemaakt
door alle kandidaten aan te kruisen. Hij overhandigt deze ongeldige stembrief
vervolgens aan de voorzitter van het stembureau. Stembrieven die om
één of andere reden te onderscheiden zijn van de andere
stembrieven worden door het stembureau op dezelfde manier ongeldig gemaakt.
Art. 29.
Na zijn stem uitgebracht
te hebben, plooit de kiezer de stembiljetten en deponeert ze in de daartoe
bestemde stembus.
Art. 30.
§ 1.
Onmiddellijk na het afsluiten van de stemming wordt overgegaan tot de telling
van het aantal stembiljetten. De resultaten worden vermeld op het
proces-verbaal.
§ 2. De
leden van het stembureau en de getuigen ondertekenen het proces-verbaal en de
aangestipte kiezerslijsten, waarvan ze elk blad paraferen. De getuigen noteren
elke vastgestelde onregelmatigheid.
Art. 31.
§ 1. De
stembiljetten, de kiezerslijsten en de niet-gebruikte stembiljetten worden in
afzonderlijke omslagen gestoken en verzegeld. De aantallen worden erop vermeld.
§ 2. De
voorzitter en de secretaris van het stembureau overhandigen de omslagen aan de
voorzitter van het kiesbureau. Deze houdt de omslagen in bewaring tot de
stemmingen in het (alle) stembureau(s) beëindigd is
(zijn).
Art. 32.
§ 1. Voor
het bijwonen van de stemverrichtingen en -opnemingen mogen de
kandidaten-vertegenwoordigers vijf kalenderdagen voor de verkiezingen een
kandidaat-getuige aanduiden voor elk van de bureaus. Dit gebeurt door middel
van een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het kiesbureau, op het
adres van de zetel van het kiesbureau.
§ 2. De
kandidaat-getuigen moeten tot dezelfde kiezersgroep behoren als de kandidaten
en mogen zelf geen kandidaat zijn.
§ 3. Het
aantal getuigen is in elk van de bureaus beperkt tot zes. Indien er meer dan
zes kandidaat-getuigen aangeduid worden door de kandidaat-vertegenwoordigers,
bepaalt het kiesbureau bij lottrekking welke zes kandidaat-getuigen effectief
als getuigen zullen optreden.
HOOFDSTUK X. - De stemopneming
Art. 33.
De telling van de stemmen
gebeurt door het kiesbureau. Zodra de voorzitter van het kiesbureau in het
bezit is van alle uitgebrachte stemmen en nadat de stembiljetten van alle
stembureaus zijn gemengd, gaat het kiesbureau over tot de telling.
Art. 34.
De biljetten worden
opengevouwen en ingedeeld in geldige, ongeldige en twijfelachtige
stembiljetten. Het kiesbureau beslist over de geldigheid of ongeldigheid in
geval van twijfel. Daarna gaat het kiesbureau over tot de telling van alle
geldige en ongeldige biljetten.
Art. 35.
§ 1.
Ongeldig zijn :
1. De stembiljetten waarop meer
dan één stem is uitgebracht.
2. De
stembiljetten die de kiezer herkenbaar kunnen maken door aantekeningen, tekens
of doorhalingen.
§ 2. Een
stembiljet waarop het stemteken onvolkomen is, wordt niet noodzakelijk als
ongeldig beschouwd. Als regel geldt dat de wil van de kiezer tot uiting moet
komen.
Art. 36.
De rangschikking wordt
opgemaakt.
Art. 37.
Voor de verschillende
kiezersgroepen zijn de kandidaten met het hoogst aantal stemmen verkozen. Bij
gelijkheid van stemmen is de jongste kandidaat verkozen.
Art. 38.
§ 1. De
uitslag van de verkiezingen, de namen van de kandidaten die verkozen zijn en
deze van hun opvolgers, worden vermeld in een proces-verbaal.
§ 2. De
leden van het kiesbureau en de getuigen ondertekenen het proces-verbaal van
verkiezing, waarvan het origineel alsmede alle op de verkiezing betrekking
hebbende documenten opgenomen worden in het archief van de instelling. De
getuigen noteren elke vastgestelde onregelmatigheid.
§ 3. Ten
laatste op de werkdag volgend op de dag van de ondertekening van het
proces-verbaal, wordt de uitslag van de verkiezingen op de zetel van de Hogere
Zeevaartschool ad valvas bekendgemaakt, en een afschrift ervan wordt
onmiddellijk aan elke kandidaat tegen ontvangstbewijs
overhandigd.
§ 4. De
verkozen kandidaat ondertekent bij de ontvangstmelding van de uitslag van de
verkiezingen een verklaring waarmee hij te kennen geeft het mandaat waarvoor
hij verkozen is op te nemen.
Als betrokkene niet
langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit
de opvolger het mandaat.
HOOFDSTUK XI. - Bezwaar
Art. 39.
§ 1. Op
straffe van nietigheid kan gemotiveerd bezwaar met betrekking tot de
verkiezingsuitslag, binnen vijf kalenderdagen na bekendmaking ad valvas van de
uitslag schriftelijk, tegen ontvangstbewijs, worden ingediend bij de
beroepskamer op het volgend adres : Noordkasteel Oost 6, te 2030 Antwerpen.
§ 2. Bij
ontstentenis van bezwaar wordt de uitslag, zoals bekendgemaakt,
definitief.
Art. 40.
De beroepskamer bestaat
uit vier leden : één magistraat of emeritus-magistraat en drie
onafhankelijke juristen, aan te duiden door het bestuurscollege van de Hogere
Zeevaartschool. Deze wordt samengesteld ten laatste acht kalenderdagen voor de
verkiezingen.
Art. 41.
§ 1. De
beroepskamer onderzoekt het bezwaar en doet, binnen vijftien kalenderdagen na
de bekendmaking ad valvas van de uitslag, uitspraak.
§ 2. Bij
ontstentenis van uitspraak is het bezwaar aanvaard en wordt het geacht gegrond
te zijn.
§ 3. Indien
een klacht gegrond wordt bevonden door de beroepskamer, wordt de betreffende
verkiezing vernietigd en wordt er overgegaan tot een nieuwe
verkiezing.
§ 4. De
nieuwe verkiezing vindt plaats uiterlijk vijftien kalenderdagen na de uitspraak
of het verstrijken van de termijn voor uitspraak bij ontstentenis van
uitspraak. Deze verkiezing wordt georganiseerd door het kiesbureau. Daartoe
doet het een nieuwe oproep tot de kiesgerechtigden met vermelding van de dag,
plaats(en), begin- en einduur van de stemverrichtingen. De nieuwe oproep
gebeurt via oproepingsbrieven aan alle kiesgerechtigden en wordt gelijktijdig
ad valvas bekendgemaakt.
HOOFDSTUK XII. - Tussentijdse
verkiezingen
Art. 42.
Indien een opvolger het
mandaat van de voorganger niet kan voltooien, worden tussentijdse verkiezingen
georganiseerd. De te verkiezen vertegenwoordigers en opvolgers voltooien het
mandaat van de initieel verkozen vertegenwoordiger.
Bij deze verkiezing wordt dezelfde procedure gevolgd zoals
omschreven in onderhavig reglement, met uitzondering van de referentiedatum uit
artikel 1. Het bestuurscollege zal de datum bepalen.
TITEL II. - Opheffingsbepalingen
Art. 43.
Onverminderd de krachtens
artikel 94 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming worden,
voor zover zij betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met
ingang van 1 januari 1993 :
1° de
overeenkomst van 28 mei 1973 betreffende de verkeersvoordelen;
2° het reglement van 2 december 1974 betreffende de
verkeersvoordelen.
Art. 44.
Worden, voor zover ze
betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1
september 1995 :
1° het koninklijk besluit
van 7 februari 1958 tot inrichting van het zeevaartonderwijs van de staat;
2° het koninklijk besluit van 30 mei 1958
houdende rangschikking van de in de inrichtingen voor zeevaartonderwijs gegeven
soorten van onderwijs en van zekere getuigschriften, diploma's en brevetten
voor de zeevaart;
3° het ministerieel besluit
van 3 juli 1958 houdende vaststelling van de periodes van de examens en
praktische proeven;
4° de artikelen 13, 19 en
55 van de gecoördineerde wetten van 20 september 1960 op het
zeevaartonderwijs;
5° het ministerieel
besluit van 30 december 1960 tot vaststelling van de criteria inzake
geneeskundig onderzoek van de kandidaat-leerling voor de Rijksinrichtingen voor
Zeevaartonderwijs;
6° het koninklijk besluit
van 17 augustus 1965 houdende vakantie- en verlofregeling in het
zeevaartonderwijs;
7° het ministerieel
besluit van 4 maart 1977 tot regeling van de toekenning van studiebeurzen aan
leerlingen van de Hogere Zeevaartschool en van de Zeevaartschool;
8° het ministerieel besluit van 22 maart 1977
tot regeling van de toekenning van studiebeurzen van de Hogere
Radionavigatieschool;
9° de artikelen 1, 2, 8
en 9 van de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger
onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen;
10° het koninklijk besluit van 18 mei 1987 betreffende de
organisatie en de samenstelling van de Hoge Raad voor het Maritiem Hoger
Onderwijs en tot regeling van zijn werking;
11° het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 1990
betreffende de organisatie en de samenstelling van de Hoge Raad voor het
Maritiem Hoger Onderwijs en tot regeling van zijn werking.
Art. 45.
Worden, voor zover ze
betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1
januari 1996 :
1° de artikelen 10 en 11 van
de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de
studiën in de nautische wetenschappen;
2° artikel 130 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende
het onderwijs II.
Art. 46.
Worden, voor zover ze
betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1
oktober 1998 :
1° artikel 3 van de wet van 15
juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën
in de nautische wetenschappen;
2° artikel 127
van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art. 47.
Worden, voor zover ze
betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1
januari 1999 :
1° het koninklijk besluit van
30 juni 1972 tot vaststelling van de regelen van toekenning van de vergoeding
voor het dragen van de uniform en van de kosteloze uitreiking van de
uniformstukken aan sommige personeelsleden van het Bestuur van het Zeewezen en
van de Binnenvaart;
2° het koninklijk besluit
van 1 augustus 1977 tot vaststelling van het organiek reglement van de
rijksinrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type en met volledig
leerplan;
3° het ministerieel besluit van 26
september 1978 tot vaststelling van de regelen van toekenning van de vergoeding
voor het dragen van de uniform aan sommige personeelsleden van het Bestuur van
het Zeewezen en van de Binnenvaart;
4° het
besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991 betreffende de
samenstelling, de bevoegdheid en de werking van het bestuurscollege van de
Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende;
5°
artikel 84 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI.
Art. 48.
Titel I treedt in werking op
1 december 1998.
Art. 49.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.