Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddenschalen
van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend
hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt
leerplan, ressorterend onder de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister
van Franse Cultuur.
goedkeuringsdatum
09 NOVEMBER 1978
publicatiedatum
B.S.24/03/1979
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
Decr. 13-7-1994 - B.S. 31-8-1994
B.Vl.R. 24-5-1995 - B.S. 21-9-1995
B.Vl.R. 31-1-1996 - B.S. 20-3-1996
B.Vl.R. 11-1-2002 - B.S. 26-3-2002
(voetnoot 1)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet,
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs, zoals ze werd gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart
1965, houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met
beperkt leerplan ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en
Cultuur;
Gelet op het advies van de Syndicale
Raad van advies;
Gelet op het akkoord van Onze
Minister van Openbaar Ambt, gegeven op 31 juli 1978;
Gelet op het akkoord van Onze Staatssecretaris voor Begroting,
gegeven op 31 juli 1978;
Op de voordracht van
Onze Minister van Nederlandse Cultuur en van Onze Minister van Franse Cultuur,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
Onverminderd de bijzondere
bepalingen van dit besluit, wordt de wedde vastgesteld overeenkomstig de
bepalingen van het koninklijk besluit van
10 maart 1965
houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt
leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, met
uitzondering van de artikelen 30, 31 en 33, § 3.
Art. 2.
De weddenschaal wordt aangeduid
door het nummer dat in de bij dit besluit gevoegde tabellen boven de schaal is
geplaatst.
Art. 3.
§ 1. De wedde van
de directeur die titularis is van een ambt met onvolledige dienstprestaties is
gelijk aan zoveel 1/20 van de wedde van de directeur die hetzelfde ambt met
volledige dienstprestaties uitoefent als al de afdelingen samen volledige
reeksen van tien regelmatige leerlingen tellen op 31 januari van het lopend
schooljaar. De aldus vastgestelde prestaties gelden voor het lopend schooljaar.
§ 2. Voor de
toepassing van § 1 worden de reeksen die betrekking hebben op de afdeling
van het hoogste erkende niveau altijd eerst gekozen. Het eventuele overschot
wordt gevoegd bij het aantal leerlingen van de afdeling van het onmiddellijk
voorafgaand lagere niveau.
Art. 4.
De prestaties van ten hoogste 4
uren/week boven de volledige dienstprestaties die voor ieder lid van het
onderwijzend personeel kan gevraagd worden in het belang van het onderwijs
worden niet bezoldigd.
Deze bepaling is evenwel
niet toepasselijk op de assistent en op de leraar belast met de begeleiding
noch op het personeelslid dat het voordeel van de toepassing van artikel 9 van
dit besluit gevraagd heeft.
TITEL I. - Weddenschalen
Art. 5.
De weddenschaal voor elk van
de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het
opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met
beperkt leerplan wordt vastgesteld als volgt :
HOOFDSTUK I. - Bestuurs- en onderwijzend personeel
van het kunstonderwijs voorbereidend op het lager secundair
kunstonderwijs
Directeur :
229
Leraar belast met de artistieke
vakken :
- ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger
kunstonderwijs van de eerste graad :
1/20 van 144
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/20 van 144
Overgangsstelsel :
- benoemd of tot de stage toegelaten voor dat ambt op 31 maart 1972
en die op die datum bezoldigd werd in de weddenschaal 127 102-232 944
:
1/20 van 216
- benoemd of tot de stage toegelaten voor dat ambt op 31 maart 1972
en die op die datum bezoldigd werd in de weddenschaal 100 322-190 982
:
1/20 van
144
HOOFDSTUK II - Bestuurs- en onderwijzend personeel
van het secundair kunstonderwijs van de lagere graad
Directeur :
- ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de
tweede graad of van het diploma van architect of van het diploma van technisch
ingenieur :
270
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
240
Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de
weddenschaal 184 732-300 183 :
270
Leraar belast met de artistieke vakken :
- ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger
kunstonderwijs van de eerste graad, aangevuld met een jaar nuttige ervaring
:
1/20 van 216
- ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger
kunstonderwijs van de eerste graad :
1/20 van 144
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/20 van 144
Leraar belast met de begeleiding :
- ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de
eerste graad, aangevuld met een jaar nuttige erva- ring
:
1/24 van 216
- ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de
eerste graad :
1/24 van 144
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/24 van
144
HOOFDSTUK III - Bestuurs- en onderwijzend
personeel van het secundair kunstonderwijs van de hogere
graad
Directeur :
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad of van het diploma van architect :
471
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
425
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
255
Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de
weddenschaal 197 388-340 106 :
425
Leraar algemene vakken, bijzondere vakken of technische vakken
:
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad of van het diploma van architect :
1/20 van 415
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
1/20 van 340
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/20 van 245
Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de
weddenschaal 164 182-270 766 :
1/20 van
340
Leraar belast met de artistieke vakken
:
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring of van het diploma van architect
aangevuld met een jaar nuttige ervaring :
1/20 van 415
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad of van het diploma van architect :
1/20 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch
ingenieur aangevuld met een jaar nuttige ervaring :
1/20 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
1/20 van 245
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/20 van 245
Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de
weddenschaal 164 182-270 766 :
1/20 van
340
Leraar belast met de begeleiding :
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring :
1/24 van 415
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad :
1/24 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring :
1/24 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad
1/24 van 245
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/24 van
245
HOOFDSTUK IV - Bestuurs- en onderwijzend personeel
van het hoger kunstonderwijs
Directeur :
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad of van het diploma van architect :
475
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
429
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
265
Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de
weddenschaal 197 388-340 106 :
425
Leraar artistieke vakken :
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad aangevuld met zes jaar nuttige ervaring of van het diploma van
architect aangevuld met zes jaar nuttige ervaring :
1/20 van 415
- houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de
derde graad of van het diploma van architect :
1/20 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad aangevuld met zes jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch
ingenieur aangevuld met zes jaar nuttige ervaring :
1/20 van 340
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
1/20 van 245
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/20 van 245
Assistent :
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad aangevuld met twee jaar nuttige ervaring of van het diploma van architect
aangevuld met twee jaar nuttige ervaring :
1/24 van 550
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad of van het diploma van architect :
1/24 van 535
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad aangevuld met twee jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch
ingenieur aangevuld met twee jaar nuttige ervaring :
1/24 van 535
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede
graad of van het diploma van technisch ingenieur :
1/24 van 531
- houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
1/24 van
531
HOOFDSTUK V. - Opvoedend
hulppersoneel
Studiemeester-opvoeder :
- houder van het diploma van onderwijzer, van geaggregeerde van het
lager secundair onderwijs of van geaggregeerde van het hoger secundair
onderwijs :
1/32 van 143
- houder van een diploma van hoger kunstonderwijs, van sociaal
adviseur, van maatschappelijk assistent, van kandidaat uitgereikt door een
Belgische universiteit :
1/32 van 143
- houder van een diploma van secundair onderwijs van de hogere
graad :
1/32 van
020
TITEL II. - Bijzondere en overgangsregeling
Art. 6.
Voor de toepassing van dit
besluit zijn de hiervoor vermelde bekwaamheidsbewijzen en diploma's die welke
uitgereikt zijn in de specialiteit van het vak dat moet onderwezen worden of
van het mandaat dat moet worden uitgeoefend, of de bekwaamheidsbewijzen die
aanvaard zijn voor de toegang tot deze graad.
Art. 7.
Voor de toepassing van dit
besluit bepalen Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van
Franse Cultuur, rekening houdende in voorkomend geval met de aard van het
onderwijs, de duur ervan en de omvang van het leerplan, het niveau van de
diploma's, getuigschriften en andere bekwaamheidsbewijzen die niet opgenomen
zijn in artikel 5 en het bekwaamheidsbewijs waarmee zij ze gelijkstellen.
Art. 8.
De nuttige ervaring bedoeld
in de voorgaande bepalingen wordt bewezen op de wijze bepaald door het
ministerieel besluit genomen ter uitvoering van artikel
3 van het koninklijk
besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het
paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der
internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de
inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 9.
De leden van het bestuurs- en
onderwijzend personeel die op 31 maart 1972 toegelaten zijn tot de stage of
vast benoemd zijn en die op die datum de weddenschalen genieten die opgegeven
zijn in kolom 1 van de hierna volgende tabel, kunnen de ertegenover in kolom 2
opgegeven weddenschalen kiezen :
Kolom
1 | Kolom
2 |
Lager
secundair kunstonderwijs : Voor een volledige
prestatie van 20 uren/week : | |
a) 149
762-256 058 | 1/20 van
612 |
b) 112
682-203 589 | 1/20 van
603 |
Hoger
secundair kunstonderwijs : Voor een prestatie van
10 uren/week : | |
107 532-169
332 | 605 |
Hoger
kunstonderwijs : Voor een prestatie van 10
uren/week : | |
107 532-169
332 | 605 |
Ingeval ze kiezen
voor de weddenschaal opgegeven in kolom 2, kunnen ze nog de toepassing vragen
van de organieke regeling uiterlijk binnen het jaar dat volgt op de datum
waarop ze de maximumwedde van de genoemde schaal bereiken of, als ze dat
maximum op 31 maart 1972 reeds bereikt hebben, binnen het jaar dat volgt op de
datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 10.
Het vastbenoemd, stagedoend
of tijdelijk personeelslid behoudt de nettobezoldiging die hij op 31 maart 1972
genoot zo lang als die bezoldiging hoger blijft dan die welke hij verkrijgt bij
toepassing van de artikelen 1 tot 5 van dit besluit.
Art. 11.
In afwijking van artikel 3
van dit besluit wordt de directeur die in functie is op 31 augustus 1973 voor
zijn dienstprestaties bezoldigd op grond van de weddenschalen die toepasselijk
zijn op het hoogste erkende niveau van de betrokken inrichting.
Art. 12.
De leraar die de artistieke
vakken onderwijst, uiterlijk op 30 september 1973 toegelaten is tot de stage of
vast benoemd is en die houder is van het bekwaamheidsbewijs opgegeven in kolom
1 van de hierna vermelde tabel, geniet de weddenschaal die ertegenover, in
kolom 2, is opgegeven :
Kolom
1 | Kolom
2 |
Secundair
kunstonderwijs van de hogere graad en hoger kunstonderwijs : | |
Bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of
diploma van architect | 1/20 van
415 |
Diploma van
hoger kunstonderwijs van de tweede graad of diploma van technisch
ingenieur | 1/20 van
340 |
Secundair
kunstonderwijs van de lagere graad : | |
Ten minste
een diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad | 1/20 van
216 |
Art. 13.
De bij dit besluit gevoegde
tabel I wordt vervangen :
1° met ingang van 1
januari 1974 door de bij dit besluit gevoegde tabel II;
2° met ingang van 1 juli 1974 door de bij dit besluit gevoegde
tabel III.
Art. 14.
Dit besluit heeft uitwerking
op 1 april 1972 met uitzondering van artikel 1 dat uitwerking heeft op 1
september 1971, artikel 3 dat uitwerking heeft op 1 september 1973 en artikel
13 dat uitwerking heeft op de data erin vermeld.
Art. 15.
Onze Minister van Nederlandse
Cultuur en Onze Minister van Franse Cultuur zijn belast met de uitvoering van
dit besluit.
Weddenschalen op 1 augustus 1995
(voetnoot 2)
I. Organieke
weddenschalen en vaste bedragen
Weddenschaal klasse 20 jaar
020
559 978 - 1 010 891
3/1 x 12 441
2/2 x
23 106
1/2 x 82 998
10/2 x 28 438
Weddenschalen klasse 21 jaar
140 575 438 - 987
786 4/1 x 17 773 12/2 x 28 438 | 143 619 518 - 1 079
311 4/1 x 17 773 2/2 x 28 438 1/1 x 38
565 1/1 x 29 326 9/2 x 29 326 | 144 603 876 - 1 016
224 4/1 x 17 773 12/2 x 28 438 |
Weddenschalen
klasse 22 jaar
216 679 411 - 1 183
279 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 | 229 760 279 - 1 264
147 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 | 240 785 160 - 1 289
028 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 |
245 799 378 - 1 303
246 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 | 255 856 251 - 1 360
119 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 | 265 895 352 - 1 399
220 3/1 x 22 216 12/2 x 36 435 |
270
916 681 - 1 500 520
3/1 x 23 993
12/2 x 42 655
Weddenschaal klasse 23 jaar
340
799 378 - 1 384 702
4/1 x 25 771
11/2 x
43 840
Weddenschalen klasse 24
jaar
415 850 920-1 500
526 3/1 x 27 548 11/2 x 51 542 | 425 1 003 768-1 653
374 3/1 x 27 548 11/2 x 51 542 | 429 1 045 534-1 695
140 3/1 x 27 548 11/2 x 51 542 |
471 1 118 403 - 1 792
901 3/1 x 29 326 11/2 x 53 320 | 475 1 207 270 - 1 881
768 3/1 x 29 326 11/2 x 53 320 |
Vaste bedragen
531
588 352 (klasse 21 jaar)
535
677 218 (klasse 23 jaar)
550
837 176 (klasse 24 jaar)
II. Bijzondere weddenschalen
(overgangsregeling)
Weddenschaal
klasse 21 jaar
603
604 878 - 1 022 942
1/2 x 28 421
1/2 x 66 309
2/2 x 28 421
9/2 x
23 686
1/2 x 33 716
1/2 x 19 602
Weddenschalen klasse 23 jaar
605 581 197 - 865
391 1/2 x 28 418 1/2 x 71 055 6/2 x 28
418 1/2 x 14 213 | 612 775 399 - 1 264
231 1/2 x 28 421 1/2 x 71 046 4/2 x 28
421 4/2 x 33 820 3/2 x 38 654 1/2 x 24
439 |
BIJLAGE
1. Onderwijs voor
sociale promotie of met beperkt leerplan.
Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt
met ingang van 1 augustus 1995 de wedde van het personeelslid dat zich in
één van de hierna vermelde toestanden bevindt, vastgesteld
rekening houdend met volgende elementen :
1°
personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking
in de zin van artikel 2
van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de
bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld
personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor
sociale promotie of met beperkt leerplan : de vastgestelde weddenschaal wordt
verminderd met 44.550 F;
2° personeelslid dat
in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent
in de zin van titel IV
van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van
het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie
van Nationale Opvoeding en Cultuur, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid
overtreft : de volgende formule wordt toegepast :
(jw' x OB1 + jw' x OB2 + .... + jw' x OBx) + 43.676;
3° personeelslid dat in het onderwijs
fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond van artikel
24, § 3, van
voormeld koninklijk besluit van 10 maart 1965: de volgende formule wordt
toegepast :
(jw' x dp/30) + (43.676 x
dp'/30) |
§ 2. Onverminderd de vastgestelde
weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 voor het bepalen van de
uitgestelde bezoldiging, bedoeld in artikel
7, § 1, 3°,
van het voormeld koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december
1983, de volgende formule toegepast :
[(jw' x dp/300 + 43.676 x
dp'/360) x OB] - (jw x dp/360) x OB |
§ 3. Voor de toepassing van de
formules vermeld in de §§ 1 en 2 dient verstaan te worden onder :
- jw : de jaarwedde à 100 %;
- jw' : jw - 43.676 F;
- OB : opdrachtbreuk, d.i. een breuk waarvan de teller een getal
is dat gelijk is aan het aantal uren dat het betrokken personeelslid presteert
in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het
minimumaantal uren vereist opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige
prestaties zou zijn;
- dp : aantal
prestatiedagen, d.i. het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de
betrokken maand gefungeerd heeft;
- dp': is
gelijk aan dp met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 indien het
personeelslid een volledige maand gefungeerd heeft.
2. Onderwijs met volledig leerplan.
Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt met ingang van 1
augustus 1995 de wedde van het personeelslid dat zich in één van
de hierna vermelde toestanden bevindt, vastgesteld rekening houdend met
volgende elementen :
1° personeelslid dat
zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking in de zin van
artikel 5 van het
koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het
onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het
Ministerie van Openbaar Onderwijs : de vastgestelde weddenschaal wordt
verminderd met 44.550 F;
2° personeelslid dat
zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als niet-uitsluitend ambt in de zin
van voormeld artikel 5
van het koninklijk besluit van 15 april 1958 en tevens in het onderwijs een
hoofdambt uitoefent in de zin van hetzelfde artikel
5 of van artikel
2 van het koninklijk
besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels
van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het
onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of
met beperkt leerplan : de volgende formule wordt toegepast :
(jw' x OB hoofdambt + jw' x OB niet-uitsluitend ambt) + 43.676;
3° personeelslid dat in het onderwijs twee of
meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent in de zin van artikel 2,
§ 1, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende
harmonisering van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en
daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van
het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan of in de zin van
titel III van voormeld
koninklijk besluit van 15 april 1958, waarvan de gezamenlijke opdracht de
eenheid overtreft, en wiens wedde wordt vastgesteld op grond van artikel
42, § 2 van
hetzelfde besluit :
de volgende formule wordt
toegepast :
(jw' x OB1 + jw' x OB2 + .... + jw' x
OBx) + 43.676;
4° personeelslid dat in het
onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond
van artikel 31, §
3, van voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958 : de volgende formule
wordt toegepast :
(jw' x dp/30) + (43.676 x
dp'/30) |
§ 2. Onverminderd de vastgestelde
weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 voor het bepalen van de
uitgestelde bezoldiging, bedoeld in artikel
7, § 1, 3°,
van het voormeld koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december
1983, de volgende formule toegepast :
[(jw' x dp/300 + 43.676 x
dp'/360) x OB] - (jw x dp/360) x OB |
§ 3. Voor de toepassing van de
formules vermeld in de §§ 1 en 2 dient verstaan te worden onder :
- jw : de jaarwedde à 100 %;
- jw' : jw - 43.676 F;
- OB : opdrachtbreuk, d.i. een breuk waarvan de teller een getal
is dat gelijk is aan het aantal uren dat het betrokken personeelslid presteert
in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het
minimumaantal uren vereist opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige
prestaties zou zijn;
- dp : aantal
prestatiedagen, d.i. het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de
betrokken maand gefungeerd heeft;
- dp': is
gelijk aan dp met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 indien het
personeelslid een volledige maand gefungeerd heeft.
- (1):
Dit besluit houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan. (Decr. 13-7-1994; art. 365, 39° - B.S. 31-8-1994)
- (2):
Voor de berekening van de
wedde dient rekening gehouden te worden met de elementen opgenomen in de
bijlage (punt 1) die u vindt achteraan dit deel - zie dienaangaande art. 2 van
het B.Vl.R. 31-1-1996 (B.S. 20-3-1996)