Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddenschalen van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan, ressorterend onder de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Franse Cultuur.

  • goedkeuringsdatum
    09 NOVEMBER 1978
  • publicatiedatum
    B.S.24/03/1979
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

COORDINATIE

Decr. 13-7-1994 - B.S. 31-8-1994

B.Vl.R. 24-5-1995 - B.S. 21-9-1995

B.Vl.R. 31-1-1996 - B.S. 20-3-1996

B.Vl.R. 11-1-2002 - B.S. 26-3-2002

(voetnoot 1)

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet,

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs, zoals ze werd gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1965, houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur;

Gelet op het advies van de Syndicale Raad van advies;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Openbaar Ambt, gegeven op 31 juli 1978;

Gelet op het akkoord van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 31 juli 1978;

Op de voordracht van Onze Minister van Nederlandse Cultuur en van Onze Minister van Franse Cultuur,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

Onverminderd de bijzondere bepalingen van dit besluit, wordt de wedde vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, met uitzondering van de artikelen 30, 31 en 33, § 3.

Art. 2.

De weddenschaal wordt aangeduid door het nummer dat in de bij dit besluit gevoegde tabellen boven de schaal is geplaatst.

Art. 3.

§ 1. De wedde van de directeur die titularis is van een ambt met onvolledige dienstprestaties is gelijk aan zoveel 1/20 van de wedde van de directeur die hetzelfde ambt met volledige dienstprestaties uitoefent als al de afdelingen samen volledige reeksen van tien regelmatige leerlingen tellen op 31 januari van het lopend schooljaar. De aldus vastgestelde prestaties gelden voor het lopend schooljaar.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden de reeksen die betrekking hebben op de afdeling van het hoogste erkende niveau altijd eerst gekozen. Het eventuele overschot wordt gevoegd bij het aantal leerlingen van de afdeling van het onmiddellijk voorafgaand lagere niveau.

Art. 4.

De prestaties van ten hoogste 4 uren/week boven de volledige dienstprestaties die voor ieder lid van het onderwijzend personeel kan gevraagd worden in het belang van het onderwijs worden niet bezoldigd.

Deze bepaling is evenwel niet toepasselijk op de assistent en op de leraar belast met de begeleiding noch op het personeelslid dat het voordeel van de toepassing van artikel 9 van dit besluit gevraagd heeft.

TITEL I. - Weddenschalen

Art. 5.

De weddenschaal voor elk van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan wordt vastgesteld als volgt :

HOOFDSTUK I. - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het kunstonderwijs voorbereidend op het lager secundair kunstonderwijs

Directeur :

229

Leraar belast met de artistieke vakken :

ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger kunstonderwijs van de eerste graad :

1/20 van 144

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/20 van 144

Overgangsstelsel :

benoemd of tot de stage toegelaten voor dat ambt op 31 maart 1972 en die op die datum bezoldigd werd in de weddenschaal 127 102-232 944 :

1/20 van 216

benoemd of tot de stage toegelaten voor dat ambt op 31 maart 1972 en die op die datum bezoldigd werd in de weddenschaal 100 322-190 982 :

1/20 van 144

HOOFDSTUK II - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair kunstonderwijs van de lagere graad

Directeur :

ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van architect of van het diploma van technisch ingenieur :

270

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

240

Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de weddenschaal 184 732-300 183 :

270

Leraar belast met de artistieke vakken :

ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger kunstonderwijs van de eerste graad, aangevuld met een jaar nuttige ervaring :

1/20 van 216

ten minste houder van een diploma of getuigschrift van hoger kunstonderwijs van de eerste graad :

1/20 van 144

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/20 van 144

Leraar belast met de begeleiding :

ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad, aangevuld met een jaar nuttige erva- ring :

1/24 van 216

ten minste houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad :

1/24 van 144

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/24 van 144

HOOFDSTUK III - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair kunstonderwijs van de hogere graad

Directeur :

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of van het diploma van architect :

471

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

425

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

255

Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de weddenschaal 197 388-340 106 :

425

Leraar algemene vakken, bijzondere vakken of technische vakken :

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of van het diploma van architect :

1/20 van 415

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

1/20 van 340

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/20 van 245

Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de weddenschaal 164 182-270 766 :

1/20 van 340

Leraar belast met de artistieke vakken :

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring of van het diploma van architect aangevuld met een jaar nuttige ervaring :

1/20 van 415

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of van het diploma van architect :

1/20 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch ingenieur aangevuld met een jaar nuttige ervaring :

1/20 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

1/20 van 245

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/20 van 245

Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de weddenschaal 164 182-270 766 :

1/20 van 340

Leraar belast met de begeleiding :

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring :

1/24 van 415

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad :

1/24 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad aangevuld met een jaar nuttige ervaring :

1/24 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad

1/24 van 245

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/24 van 245

HOOFDSTUK IV - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het hoger kunstonderwijs

Directeur :

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of van het diploma van architect :

475

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

429

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

265

Overgangsstelsel : die op 31 maart 1972 bezoldigd werd in de weddenschaal 197 388-340 106 :

425

Leraar artistieke vakken :

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad aangevuld met zes jaar nuttige ervaring of van het diploma van architect aangevuld met zes jaar nuttige ervaring :

1/20 van 415

houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of van het diploma van architect :

1/20 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad aangevuld met zes jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch ingenieur aangevuld met zes jaar nuttige ervaring :

1/20 van 340

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

1/20 van 245

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/20 van 245

Assistent :

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad aangevuld met twee jaar nuttige ervaring of van het diploma van architect aangevuld met twee jaar nuttige ervaring :

1/24 van 550

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad of van het diploma van architect :

1/24 van 535

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad aangevuld met twee jaar nuttige ervaring of van het diploma van technisch ingenieur aangevuld met twee jaar nuttige ervaring :

1/24 van 535

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of van het diploma van technisch ingenieur :

1/24 van 531

houder van andere bekwaamheidsbewijzen :

1/24 van 531

HOOFDSTUK V. - Opvoedend hulppersoneel

Studiemeester-opvoeder :

houder van het diploma van onderwijzer, van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs of van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs :

1/32 van 143

houder van een diploma van hoger kunstonderwijs, van sociaal adviseur, van maatschappelijk assistent, van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit :

1/32 van 143

houder van een diploma van secundair onderwijs van de hogere graad :

1/32 van 020

TITEL II. - Bijzondere en overgangsregeling

Art. 6.

Voor de toepassing van dit besluit zijn de hiervoor vermelde bekwaamheidsbewijzen en diploma's die welke uitgereikt zijn in de specialiteit van het vak dat moet onderwezen worden of van het mandaat dat moet worden uitgeoefend, of de bekwaamheidsbewijzen die aanvaard zijn voor de toegang tot deze graad.

Art. 7.

Voor de toepassing van dit besluit bepalen Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse Cultuur, rekening houdende in voorkomend geval met de aard van het onderwijs, de duur ervan en de omvang van het leerplan, het niveau van de diploma's, getuigschriften en andere bekwaamheidsbewijzen die niet opgenomen zijn in artikel 5 en het bekwaamheidsbewijs waarmee zij ze gelijkstellen.

Art. 8.

De nuttige ervaring bedoeld in de voorgaande bepalingen wordt bewezen op de wijze bepaald door het ministerieel besluit genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.

Art. 9.

De leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die op 31 maart 1972 toegelaten zijn tot de stage of vast benoemd zijn en die op die datum de weddenschalen genieten die opgegeven zijn in kolom 1 van de hierna volgende tabel, kunnen de ertegenover in kolom 2 opgegeven weddenschalen kiezen :

Kolom 1

Kolom 2

Lager secundair kunstonderwijs :

Voor een volledige prestatie van 20 uren/week :

a) 149 762-256 058

1/20 van 612

b) 112 682-203 589

1/20 van 603

Hoger secundair kunstonderwijs :

Voor een prestatie van 10 uren/week :

107 532-169 332

605

Hoger kunstonderwijs :

Voor een prestatie van 10 uren/week :

107 532-169 332

605

Ingeval ze kiezen voor de weddenschaal opgegeven in kolom 2, kunnen ze nog de toepassing vragen van de organieke regeling uiterlijk binnen het jaar dat volgt op de datum waarop ze de maximumwedde van de genoemde schaal bereiken of, als ze dat maximum op 31 maart 1972 reeds bereikt hebben, binnen het jaar dat volgt op de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10.

Het vastbenoemd, stagedoend of tijdelijk personeelslid behoudt de nettobezoldiging die hij op 31 maart 1972 genoot zo lang als die bezoldiging hoger blijft dan die welke hij verkrijgt bij toepassing van de artikelen 1 tot 5 van dit besluit.

Art. 11.

In afwijking van artikel 3 van dit besluit wordt de directeur die in functie is op 31 augustus 1973 voor zijn dienstprestaties bezoldigd op grond van de weddenschalen die toepasselijk zijn op het hoogste erkende niveau van de betrokken inrichting.

Art. 12.

De leraar die de artistieke vakken onderwijst, uiterlijk op 30 september 1973 toegelaten is tot de stage of vast benoemd is en die houder is van het bekwaamheidsbewijs opgegeven in kolom 1 van de hierna vermelde tabel, geniet de weddenschaal die ertegenover, in kolom 2, is opgegeven :

Kolom 1

Kolom 2

Secundair kunstonderwijs van de hogere graad en hoger kunstonderwijs :

Bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de derde graad of diploma van architect

1/20 van 415

Diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad of diploma van technisch ingenieur

1/20 van 340

Secundair kunstonderwijs van de lagere graad :

Ten minste een diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad

1/20 van 216

Art. 13.

De bij dit besluit gevoegde tabel I wordt vervangen :

1° met ingang van 1 januari 1974 door de bij dit besluit gevoegde tabel II;

2° met ingang van 1 juli 1974 door de bij dit besluit gevoegde tabel III.

Art. 14.

Dit besluit heeft uitwerking op 1 april 1972 met uitzondering van artikel 1 dat uitwerking heeft op 1 september 1971, artikel 3 dat uitwerking heeft op 1 september 1973 en artikel 13 dat uitwerking heeft op de data erin vermeld.

Art. 15.

Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse Cultuur zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Weddenschalen op 1 augustus 1995

(voetnoot 2)

I. Organieke weddenschalen en vaste bedragen

Weddenschaal klasse 20 jaar

020

559 978 - 1 010 891

3/1 x 12 441

2/2 x 23 106

1/2 x 82 998

10/2 x 28 438

Weddenschalen klasse 21 jaar

140

575 438 - 987 786

4/1 x 17 773

12/2 x 28 438

143

619 518 - 1 079 311

4/1 x 17 773

2/2 x 28 438

1/1 x 38 565

1/1 x 29 326

9/2 x 29 326

144

603 876 - 1 016 224

4/1 x 17 773

12/2 x 28 438

Weddenschalen klasse 22 jaar

216

679 411 - 1 183 279

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

229

760 279 - 1 264 147

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

240

785 160 - 1 289 028

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

245

799 378 - 1 303 246

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

255

856 251 - 1 360 119

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

265

895 352 - 1 399 220

3/1 x 22 216

12/2 x 36 435

270

916 681 - 1 500 520

3/1 x 23 993

12/2 x 42 655

Weddenschaal klasse 23 jaar

340

799 378 - 1 384 702

4/1 x 25 771

11/2 x 43 840

Weddenschalen klasse 24 jaar

415

850 920-1 500 526

3/1 x 27 548

11/2 x 51 542

425

1 003 768-1 653 374

3/1 x 27 548

11/2 x 51 542

429

1 045 534-1 695 140

3/1 x 27 548

11/2 x 51 542

471

1 118 403 - 1 792 901

3/1 x 29 326

11/2 x 53 320

475

1 207 270 - 1 881 768

3/1 x 29 326

11/2 x 53 320

Vaste bedragen

531

588 352 (klasse 21 jaar)

535

677 218 (klasse 23 jaar)

550

837 176 (klasse 24 jaar)

II. Bijzondere weddenschalen (overgangsregeling)

Weddenschaal klasse 21 jaar

603

604 878 - 1 022 942

1/2 x 28 421

1/2 x 66 309

2/2 x 28 421

9/2 x 23 686

1/2 x 33 716

1/2 x 19 602

Weddenschalen klasse 23 jaar

605

581 197 - 865 391

1/2 x 28 418

1/2 x 71 055

6/2 x 28 418

1/2 x 14 213

612

775 399 - 1 264 231

1/2 x 28 421

1/2 x 71 046

4/2 x 28 421

4/2 x 33 820

3/2 x 38 654

1/2 x 24 439

BIJLAGE

1. Onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.

Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 de wedde van het personeelslid dat zich in één van de hierna vermelde toestanden bevindt, vastgesteld rekening houdend met volgende elementen :

1° personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking in de zin van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan : de vastgestelde weddenschaal wordt verminderd met 44.550 F;

2° personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent in de zin van titel IV van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid overtreft : de volgende formule wordt toegepast :

(jw' x OB1 + jw' x OB2 + .... + jw' x OBx) + 43.676;

3° personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond van artikel 24, § 3, van voormeld koninklijk besluit van 10 maart 1965: de volgende formule wordt toegepast :

(jw' x dp/30) + (43.676 x dp'/30)

§ 2. Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 voor het bepalen van de uitgestelde bezoldiging, bedoeld in artikel 7, § 1, 3°, van het voormeld koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december 1983, de volgende formule toegepast :

[(jw' x dp/300 + 43.676 x dp'/360) x OB] - (jw x dp/360) x OB

§ 3. Voor de toepassing van de formules vermeld in de §§ 1 en 2 dient verstaan te worden onder :

- jw : de jaarwedde à 100 %;

- jw' : jw - 43.676 F;

- OB : opdrachtbreuk, d.i. een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het betrokken personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimumaantal uren vereist opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;

- dp : aantal prestatiedagen, d.i. het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de betrokken maand gefungeerd heeft;

- dp': is gelijk aan dp met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 indien het personeelslid een volledige maand gefungeerd heeft.

2. Onderwijs met volledig leerplan.

Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 de wedde van het personeelslid dat zich in één van de hierna vermelde toestanden bevindt, vastgesteld rekening houdend met volgende elementen :

1° personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs : de vastgestelde weddenschaal wordt verminderd met 44.550 F;

2° personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als niet-uitsluitend ambt in de zin van voormeld artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 en tevens in het onderwijs een hoofdambt uitoefent in de zin van hetzelfde artikel 5 of van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan : de volgende formule wordt toegepast :

(jw' x OB hoofdambt + jw' x OB niet-uitsluitend ambt) + 43.676;

3° personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent in de zin van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan of in de zin van titel III van voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid overtreft, en wiens wedde wordt vastgesteld op grond van artikel 42, § 2 van hetzelfde besluit :

de volgende formule wordt toegepast :

(jw' x OB1 + jw' x OB2 + .... + jw' x OBx) + 43.676;

4° personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond van artikel 31, § 3, van voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958 : de volgende formule wordt toegepast :

(jw' x dp/30) + (43.676 x dp'/30)

§ 2. Onverminderd de vastgestelde weddenschalen, wordt met ingang van 1 augustus 1995 voor het bepalen van de uitgestelde bezoldiging, bedoeld in artikel 7, § 1, 3°, van het voormeld koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december 1983, de volgende formule toegepast :

[(jw' x dp/300 + 43.676 x dp'/360) x OB] - (jw x dp/360) x OB

§ 3. Voor de toepassing van de formules vermeld in de §§ 1 en 2 dient verstaan te worden onder :

- jw : de jaarwedde à 100 %;

- jw' : jw - 43.676 F;

- OB : opdrachtbreuk, d.i. een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het betrokken personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimumaantal uren vereist opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;

- dp : aantal prestatiedagen, d.i. het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de betrokken maand gefungeerd heeft;

- dp': is gelijk aan dp met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 indien het personeelslid een volledige maand gefungeerd heeft.

- (1): Dit besluit houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan. (Decr. 13-7-1994; art. 365, 39° - B.S. 31-8-1994)

- (2): Voor de berekening van de wedde dient rekening gehouden te worden met de elementen opgenomen in de bijlage (punt 1) die u vindt achteraan dit deel - zie dienaangaande art. 2 van het B.Vl.R. 31-1-1996 (B.S. 20-3-1996)