OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon basisonderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    19 JULI 2002
  • publicatiedatum
    B.S.04/12/2002
  • datum laatste wijziging
    04/12/2012

COORDINATIE

B.Vl.R. 29-4-2005 - B.S. 17-6-2005

B.Vl.R. 7-9-2007 - B.S. 4-10-2007

B.Vl.R. 10-10-2008 - B.S. 26-11-2008

opgeheven door B.Vl.R. 12-10-2012 – B.S. 4-12-2012

De Vlaamse regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op het artikel 20;

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op de artikelen 138, § 1, 6°, 139bis, § 2 en § 3, 139quater § 1, 3° en 4° en § 2, 139quinquies, § 1, 1° en 3°, 139octies, § 2, 139novies en 178;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijk project zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijke project onderwijsvoorrang in het basisonderwijs;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juni 2002;

Gelet op het protocol 443 van 14 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol 211 van 14 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de scholen, in functie van de noodzakelijke voorbereidingen voor het schooljaar 2002-2003, tegen eind juni 2002 moeten weten over hoeveel aanvullende lestijden zij in het kader van het geïntegreerd ondersteuningsaanbod kunnen beschikken;

Gelet op het advies 33.686/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Dit besluit is van toepassing op het gewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1°[aanvullende lestijden : de aanvullende lestijden vermeld in artikel 138, § 1, 6° en 8° van het decreet Basisonderwijs;]

2° concentratiegraad : de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 139bis, § 1, 1°, 2°, 3° en 4° van het decreet basisonderwijs bedoelde gelijkekansenindicatoren en het totaal aantal leerlingen in een school, berekend op 1 februari van het voorafgaande schooljaar;

3° decreet basisonderwijs : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

4° departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het departement onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

5° gelijkekansenindicatoren : de gelijkekansenindicatoren bedoeld in artikel 139bis, § 1 van het decreet basisonderwijs;

6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.

B.Vl.R. van 10-10-2008

HOOFDSTUK II. - Gelijkekansenindicatoren

Art. 3.

De scholen die beantwoorden aan de in artikel 139ter, eerste lid, 1° van het decreet basisonderwijs bedoelde voorwaarde, melden vóór 1 april voorafgaand aan de in hetzelfde artikel 139ter bedoelde periode van drie schooljaren aan het departement hoeveel regelmatige leerlingen, ingeschreven op de eerste schooldag van februari, beantwoorden aan de gelijkekansenindicatoren.

[...]

B.Vl.R. van 10-10-2008

Art. 4.

De indicator "de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" wordt vastgesteld op basis van een verklaring van de persoon, de voorziening of de sociale dienst die de leerling tijdelijk of permanent opneemt.

[Art. 4bis.

De indicator "de ouders behoren tot de trekkende bevolking" wordt vastgesteld op basis van een attest. Voor de toepassing van dit artikel moeten de ouders beschikken over minstens één van de volgende attesten :

1° binnenschipper :

a) een attest van gezinssamenstelling waaruit blijkt dat beide ouders binnenschipper zijn;

b) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;

2° kermis- en circusexploitanten en -artiesten :

a) een attest van gezinssamenstelling of een kopie uit het handelsregister waaruit blijkt dat beide ouders kermis- of circusexploitanten of -artiesten zijn;

b) een lidmaatschapskaart van foorreiziger of kermisexploitant;

c) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;

3° Romzigeuners, Manoesjzigeuners, Voyageurs en andere personen met een nomadische cultuur :

a) een verklaring van de burgemeester dat het vermelde adres een terrein is dat specifiek bedoeld is voor trekkende bevolking (Rom, Voyageur, Manoesj);

b) een attest van woonwagenbewoner,ingevuld en ondertekend door een VZW die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of gemeente;

4° Romazigeuners :

a) een document, opgesteld door een officiële instantie van het land van herkomst waaruit blijkt dat de voormelde persoon behoort tot de groep van de woonwagenbewoners. Bij documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een Nederlandse vertaling gevraagd worden, opgesteld door een Belgische beëdigde vertaler;

b) gedurende de periode dat de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma is;

c) een verklaring van een asielcentrum dat de voormelde persoon bekend staat als Romazigeuner;

d) een attest van woonwagenbewoner, ingevuld en ondertekend door een VZW die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of gemeente.]

B.Vl.R. van 10-10-2008

Art. 5.

De gewichten van de gelijkekansenindicatoren worden in toepassing van artikel 139bis, § 3 van het decreet basisonderwijs vastgelegd als volgt :

1°[de indicator "het gezin leeft van een vervangingsinkomen" heeft een gewicht van 0,28;]

2° de indicatoren "de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" en "de ouders behoren tot de trekkende bevolking" hebben een gewicht van 0,8;

3° de indicator "de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs" heeft een gewicht van 0,6;

4°[de indicator "de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands" heeft een gewicht van 0,2 en dit enkel in combinatie met een andere indicator.]

[...]

B.Vl.R. van 10-10-2008

HOOFDSTUK III. - Toekenning van de middelen

Art. 6.

[§ 1. In toepassing van artikel 139quater, § 1, 1°, wordt het aantal regelmatige leerlingen dat voldoet aan de gelijkekansenindicator, vermeld in artikel 139ter 1 of aan de twee gelijkekansenindicatoren, zoals vermeld in artikel 139bis, § 1, 5°, en in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 0,7.]

[§ 1bis. Het aantal punten, bekomen na toepassing van de bepalingen van artikel 139quater § 1, 1° en 2° van het decreet basisonderwijs, wordt vermenigvuldigd met : 1° een coëfficiënt 1,1, wanneer de school een concentratiegraad van ten minste 80 % heeft en/of 2° een coëfficiënt van 1,5, wanneer de school gelegen is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.]

§ 2. Het aantal punten, bekomen na toepassing van de bepalingen van artikel 139quater , § 1 van het decreet basisonderwijs, wordt afgerond :

1° naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier;

2° naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma vier is of kleiner is dan vier.

B.Vl.R. van 10-10-2008

Art. 7.

§ 1. [Het aantal aanvullende lestijden wordt in toepassing van artikel 139quater, § 2, eerste lid van het decreet Basisonderwijs als volgt berekend :

0,388 x S aantal punten = totaal aantal aanvullende LT, waarbij;

1° "S aantal punten" het resultaat is van A + B + C;

2° A = het aantal punten, vastgesteld overeenkomstig artikel 139quater van het decreet Basisonderwijs, met uitzondering van de leerlingen die minstens voldoen aan de gelijkekansenindicator, zoals vermeld in artikel 139ter 1;

3° B = het aantal punten dat bekomen wordt door het percentage leerlingen dat op de eerste schooldag van februari 2005 minstens voldeed aan de gelijkekansenindicator, vermeld in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, behalve die leerlingen die op de eerste schooldag van februari 2005 enkel voldeden aan de twee gelijkekansenindicatoren, zoals vermeld in artikel 139bis, § 1, 5°, en in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, toe te passen op het aantal leerlingen van de eerste schooldag van februari 2008 en te wegen in toepassing van artikel 5, 1°;

4° C = het aantal punten dat bekomen wordt door het percentage leerlingen dat op de eerste schooldag van februari 2005 enkel voldeed aan de twee gelijkekansenindicatoren, zoals vermeld in artikel 139bis, § 1, 5°, en in artikel 139ter 1 van het decreet Basisonderwijs, toe te passen op het aantal leerlingen van de eerste schooldag van februari 2008 en te vermenigvuldigen met 0,42.]

§ 2. Wanneer door een stijging van de beschikbare kredieten of door toepassing van artikel 14, eerste lid aanvullende lestijden vrijkomen in de loop van een in artikel 139ter van het decreet basisonderwijs bedoelde periode van drie schooljaren, wordt het aantal lestijden per punt opnieuw berekend.

B.Vl.R. van 10-10-2008

[Art. 7bis.

§ 1. Voor scholen die door de toepassing van artikel 7 van dit besluit aanvullende lestijden verliezen in vergelijking met het schooljaar 2007-2008, wordt het verlies voor de schooljaren 2008-2009 tot en met 2010-2011 beperkt tot de helft.

§ 2. Het aantal aanvullende lestijden dat door de halvering van het verlies wordt bekomen, wordt steeds afgerond naar de lagere eenheid.]

B.Vl.R. van 10-10-2008

Art. 8.

Het aantal aanvullende lestijden dat een school door vermenigvuldiging van het aantal punten met het aantal aanvullende lestijden per punt bekomt, wordt afgerond :

1° naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier;

2° naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma gelijk is aan of kleiner is dan vier.

Art. 9.

Wanneer het aantal punten, bekomen door een school met een concentratiegraad van ten minste 10 %, lager is dan 6/het aantal aanvullende lestijden per punt, genereert de betrokken school zes aanvullende lestijden.

Art. 10.

Het aantal aanvullende lestijden dat een school bekomt, blijft onveranderd gedurende de in artikel 139ter van het decreet basisonderwijs bedoelde periode van drie schooljaren, onverminderd de bepalingen van artikel 7, § 2. Programmaties, fusies en herstructureringen hebben geen effect op het toegekende aantal aanvullende lestijden.

HOOFDSTUK IV. - Aanwending van de middelen

Afdeling 1. - Gelijkekanseninstrumenten

Art. 11.

Een school voldoet aan de bepalingen van artikel 139quinquies, § 1, 1° van het decreet basisonderwijs wanneer zij vanuit een analyse van haar beginsituatie :

1°één cluster van gelijkekanseninstrumenten doelstelling kiest uit de drie clusters, opgenomen in bijlage bij dit besluit, of

2° zelf concrete en samenhangende gelijkekanseninstrumenten uitwerkt met het oog op de versterking van de schoolwerking en de competentie van leerkrachten inzake twee van volgende domeinen :

- de motivatie voor ontwikkeling en leren bij de leerlingen verhogen en de ontwikkeling en/of leerwinst bij elke leerling maximaliseren;

- de taalvaardigheid (luisteren en spreken, schrijven en begrijpend lezen in functionele contexten) bij leerlingen bevorderen ;

- leerlingen in staat stellen om hun sociale en culturele vaardigheden in diverse contexten positief aan te wenden;

- optimale studiekeuze waarborgen door studiekeuze- en schoolloopbaanbegeleiding;

- een positief zelfbeeld en sociale competentie bij leerlingen stimuleren ;

- leerlingen en ouders die actief betrekken op het klas- en schoolleven en de kwaliteit van deze hun betrokkenheid verhogen.

Afdeling 2. - Zelfevaluatie en inspectie

Art. 12.

Rekening houdend met de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie, gaat de onderwijsinspectie bij de controle op de aanwending van de aanvullende lestijden na of, en in welke mate :

1° de in artikel 139quinquies, § 1 van het decreet basisonderwijs bedoelde analyse van de beginsituatie voldoende kwaliteitsvol en volledig werd uitgevoerd;

2° de keuze van de gelijkekanseninstrumenten voldoende werd verantwoord in het licht van deze analyse;

3° de gelijkekanseninstrumenten werden uitgebouwd ;

4° de zelfevaluatie kwaliteitsvol werd uitgevoerd. De zelfevaluatie verloopt kwaliteitsvol wanneer zij :

- gepaard gaat met het verzamelen en analyseren van gegevens met betrekking tot de vooropgestelde gelijkekanseninstrumenten;

- resulteert in voorstellen voor verbetering van de eigen werking;

- voorgelegd wordt aan de participatieraad of de schoolraad.

Art. 13.

§ 1. Een negatieve beoordeling door de onderwijsinspectie wordt bij aangetekend schrijven gemeld aan het betrokken schoolbestuur.

§ 2. Het schoolbestuur kan bij wijze van georganiseerd beroep een verweerschrift indienen bij de Vlaamse regering.

Het verzoek tot behandeling in beroep wordt op straffe van verval betekend binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de in § 1 bedoelde betekening.

§ 3. Het beroep wordt behandeld door een college van inspecteurs, bijeengeroepen door de minister.

Het college is paritair samengesteld voor de helft uit inspectieleden afkomstig uit het vrij onderwijs, voor de helft uit inspectieleden afkomstig uit het officieel onderwijs.

Deze leden mogen geen deel hebben uitgemaakt van het team dat de negatieve beoordeling heeft uitgebracht.

Het college kiest onder zijn leden een voorzitter.

§ 4. Het college kan alle onderzoeksdaden verrichten. Het schoolbestuur en de directie worden gehoord.

Het onderzoek resulteert in een voorstel over de bevestiging of verwerping van de negatieve beoordeling.

§ 5. Uitsluitend de leden van het college kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Het voorstel wordt bij consensus genomen.

Als er geen consensus is, komt er een stemming.

Bij staking van stemmen wordt een voorstel tot verwerping van de negatieve beoordeling geformuleerd.

§ 6. Het advies wordt binnen een termijn van 15 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van het verweerschrift, betekend aan de minister en aan het betrokken schoolbestuur.

§ 7. Het schoolbestuur kan binnen een termijn van 15 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van het advies, bij de minister een verweerschrift indienen tegen een voorstel tot bevestiging van de negatieve beoordeling.

§ 8. De Vlaamse regering neemt een definitieve beslissing betreffende de bevestiging of verwerping van de negatieve beoordeling binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van het advies. Indien na het verstrijken van deze termijn geen beslissing werd betekend aan het schoolbestuur, wordt de negatieve beoordeling geacht verworpen te zijn.

Afdeling 3. - Terugvorderingen en sancties

Art. 14.

Onverminderd de toepassing van artikel 139octies, § 1, 3° lid van het decreet basisonderwijs kunnen misbruiken bij de telling van de regelmatige leerlingen die aan gelijkekansenindicatoren beantwoorden of bij het aanwenden van de aanvullende lestijden, aanleiding geven tot sancties overeenkomstig artikel 178 van het decreet basisonderwijs. Voor wat betreft de schooljaren [2005-2006 tot en met 2007-2008] worden misbruiken bij de telling van leerlingen vastgesteld bij wijze van steekproef.

De door het departement vastgestelde overtredingen worden bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. De mededeling verwijst naar de mogelijke sancties.

B.Vl.R. van 29-4-2005

Art. 15.

Binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van de in artikel 14, tweede lid bedoelde mededeling, kan het schoolbestuur bij aangetekend schrijven en bij wijze van georganiseerd beroep een verweerschrift indienen bij de minister. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de termijn van 30 kalenderdagen op.

De minister neemt een beslissing over de eventuele sanctie. De beslissing wordt bij aangetekend schrijven aan het schoolbestuur meegedeeld binnen een vervaltermijn van 30 kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van de in artikel 14, tweede lid bedoelde mededeling.

HOOFDSTUK V. - [GOK+

Art. 16.

Met toepassing van artikel 139novies, § 1 en § 2, van het decreet Basisonderwijs worden de GOK+lestijden, waarop een school recht heeft, als volgt berekend :

1°[het aantal kleuters, dat beantwoordt aan één van de in artikel 139bis, § 1, 1°, 2°, 3° en 4° van het decreet basisonderwijs bedoelde gelijkekansenindicatoren, wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0,15414;]

2° het resultaat van de berekening wordt afgerond :

a) naar de hogere eenheid, als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier;

b) naar de lagere eenheid, als het eerste cijfer na de komma gelijk is aan of kleiner is dan vier.

B.Vl.R. van 10-10-2008

Art. 16bis.

Uit de GOK+lestijden kunnen volgende betrekkingen worden geput :

- het ambt van kleuteronderwijzer.]

B.Vl.R. van 7-9-2007

[Art. 16ter.

§ 1. Voor scholen die door de toepassing van artikel 16 van dit besluit aanvullende lestijden verliezen in vergelijking met het schooljaar 2007-2008, wordt het verlies voor de schooljaren 2008-2009 tot en met 2010-2011 beperkt tot de helft.

§ 2. Het aantal aanvullende lestijden dat door de halvering van het verlies wordt bekomen, wordt steeds afgerond naar de lagere eenheid.]

B.Vl.R. van 10-10-2008

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 17.

De volgende regelingen worden opgeheven :

1° het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijk project zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000;

2° het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijke project onderwijsvoorrang in het basisonderwijs, voor wat betreft het gewoon basisonderwijs.

Art. 18.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.

Art. 19.

De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage

gelijkekanseninstrumenten gewoon basisonderwijs

Cluster 1. Ontwikkelings- en leerachterstanden remediëren en leerwinst realiseren door middel van :

1.het opnemen van de planning inzake preventie, vaststelling en remediëring van leerachterstanden in het schoolwerkplan;

2. het hanteren van een individueel plan met betrekking tot remediëring bij leerlingen waarbij leerachterstanden zijn vastgesteld. Het plan geeft in het bijzonder aan in welke mate samengewerkt wordt met het betrokken CLB;

3. het actief betrekken van de ouders bij de probleemanalyse en de ondersteuning van de leerling;

4. het voeren van een nascholingsbeleid in het kader van de preventie, vaststelling en remediëring van leerachterstanden;

5. het hanteren van vormen van flexibele klasorganisatie;

6. het gericht differentiëren in het curriculum;

7. het positief aanwenden van de heterogeniteit binnen een leerlingengroep door middel van coöperatief leren;

8. het ontwikkelen van een leerlingvolgsysteem.

Cluster 2. De taalvaardigheid bij leerlingen bevorderen door middel van :

1. het opnemen van een concrete planning met betrekking tot de preventie, vaststelling en remediëring van taalachterstanden in het schoolwerkplan;

2. het hanteren van een individueel plan met betrekking tot remediëring bij leerlingen waarbij taalachterstanden zijn vastgesteld. Het plan geeft in het bijzonder aan in welke mate samengewerkt wordt met het betrokken CLB;

3. het actief betrekken van de ouders bij de probleemanalyse en de ondersteuning van de leerling;

4. het voeren van een nascholingsbeleid in het kader van de preventie, vaststelling en remediëring van taalachterstanden;

5. het positief aanwenden van de taalheterogeniteit binnen een leerlingengroep;

6. het hanteren van werkvormen waardoor de mondelinge interactie verhoogt;

7. het kiezen van thema's en teksten die aansluiten bij het niveau, de belangstelling en de leefwereld van de leerlingen;

8. het aanpakken van leesachterstand via taakgericht werken en remediërend lezen.

Cluster 3. Een positief zelfbeeld en sociale competentie bij leerlingen stimuleren door middel van :

1. het opnemen van een concrete planning inzake preventie, vaststelling en remediëring van socio-emotionele en socio-culturele problemen in het schoolwerkplan;

2. het hanteren van een individueel plan met betrekking tot remediëring van socio-emotionele en socio-culturele problemen. Het plan geeft in het bijzonder aan in welke mate samengewerkt wordt met het betrokken CLB;

3. het actief betrekken van de ouders bij de probleemanalyse en de ondersteuning van de leerling;

4. het voeren van een nascholingsbeleid in het kader van de preventie, vaststelling en remediëring van socio-emotionele en socio-culturele problemen;

5. het uitbouwen van coöperatief leren in multiculturele leerlingengroepen;

6. het opbouwen van een samenwerking met de buurt;

7. het gericht werken aan de socio-emotionele competentie van de leerlingen via aangepaste inhouden, materialen en activiteiten.