OPGEHEVEN : Koninklijk besluit houdende de omschrijving van de types en
de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings-
en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon
onderwijs.
goedkeuringsdatum
28 JUNI 1978
publicatiedatum
B.S.29/08/1978
datum laatste wijziging
01/09/2015
COORDINATIE
B.Vl.R. 21-12-1994 - B.S. 18-5-1995
Decr. 25-2-1997 - B.S. 17-4-1997
B.Vl.R. 6-12-2002
- B.S. 6-2-2003
B.Vl.R. 17-12-2010 - B.S.
24-6-2011
Decr. 1-7-2011 - B.S.
30-8-2011
opgeheven door Decr. 21-3-2014 - B.S. 28-8-2014
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 6 juli 1970 op het
buitengewoon onderwijs, inzonderheid op de artikelen 1, 3, 4, 12 en 28;
Gelet op de wet van 19 juli 1971 op de algemene
structuur en op de organisatie van het secundair onderwijs, inzonderheid op de
artikelen 1 en 2;
Gelet op de wetten op het
toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire
examens, gecoördineerd op 31 december 1949, zoals ze gewijzigd werden;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 juli 1971
houdende organisatiemodaliteiten van de begeleiding der leerlingen die
instellingen of afdelingen voor buitengewoon onderwijs volgen;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1976 houdende
organisatie van het secundair onderwijs;
Gelet op
de adviezen van de Hoge Raad voor het buiten-gewoon onderwijs van het
Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en van de Hoge Raad voor
het buitengewoon onderwijs van het Ministerie van Nationale Opvoeding en
Nederlandse Cultuur;
Gelet op de wetten op de
Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op
het advies van de Syndicale Raad van Advies;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale Opvoeding,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Inleiding
Artikel 1.
§ 1. Het
buitengewoon onderwijs is bestemd voor de gehandicapte kinderen en adolescenten
[opgesomd in de codificatie betreffende het secundair onderwijs].
§ 2. Het wordt
ingericht op grond van de aard en de ernst van de handicap en de
psycho-pedagogische mogelijkheden van de leerlingen.
§ 3. Het omvat
de verschillende types omschreven in hoofdstuk II van dit
besluit.
§ 4. Het wordt
vooral gekenmerkt door een coördinatie tussen het onderwijs en
orthopedagogische, medische, paramedische, psychologische en sociale
handelingen enerzijds en door de permanente medewerking van de instelling
gelast met de begeleiding
anderzijds.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 2.
§ 1. Het
buitengewoon onderwijs kan in scholen worden ingericht als onderwijs met
volledig leerplan en in leergangen met beperkt leerplan als buitengewoon
onderwijs voor sociale promotie.
§ 2. Het
buitengewoon onderwijs met volledig leerplan en het buitengewoon onderwijs voor
sociale promotie kunnen ingericht worden bij wijze van schriftelijk- en van
huisonderwijs.
Art. 3.
Het buitengewoon onderwijs
voor sociale promotie wordt alleen op secundair niveau verstrekt.
Art. 4.
§ 1. Onder
huisonderwijs wordt verstaan het onderwijs dat overeenkomstig de bepalingen van
artikel 20 van de wet op het buitengewoon onderwijs verstrekt wordt aan
gehandicapte leerlingen die hiervoor in aanmerking komen en dat ingericht wordt
onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting voor
buitengewoon onderwijs waar deze gehandicapten zijn ingeschreven.
§ 2. Onder
buitengewoon onderwijs voor sociale promotie wordt verstaan het onderwijs dat
de gehandicapten in de gelegenheid stelt binnen een bepaald leerplan, hun
opleiding te vervolledigen, zich verder te specialiseren of nieuwe technieken
te verwerven.
§ 3. Onder
buitengewoon schriftelijk onderwijs wordt verstaan het onderwijs dat
gehandicapten in de gelegenheid stelt schriftelijk cursussen te volgen die aan
hun opvoedingsbehoeften aangepast zijn.
HOOFDSTUK II. - Over de types van buitengewoon
onderwijs.
Art. 5.
De volgende types van
buitengewoon onderwijs kunnen door de Staat georganiseerd, gesubsidieerd of
erkend worden :
1. het type 1 van buitengewoon
onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van kinderen en
adolescenten met licht mentale handicap;
2. het
type 2 van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften
van kinderen en adolescenten met matig mentale handicap en/of van kinderen en
adolescenten met ernstig mentale handicap;
3. het
type 3 van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften
van kinderen en adolescenten met karakteriële stoornissen;
4. het type 4 van buitengewoon onderwijs dat
aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van kinderen en adolescenten met
lichamelijke gebreken;
5. het type 5 van
buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van zieke
kinderen en adolescenten;
6. het type 6 van
buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van visueel
gehandicapte kinderen en adolescenten;
7. het
type 7 van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften
van auditief gehandicapte kinderen en adolescenten;
8. het type 8 van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de
opvoedingsbehoeften van kinderen met ernstige leerstoornissen.
Art. 6.
§ 1. Het type 1
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
kinderen en adolescenten met licht mentale handicap is bestemd voor de
leerlingen, die niet tot de pedagogische achterblijvers kunnen worden gerekend
en bij wie het multidisciplinair onderzoek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°,
een licht mentaal ontwikkelingstekort en/of een licht mentale stoornis
vaststelt.
Hun mogelijkheden zijn van die aard
dat zij elementaire schoolse kennis en vaardigheden kunnen verwerven en een
beroepsvorming kunnen doormaken die voor hen een integratie in het gewoon
sociaal en beroepsmilieu laat voorzien.
§ 2. Het type 2
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
kinderen en adolescenten met matig en/of ernstig mentale handicap, is bestemd
voor leerlingen, die niet gerekend kunnen worden tot de kinderen en
adolescenten bedoeld in artikel 5, 1, en bij wie het multidisciplinair
onderzoek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, een matig en/of ernstig mentaal
ontwikkelingstekort en/of een matig of ernstig mentale stoornis is
vastgesteld.
Bij kinderen en adolescenten met
matig mentale handicap zijn de mogelijkheden van die aard, dat door een sociale
vorming en een aangepaste opleiding met arbeidskarakter, hun opname in een
beschermd socio-professioneel milieu kan worden beoogd.
Bij kinderen en adolescenten met een ernstig mentale handicap zijn
de mogelijkheden van die aard dat door aangepaste opvoedende activiteiten hun
sociale redzaamheid kan worden bevorderd.
§ 3. Het type 3
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
kinderen en adolescenten met karakterstoornissen is bestemd voor leerlingen bij
wie het multidisciplinair onderzoek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°,
structurele en/of functionele stoornissen in het affectief-dynamisch en
relationeel aspect van de persoonlijkheid vaststelt, die dermate ernstig zijn
dat ortho-pedagogische en psychotherapeutische maatregelen voor hen
noodzakelijk zijn.
§ 4. Het type 4
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
kinderen en adolescenten met lichamelijke gebreken, is bestemd voor leerlingen
met andere fysieke letsels, dan die bedoeld in de §§ 5, 6 en 7 van
dit artikel, en bij wie het multidisciplinair onderzoek, zoals bedoeld in
artikel 7, 1°, vaststelt dat zij het onderwijs in een gewone school niet
kunnen volgen omwille van de medische en paramedische behandelingen en
orthopedagogische voorzienin-gen die zij regelmatig nodig
hebben.
§ 5. Het type 5
van het buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
zieke kinderen en adolescenten, is bestemd voor leerlingen die lijden aan een
lichamelijke aandoening en behandeld worden in een ziekenhuis of in een door
het Rijk georganiseerde of erkende medisch-pedagogische inrichting, met
uitsluiting van de schoolkolonies.
§ 6. Het type 6
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
visueel gehandicapte kinderen en adolescenten, is bestemd voor de leerlingen
die wegens blindheid of slechtziendheid regelmatig medische en paramedische
behandelingen en/of orthopedagogische voorzieningen nodig
hebben.
§ 7. Het type 7
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
auditief gehandicapte kinderen en adolescenten, is bestemd voor de leerlingen
die wegens doofheid of slechthorendheid regelmatig medische en paramedische
behandelingen en/of orthopedagogische voorzieningen nodig
hebben.
§ 8. Het type 8
van buitengewoon onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van
kinderen met ernstige leerstoornissen, is bestemd voor leerlingen bij wie het
multidisciplinair onderzoek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, vaststelt dat
alhoewel zij normaal begaafd zijn en over een normaal gehoors- en
gezichtsvermogen beschikken, zij stoornissen vertonen in de taalontwikkeling of
het leren spreken en/of bij het leren lezen, schrijven en rekenen die dermate
ernstig zijn dat bijzondere hulp in het gewoon onderwijs niet kan
volstaan.
HOOFDSTUK III. - Over de toelatings- en
behoudsvoorwaarden
Art. 7.
De toelating van kinderen en
adolescenten in het passend type van buitengewoon onderwijs wordt bepaald :
1° voor de types 1, 2, 3, 4 en 8 van
buitengewoon onderwijs zoals vermeld in artikel 5 van dit besluit, door een
multidisciplinair onderzoek uitgevoerd door de diensten georganiseerd,
gesubsidieerd of erkend door de Staat, zoals bedoeld in [artikel 294 van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs ]¹.
De
besluiten van dit multidisciplinair onderzoek neergeschreven in een
inschrijvingsverslag, worden afgeleid uit de interpretatie van de gezamenlijke
gegevens verschaft door :
- het medisch
onderzoek;
- het psychologisch
onderzoek;
- het pedagogisch
onderzoek;
- het sociaal onderzoek.
2°[voor de types 5, 6 en 7 van
buitengewoon onderwijs, zoals vermeld in artikel 5 van dit besluit, door een
medisch onderzoek waarvan de besluiten neergeschreven worden in een
inschrijvingsverslag, verricht door een geneesheer-specialist als dusdanig
erkend door de minister van Volksgezondheid.]²
[ ]¹ B.Vl.R.
17-12-2010; [ ]² Decr.
van 1-7-2011
Art. 8. en 9.
[...]
Decr.
van 25-2-1997
Art. 10.
Buitengewoon secundair
onderwijs.
§ 1. Kinderen en
adolescenten kunnen als regelmatige leerling in het buitengewoon secundair
onderwijs worden toegelaten op basis van een inschrijvingsverslag afgeleverd
zoals voorzien in artikel 7 van dit besluit :
- na
de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van dertien jaar
bereiken;
- op gemotiveerd advies gevoegd bij het
inschrijvingsverslag na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van
twaalf jaar bereiken;
- indien ze meer dan
eenentwintig jaar zijn en van een afwijking genieten zoals voorzien in [artikel
293 van de codificatie betreffende het secundair
onderwijs].
§ 2. Leerlingen
die meer dan eenentwintig jaar zijn kunnen in het buitengewoon secundair
onderwijs blijven zoals voorzien in [artikel 293 van de codificatie betreffende
het secundair onderwijs].
B.Vl.R.
van 17-12-2010
HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het buitengewoon
onderwijs. Algemeenheden
Art. 11.
In het buitengewoon onderwijs
dient te worden verstaan onder :
- inrichting :
elke door de Staat georganiseerde, gesubsidieerde of erkende
onderwijsinrichting waar aan gehandicapte leerlingen regelmatig onderwijs wordt
verstrekt;
- instituut : elke door de Staat
georganiseerde, gesubsidieerde of erkende inrichting voor buitengewoon
onderwijs waaraan een internaat verbonden is;
-
school : een aantal klassen op het kleuter-en/of lager niveau of op het
secundair niveau die instaan voor de opvoeding en het onderwijs behorende tot
eenzelfde of tot verschillende types van buitengewoon
onderwijs;
- observatiecentrum : een instituut
voor buitengewoon onderwijs waar gehandicapte kinderen en/of adolescenten in
uitzonderlijke gevallen, tijdelijk zijn ingeschreven met het oog op het
vaststellen van het type van buitengewoon onderwijs dat voor hen geschikt
is;
- niveau : de organisatiestructuur van het
buitengewoon onderwijs, namelijk kleuterniveau, lager niveau en secundair
niveau;
- regelmatige leerling : de leerling die
beantwoordt aan de toelatingsvoorwaarden en, waar het voorzien is, aan de
overgangsvoorwaarden die regelmatig de activiteiten volgt in functie van zijn
opvoedingsbehoeften;
- klas : een aantal
regelmatige leerlingen in het buitengewoon kleuter-, lager of secundair
onderwijs onder leiding van een klastitularis;
-
pedagogische eenheid : leerlingen, op het kleuter- en/of lager niveau behorende
tot eenzelfde type van buitengewoon onderwijs, op het secundair niveau
behorende tot eenzelfde of tot verschillende types van buitengewoon onderwijs,
tijdelijk of bestendig gegroepeerd teneinde binnen eenzelfde school opvoeding
en onderwijs te krijgen aangepast aan hun opvoedingsbehoeften;
- opleidingsvorm : op het niveau van het buitengewoon secundair
onderwijs, de algemene aard en de doelstelling van het verstrekt
onderwijs;
- afdeling : op het niveau van het
buitengewoon secundair onderwijs het geheel van leerinhouden die een bepaalde
richting en inhoud aan de opleiding geven;
-
klasseraad : geheel van leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het
opvoedend hulppersoneel, het medisch, paramedisch, psychologisch en sociaal
personeel die voorzien in het onderricht en de opvoeding van de leerlingen en
de verantwoordelijkheid dragen voor de klas. Wordt voorgezeten door het
schoolhoofd of zijn afgevaardigde.
Art. 12.
§ 1. De types 1
en 8 van buitengewoon onderwijs zoals vermeld in artikel 5 van dit besluit,
worden niet georganiseerd op het niveau van het buitengewoon kleuteronderwijs.
§ 2. Het type 8
van buitengewoon onderwijs zoals vermeld in artikel 5 van dit besluit wordt
niet georganiseerd op het niveau van het buitengewoon secundair
onderwijs.
Art. 13.
Op gemotiveerd advies van de
respectieve Hoge Raden voor Buitengewoon Onderwijs kunnen Onze Ministers van
Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft, een inrichting van buitengewoon
onderwijs organiseren, subsidiëren of erkennen die bestand is voor een
specifieke groep van leerlingen binnen een type en per niveau op basis van de
aard of van de ernst van de handicap en/of gelet op de leer- en
ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen.
Art. 14.
Op gemotiveerd advies van de
respectieve Hoge Raden voor Buitengewoon Onderwijs kunnen Onze Ministers van
Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft, observatiecentra oprichten,
subsidiëren of erkennen. Het onderwijs verstrekt aan de kinderen en
adolescenten in deze centra wordt administratief beschouwd als buitengewoon
onderwijs type 3.
Art. 15.
§ 1. Bij wijze
van proef, met het doel de sociali-satie en de opleiding te bevorderen of om de
mogelijkheid te bieden een studie- of kwalificatiegetuigschrift van het gewoon
onderwijs te behalen, kan de tijdelijke of permanente integratie van een
leerling van het buitengewoon onderwijs in het gewoon onderwijs worden
georganiseerd mits toestemming van de ouders en in overleg met het
inrichtingshoofd van het gewoon onderwijs.
Deze integratie moet gebeuren in onderlinge coördinatie met
en onder medeverantwoordelijkheid van de directeur van het gewoon onderwijs op
gemotiveerd advies van de klasseraad bijgestaan door de instelling gelast met
de begeleiding.
§ 2. De
integratie kan georganiseerd worden op het kleuter-, lager en secundair
niveau.
§ 3. In
afwachting van reglementaire organisatiebeschikkingen zijn Onze Ministers van
Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft, gemachtigd, op advies van de Hoge
Raad voor Buitengewoon Onderwijs, er de toepassingsmodaliteiten voor vast te
stellen.
Art. 16.
De klasvorming en de vorming
van de pedagogische eenheden gebeurt door de klasseraad, bijgestaan door de
instelling gelast met de begeleiding, rekening houdend met de mogelijkheden en
de opvoedingsbehoeften van de leerlingen.
Art. 17.
De klastitularis staat in
voor het onderwijs in klasverband en coördineert de opvoedingsactiviteiten
voorzien binnen het door de klasseraad bepaald handelingsplan.
HOOFDSTUK V. - Organisatie van het buitengewoon
kleuter- en/of lager onderwijs
[...]
Decr.
van 25-2-1997
HOOFDSTUK VI. - Organisatie van het buitengewoon
secundair onderwijs
Eerste afdeling - Algemeenheden
Art. 23.
In het buitengewoon
secundair onderwijs kunnen volgende opleidingsvormen ingericht worden volgens
het type van buitengewoon onderwijs en volgens de mogelijkheden van de
leerlingen :
1. het buitengewoon secundair
onderwijs tot sociale aanpassing;
2. het
buitengewoon secundair onderwijs tot sociale aanpassing en
arbeidsgeschiktmaking;
3. het buitengewoon
secundair beroepsonderwijs;
4. het secundair
algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromingsafdeling of
met kwalificatieafdeling.
Art. 24.
§ 1. Het
buitengewoon secundair onderwijs tot sociale aanpassing heeft tot doel de
leerlingen een sociale vorming te geven teneinde hun integratie mogelijk te
maken in een beschermd leefmilieu. Deze opleidingsvorm kan zijn van het type 2,
3, 4, 6 en 7 van buitengewoon onderwijs die afzonderlijk of gezamelijk kan
worden georganiseerd.
§ 2. Het
buitengewoon secundair onderwijs tot sociale aanpassing en
arbeidsgeschiktmaking heeft tot doel aan de leerlingen een algemene en sociale
vorming en een arbeidstraining te geven teneinde hun integratie mogelijk te
maken in een beschermd leef- en arbeidsmilieu. Deze opleidingsvorm kan zijn van
het type 2, 3, 4, 6 of 7 van buitengewoon onderwijs die afzonderlijk of
gezamelijk kan worden georganiseerd.
§ 3. Het
buitengewoon secundair beroepsonderwijs heeft tot doel aan de leerlingen een
algemene, sociale en beroepsvorming te geven, teneinde hun integratie mogelijk
te maken in een gewoon leef- en arbeidsmilieu. Deze opleidingsvorm kan zijn van
het type 1, 3, 4, 6 of 7 van buitengewoon onderwijs die afzonderlijk of
gezamelijk kan worden georganiseerd.
§ 4. Het
secundair onderwijs met doorstromingsafdeling heeft tot doel voor te bereiden
op de voortzetting van de studies en biedt tevens de mogelijkheid zich in te
schakelen in het actieve leven. Het secundair onderwijs met
kwalificatieafdeling heeft tot doel voor te bereiden op het actieve leven en
biedt tevens de mogelijkheid om studies voort te zetten.
Het secundair onderwijs met doorstromingsafdeling en het secundair
onderwijs met kwalificatieafdeling zijn niet toegankelijk voor de leerlingen
met een mentale handicap.
Art. 25.
De klasseraad bijgestaan
door de instelling gelast met de begeleiding brengt voor iedere leerling
gemotiveerd advies uit over de overgang van de ene opleidingsvorm naar de
andere.
Art. 26.
§ 1. In elke
inrichting voor buitengewoon secundair onderwijs wordt een overlegcommissie
opgericht die een band vormt tussen de school en het arbeidsmilieu. Haar leden
worden benoemd door de inrichtende macht op voorstel van het inrichtingshoofd.
Haar taak is van adviserende aard.
§ 2. Zij is
samengesteld uit het inrichtingshoofd en uit leden vreemd aan de inrichting
bevoegd inzake het economische en sociale leven in de streek. Het
inrichtingshoofd kan zich laten bijstaan door leden van zijn
personeel.
§ 3. De
bevoegdheid en de werking van de overlegcommissies worden bepaald door Onze
Ministers van Nationale Opvoeding, ieder wat hem
betreft.
Art. 27.
De programma's voor de
onderscheiden opleidingsvormen, naar het geval vastgesteld of goedgekeurd door
Onze Ministers van Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft, worden inzake
activiteiten en leerinhouden opgesteld volgens de te bereiken doelstellingen.
Art. 28.
Het buitengewoon
secundair onderwijs voornoemd in artikel 23, 1, 2 en 3, van dit besluit wordt
verstrekt naar rata van tweeëndertig tot zesendertig perioden van vijftig
minuten per week, gespreid over negen halve dagen.
Tweede afdeling - Het buitengewoon secundair
onderwijs tot sociale aanpassing
I. Organisatie
Art. 29.
In deze opleidingsvorm
beogen de activiteiten vooral het ontwikkelen van de zelfredzaamheid, de
communicatiemogelijkheden, de senso-motoriek en de sociale vorming van de
leerlingen.
Art. 30.
Deze opleidingsvorm
omvat minstens vier leerjaren. Voor iedere leerling wordt de duur ervan bepaald
door de klasseraad bijgestaan door de instelling gelast met de begeleiding.
II. Sanctie van de studiën
Art. 31.
Iedere leerling die
de school verlaat, heeft recht op een op een attest van gevolgde vorming
afgeleverd door het inrichtingshoofd, in overeenstemming met de modellen
vastgelegd door Onze Ministers van Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft.
Derde afdeling - Het buitengewoon secundair
onderwijs tot sociale aanpassing en arbeidsgeschiktmaking
I. Organisatie
Art. 32.
Deze opleidingsvorm
omvat twee fasen, elke fase duurt ten minste twee leerjaren.
De eerste fase geeft voorrang aan de sociale aanpassing en
waarborgt tevens de arbeidsgeschiktmaking.
Ten
minste vijftien van de wekelijkse periodes worden voorbehouden aan de algemene
en sociale vorming.
De tweede fase geeft voorrang
aan de arbeidsgeschiktmaking.
Ten minste negen
van de wekelijkse periodes worden voorbehouden aan de algemene en sociale
vorming.
Art. 33.
De klasseraad
bijgestaan door de instelling gelast met de begeleiding bepaalt voor iedere
leerling de respectieve duur van elke fase.
Art. 34.
Gedurende de tweede
fase kunnen stages worden georganiseerd tijdens het schooljaar. Uitzonderlijk
kunnen deze stages georganiseerd worden tijdens de vakanties.
II. Sanctie van de studiën
Art. 35.
Iedere leerling die
de school verlaat, heeft recht op een attest van gevolgde vorming afgeleverd
door het inrichtingshoofd, in overeenstemming met de modellen vastgelegd door
Onze Ministers van Nationale Opvoeding, ieder wat hem betreft.
Vierde afdeling - Het buitengewoon secundair
beroepsonderwijs
Art. 36 t.e.m. 43.
[...]
B.Vl.R.
van 6-12-2002
Vijfde afdeling - Het secundair algemeen,
technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromingsafdeling of met
kwalificatieafdeling
Art. 44.
[...]
B.Vl.R.
van 21-12-1994
Art. 45.
[De programma's worden
voor het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4 aangepast aan de
aard en de doelstellingen van het buitengewoon onderwijs. De aangepaste
programma's moeten gelijkwaardig zijn met de programma's van het gewoon
secundair onderwijs met volledig leerplan.]
B.Vl.R.
van 21-12-1994
HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en
slotbepalingen
Art. 46.
Voor de op 1 september 1977
bestaande inrichtingen voor buitengewoon onderwijs en de op 1 september 1977
bestaande afdelingen voor buitengewoon onderwijs zoals bedoeld bij
artikel 2, c, van de
wet van 6 juli 1970 geldt de volgende regeling :
- vanaf 1 september volgend op het verschijnen van dit besluit,
beschikken ze over een termijn van twee schooljaren om de aanpassing aan de
beschikkingen ervan aan te vatten;
- indien, na
verloop van deze termijn deze aanpassing niet is aangevat, worden ze van jaar
tot jaar afgeschaft.
Elke inrichtende macht die
niet voldoet aan de bepalingen van dit artikel verliest alle subsidies voor
deze inrichting.
Art. 47.
De bepalingen van artikel 10,
§ 1, van dit besluit worden pas integraal uitgevoerd bij het verschijnen
van de wettelijke maatregelen houdende rationalisatie en programma-tie van het
buitengewoon secundair onderwijs en worden voorlopig toegepast daar waar de
nodige infrastructuur is voorzien, die beantwoordt aan de opvoedingsbehoeften
van de leerlingen en aan de vrije keuze van de ouders.
Art. 48.
Worden opgeheven :
a) het koninklijk besluit van 22 juli 1972
houdende om-schrijving van de types van buitengewoon onderwijs en vaststellende
de toelatingsvoorwaarden tot deze verschillende types, zoals het later
gewijzigd werd;
b) het koninklijk besluit van 28
januari 1975 tot vaststelling van de categorieën van gehandicapten voor
dewelke het inschrijvingsverslag in een inrichting, een afdeling of een
instituut voor buitengewoon onderwijs wordt opgesteld door een geneesheer
waarbij de kwalificatie van de geneesheer wordt bepaald;
c) het koninklijk besluit van 1 april 1977 houdende de
omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon
onderwijs.
Art. 49.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1978 en is vanaf deze datum van toepassing op al de types van
buitengewoon onderwijs zoals vermeld in artikel 5 van dit besluit.
Art. 50.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
- (1):
Opgeheven voor het basisonderwijs
(Decr. 25-2-1997; Art. 182, 7°)