[OPGEHEVEN]
Koninklijk besluit nr. 167 betreffende de financiering van
de universitaire investeringen. (uittreksel)
goedkeuringsdatum
30 DECEMBER 1982
publicatiedatum
B.S.21/01/1983
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
K.B. nr. 274, 31-12-1983 - B.S. 18-1-1984
Wet 4-8-1986 - B.S. 15-8-1986
Wet
1-8-1988 - B.S. 2-9-1988
Decr. 20-12-1989 - B.S.
30-12-1989
Decr. 12-6-1991 - B.S.
4-7-1991
(6)
Decr. van 23/12/2016 (B.S. 13/02/2017)
detail
Decreet aangaande de bekrachtiging van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecodificeerd op 28 oktober 2016 ;
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 februari 1982 tot
toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, inzonderheid op het
artikel 1, 5° ;
Gelet op de wet van 28 april
1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat,
inzonderheid artikel 55ter, ingevoegd door de wet van 9 april 1965 en gewijzigd
door de wetten van 16 juli 1970, 28 mei 1971, 27 juli 1971, 30 juli 1973, 28
juli 1977 en 6 maart 1981;
Gelet op de wet van 22
april 1958 tot oprichting van een Fonds voor schoolgebouwen en gebouwen in
schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen betreffende de
onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs die
geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat, inzonderheid
op artikel 15, gewijzigd door de wetten van 1 augustus 1960, 9 april 1965, 16
juli 1970, 7 juli 1971 en 27 juli 1971;
Gelet op
de wet van 2 augustus 1960, betreffende de tussenkomst van de Staat in de
financiering van de vrije universiteiten en diverse inrichtingen voor hoger
onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek, inzonderheid artikel 6, gewijzigd
door de wetten van 9 april 1965, 27 juli 1971, 30 juli 1973 en 17 januari 1974
en inzonderheid de artikelen 8bis en 8ter, ingevoegd door de wet van 16 juli
1970, gewijzigd door de wetten van 27 juli 1971, 30 juli 1973, 17 januari 1974,
28 juli 1977 en 6 maart 1981;
Gelet op het advies
van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze
Ministers van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
...
HOOFDSTUK II. -Financiële middelen [voor de jaren
1980, 1981,1982, 1987 1988, 1989 en 1990].
Decr.
van 20-12-1989
Art. 4.
(voetnoot 1)
[Het bedrag van de kredieten bedoeld in artikel 9bis, § 1] van de wet van
22 april 1958 tot oprichting van een Fonds voor schoolgebouwen en gebouwen in
schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen betreffende de
onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs die
geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat, bedraagt
gezamenlijk voor de jaren 1980, 1981 en 1982, 757,5 miljoen voor alle
nederlandstalige instellingen en 742,5 miljoen voor alle franstalige
instellingen.
K.B. nr.
274,
van 31-12-1983
[Het bedrag van de kredieten bedoeld in artikel 9bis, § 1,
van de in het eerste lid vermelde wet bedraagt jaarlijks 275 miljoen voor alle
nederlandstalige instellingen en 225 miljoen voor alle franstalige instellingen
[[voor het jaar 1987 en het jaar 1988.]] ]
Wet 4-8-1986; [[ ]] Wet
van 1-8-1988
[Het bedrag van de kredieten bedoeld in artikel 9bis, § 1 van
de in het eerste lid vermelde wet bedraagt voor alle Nederlandstalige
instellingen 210 miljoen frank voor het jaar 1989 en 147 miljoen frank voor het
jaar 1990.
Voor de herhuisvesting van de
Faculteit Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit Gent wordt in het jaar 1990
het bedrag van 108 miljoen frank voorzien.]
Decr.
van 20-12-1989
Art. 5.
(voetnoot 1)
Het bedrag van de leningen [toegestaan ten behoeve van de onroerende
installaties, bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek]
bedoeld in artikel 6 van de wet van 2 augustus 1960 betreffende de tussenkomst
van de Staat in de financiering van de vrije universiteiten en van diverse
inrichtingen voor hoger onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek, bedraagt
gezamenlijk voor de jaren 1980, 1981 en 1982, 757,5 miljoen voor alle
nederlandstalige instellingen en 742,5 miljoen voor alle franstalige
instellingen.
K.B. nr.
274,
van 31-12-1983
[Het bedrag van de leningen toegestaan ten behoeve van de
onroerende installaties, bestemd voor de administratie, het onderwijs en het
onderzoek, bedoeld in artikel 6 van de in het eerste lid vermelde wet, bedraagt
jaarlijks 275 miljoen voor alle nederlandstalige instellingen en 225 miljoen
voor alle franstalige instellingen [[voor het jaar 1987 en het jaar 1988.]] ]
Wet 4-8-1986; [[ ]] Wet
van 1-8-1988
[Het bedrag van de leningen toegestaan ten behoeve van de
onroerende installaties, bestemd voor de administratie, het onderwijs en het
onderzoek bedoeld in artikel 6 van de in het eerste lid vermelde wet bedraagt
voor alle Nederlandstalige instellingen 340 miljoen frank voor het jaar 1989 en
238 miljoen frank voor het jaar 1990.]
Decr.
van 20-12-1989
Art. 6.
(voetnoot 2)
Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit
stelt het bedrag vast dat aan elk van de instellingen bedoeld in de artikelen 4
en 5 zal worden toegekend, rekening houdend met de reële financiële
behoeften tot 31 december 1983 en derwijze dat de bedragen bedoeld in die
artikelen bij voorrang toegekend worden aan de instellingen die leningen hebben
aangegaan om de pre-financiëring te verzekeren van de voortzetting van
werken aan gebouwen die werden aangevat in uitvoering van het tienjarenplan
1970-1979.
[Een Ministerraad overlegd koninklijk
besluit stelt het bedrag vast dat aan elk van de instellingen bedoeld in de
artikelen 4 en 5 zal worden toegekend, rekening houdend met de reële
financiële behoeften [[voor de jaren 1987 en 1988.]] ]
Wet 4-8-1986; [[ ]] Wet
van 1-8-1988
[De Vlaamse Regering stelt het bedrag vast dat aan elke van de
Nederlandstalige instellingen bedoeld in de artikelen 4 en 5 zal worden
toegekend, rekening houdend met de reële financiële behoeften voor de
jaren 1989 en 1990.]
Decr.
van 20-12-1989
Art. 7.
(voetnoot 2)
(voetnoot 3)
§ 1. De financiële middelen bedoeld
in [de artikelen 4, eerste lid, en 5, eerste lid] mogen enkel worden aangewend
voor :
Wet
van 4-8-1986
1° de financiering van werken waarvan het dringend karakter
erkend werd door het Ministerieel Comité voor wetenschapsbeleid en die
betrekking hebben op :
a) de voortzetting van
lopende bouwwerken of de afwerking van gebouwen bestemd voor de administratie,
het onderwijs en het onderzoek die een aanvang namen voor 1 november 1982,
evenals de erbij komende infrastructuurwerken;
b)
de afwerking van andere infrastructuurwerken die gegund werden voor 1 november
1982;
c) de verbouwing, de modernisering en de
belangrijke herstellingen van gebouwen bestemd voor de administratie, het
onderwijs en het onderzoek doch slechts in de mate dat ze onmisbaar zijn voor
het in stand houden van deze gebouwen, hun veiligheid of om de
gebruiksdichtheid van de beschikbare oppervlakte te verhogen en voor zover de
werken werden begonnen ten laatste op [30 juni
1984];
K.B. nr. 274,
van 31-12-1983
d) heroprichten van kleine gebouwen absoluut noodzakelijk voor het
nakomen van eisen of verplichtingen voortspruitende uit de wetgeving op
veiligheid en hygiëne.
Indien het
Ministerieel Comité geen bezwaren oppert binnen een termijn van 60
dagen, te rekenen vanaf de dag dat het dossier werd ingediend op zijn
secretariaat, wordt het dringend karakter impliciet erkend.
2° de verwerving van zware wetenschappelijke apparatuur,
onroerend door bestemming, ten belope van maximaal 15 pct. van het bedrag
toegekend aan de instelling en voor zover de regels bepaald bij in Ministerraad
overlegd koninklijk besluit werden nageleefd.
[§ 2. [[De voor
de Nederlandstalige instellingen bedoelde financiële middelen bedoeld in
de artikelen 4, tweede en derde lid, en 5, tweede en derde lid, mogen enkel
worden aangewend voor :]]
1° de financiering
van werken waarvan het dringend karakter erkend werd door het Ministerieel
Comité voor Wetenschapsbeleid en die betrekking hebben op :
a) de voortzetting van lopende bouwwerken of de
afwerking van gebouwen bestemd voor de administratie, het onderwijs en het
onderzoek evenals de erbij horende infrastructuurwerken;
b) de verbouwing, de modernisering of belangrijke herstellingen
van gebouwen bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek en
de erbij horende infrastructuurwerken;
c) het
oprichten van kleine gebouwen of de uitrusting van gebouwen bestemd voor de
administratie, het onderwijs en het onderzoek die noodzakelijk zijn voor het
nakomen van eisen of verplichtingen voortspruitende uit de wetgeving op
veiligheid en hygiëne.
Indien binnen een
termijn van 150 dagen vanaf de dag waarop het dossier werd ingediend door de
universitaire instelling bij de Minister van Onderwijs, de instelling niet in
kennis is gesteld van een beslissing van het Ministerieel Comité voor
Wetenschapsbeleid, wordt het dringend karakter impliciet erkend.
Deze termijn begint opnieuw te lopen vanaf de dag
dat de bevoegde Minister of zijn afgevaardigde de instelling meedeelt welke
stukken in het ingediende dossier ontbreken, op voorwaarde dat deze mededeling
binnen de 30 dagen na de indiening van het dossier geschiedt;
2° de financiering van een nieuwe bouwwerken van gebouwen
bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek en van de hiermee
gepaard gaande infrastructuurwerken en die beantwoorden aan de normen
vastgelegd door de Koning krachtens artikel 10bis van de wet van 22 april 1958,
en artikel 6bis van de wet van 2 augustus 1960 en die goedgekeurd zijn door het
Ministerieel Comité voor Wetenschapsbeleid;
3° de verwerving van zware wetenschappelijke apparatuur
onroerend door bestemming, ten belope van maximaal 15% van het bedrag toegekend
aan de instelling en voor zover de regels bepaald bij in Ministerraad overlegd
koninklijk besluit, werden nageleefd en na goedkeuring door het Ministerieel
Comité voor Wetenschapsbeleid;
4° de
verbouwing, de modernisering of belangrijke herstellingen van de onroerende
installaties bestemd voor de studentenrestaurants en - tehuizen na goedkeuring
door het Ministerieel Comité voor Wetenschapsbeleid.]
Wet 4-8-1986; [[ ]]
Decr.
van 20-12-1989
Art. 8.
Dit besluit treedt in werking
de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.
Onze Ministers van Onderwijs
zijn, ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.
- (1):
[Onverminderd de bepalingen
van de artikelen 4 tot 7 van hetzelfde besluit, kunnen voor de jaren 1986 en
1987 kredieten en toelagen op de begrotingen van de Ministeries van Onderwijs
worden geopend om de voortzetting van aangevatte werken aan gebouwen voor de
administratie, het onderwijs en het onderzoek ingevolge nieuwe inplantingen te
verzekeren. Voor de universitaire instellingen
die de globale in de normen voorziene bruto-oppervlakte overschrijden, wordt de
toekenning van deze kredieten en toelagen afhankelijk gesteld van de strikte
naleving van een meerjarenprogramma tot desaffectatie van oude gebouwen. Dit
programma dient goedgekeurd te worden door het Ministerieel Comité voor
Wetenschapsbeleid. Het bedrag van die kredieten
en toelagen wordt in mindering gebracht op het bedrag der kredieten die in de
begroting van het Ministerie van Openbare Werken ingeschreven zijn voor de
uitvoering van investeringen gelokaliseerd in het gewest waarin de betrokken
universitaire instellingen gelegen is. De
hierboven bedoelde kredieten en toelagen kunnen de volledige financiële
last van de bedoelde investeringen dekken. Een in
Ministerraad overlegd koninklijk besluit verdeelt de kredieten en toelagen
tussen de betrokken universitaire instellingen, rekening houdend met hun
reële financiële behoeften.]
- (1):
[Onverminderd de bepalingen
van de artikelen 4 tot 7 van hetzelfde besluit, kunnen voor de jaren 1986 en
1987 kredieten en toelagen op de begrotingen van de Ministeries van Onderwijs
worden geopend om de voortzetting van aangevatte werken aan gebouwen voor de
administratie, het onderwijs en het onderzoek ingevolge nieuwe inplantingen te
verzekeren. Voor de universitaire instellingen
die de globale in de normen voorziene bruto-oppervlakte overschrijden, wordt de
toekenning van deze kredieten en toelagen afhankelijk gesteld van de strikte
naleving van een meerjarenprogramma tot desaffectatie van oude gebouwen. Dit
programma dient goedgekeurd te worden door het Ministerieel Comité voor
Wetenschapsbeleid. Het bedrag van die kredieten
en toelagen wordt in mindering gebracht op het bedrag der kredieten die in de
begroting van het Ministerie van Openbare Werken ingeschreven zijn voor de
uitvoering van investeringen gelokaliseerd in het gewest waarin de betrokken
universitaire instellingen gelegen is. De
hierboven bedoelde kredieten en toelagen kunnen de volledige financiële
last van de bedoelde investeringen dekken. Een in
Ministerraad overlegd koninklijk besluit verdeelt de kredieten en toelagen
tussen de betrokken universitaire instellingen, rekening houdend met hun
reële financiële behoeften.]
- (2):
zie voetnota art. 4.
- (2):
zie voetnota art. 4.
- (3):
Art. 7. wordt opgeheven
vanaf 1-10-1991 (Decr. 2-6-1991; Art. 202, 39° ).