OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering ter
ondersteuning van brugprojecten tussen economie en onderwijs
goedkeuringsdatum
04 APRIL 2003
publicatiedatum
B.S.25/06/2003
datum laatste wijziging
24/04/2009
COORDINATIE
B.Vl.R.
4-7-2003 - B.S. 25-8-2003
B.Vl.R. 4-6-2004 - B.S.
23-9-2004
B.Vl.R. 12-5-2006 - B.S.
14-7-2006
opgeheven door Art. 29, 1° van B.Vl.R. 24-4-2009
- B.S. 3-6-2009
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 21 december 2001 houdende de bepalingen
tot begeleiding van de begroting 2002, inzonderheid op artikel 41, § 4, c)
en § 5;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 11 december
2002;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse
regering, op 13 december 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad
van State binnen een maand;
Gelet op het advies
34.620/1 van de Raad van State, gegeven op 24 maart 2003, met toepassing van
artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad
van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid,
Buitenlandse Handel en Huisvesting;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling I. - Definities
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid;
2° de administratie : de administratie Economie van het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
3°
samenwerkingsverband : samenwerking tussen ten minste één erkende
Vlaamse onderwijsinstelling uit het basisonderwijs, secundair onderwijs met
volledig leerplan, hogeschool of universiteit, en één relevante
gestructureerde partner uit het bedrijfsleven, die wordt geformaliseerd met een
samenwerkingsovereenkomst tussen de partijen;
4°
brugproject : een [innovatief project of pilootproject] dat door een
samenwerkingsverband wordt gecreëerd met het oog op het tot stand brengen
van nieuwe vormen van kennisuitwisseling tussen het bedrijfsleven en het
onderwijs;
5° aanvrager : organisatie die naar aanleiding
van een oproep namens het samenwerkingsverband een dossier indient voor de
subsidiëring van een brugproject;
6° commissie : de
commissie die de ontvankelijke brugprojecten
beoordeelt.
B.Vl.R.
van 12-5-2006
Afdeling II. - Algemene
voorwaarden
Art. 2.
[§ 1.] Er is geen cumulatie van
steun, die verleend wordt in het kader van dit besluit, mogelijk met andere
steun, ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun.
[§ 2. De ingediende brugprojecten
dienen complementair te zijn met de reeds lopende initiatieven, ondersteund
door de Vlaamse Regering.]
B.Vl.R.
van 4-6-2004
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 3.
Binnen de perken van de beschikbare
begrotingskredieten kan steun worden verleend aan een aanvrager voor
brugprojecten onder de voorwaarden, die vermeld zijn in dit besluit.
HOOFDSTUK III. - Organisatie
Art. 4.
§ 1. De ministers stellen een commissie
samen die bestaat uit :
1° drie vertegenwoordigers,
voorgedragen door de minister, bevoegd voor het Economisch
Beleid;
2° drie vertegenwoordigers, voorgedragen door de
minister, bevoegd voor het Onderwijs.
§ 2. Het secretariaat van de commissie
wordt waargenomen door de administratie.
HOOFDSTUK IV. - Steunintensiteit
Art. 5.
De steun wordt toegekend in de vorm van
een subsidie.
Art. 6.
§ 1. De subsidie bedraagt maximaal 50 %
van de aanvaardbare projectkosten met een maximum van tweehonderdvijftigduizend
euro (250.000 euro) per brugproject.
§ 2. De aanvaardbare projectkosten zijn
de kosten die direct en uitsluitend aan het brugproject zijn te relateren. De
volgende kostensoorten komen in aanmerking :
1° loonkosten
direct personeel;
2° overheadkosten : werkingskosten,
uitgaven voor facilitaire en ondersteunende activiteiten en
reiskosten;
3° materiaalkosten;
4° aan
derden verschuldigde kosten.
HOOFDSTUK V. - Procedure
Art. 7.
§ 1. De subsidie wordt toegekend volgens
een wedstrijdformule waarbij de ministers na een oproep een vooraf bepaalde
subsidie-enveloppe verdelen onder de best gerangschikte
aanvragen.
§ 2. De ministers bepalen per oproep de
termijn voor de indiening van de
aanvragen.
Art. 8.
§ 1. De aanvrager die een subsidie wenst
te ontvangen in het kader van dit besluit, dient naar aanleiding van een oproep
een aanvraag in.
§ 2. De aanvraag omvat een dossier
bestaande uit een ingevuld gestandaardiseerd aanvraagformulier, dat opgesteld
is door de administratie, de projectorganisatie, het projectplan en de
projectbegroting.
Art. 9.
§ 1. De administratie onderzoekt de
ontvankelijkheid van de aanvragen binnen maximaal dertig kalenderdagen na
afsluiting van de oproep. Een aanvraag is ontvankelijk indien aan de volgende
voorwaarden cumulatief is voldaan :
1° de aanvraag is
tijdig ingediend, dit wil zeggen voor het verstrijken van de in de oproep
vastgelegde indieningstermijn;
2° [de aanvraag is
ondertekend en correct en volledig ingevuld, dit wil zeggen alle vragen werden
beantwoord en alle velden werden ingevuld;]
3° [de aanvraag
bevat het bewijs van een samenwerkingsverband via een geformaliseerde en door
alle betrokken partijen ondertekende
samenwerkingsovereenkomst;]
4° de aanvraag bevat het
engagement voor een inbreng van de private sector ten belope van minstens 50 %;
5° de aanvraag beschrijft een brugproject met een looptijd
van ten hoogste drie jaar.
§ 2. De aanvrager kan, op verzoek van de
administratie, zijn aanvraag vervolledigen tot vijftien kalenderdagen na de
afsluiting van de oproep.
§ 3. De ontvankelijke brugprojecten
worden ter beoordeling voorgelegd aan de
commissie.
B.Vl.R.
van 4-6-2004
Art. 10.
§ 1. De commissie onderzoekt de
ontvankelijke brugprojecten binnen maximaal dertig kalenderdagen na de datum
van ontvangst, aan de hand van de volgende [gelijkwaardige]¹
beoordelingscriteria :
1° samenwerking : de mate of graad
van samenwerking binnen het samenwerkingsverband en het
brugproject;
2° inhoud : de relevantie en haalbaarheid van
het brugproject in het licht van het probleem of de behoefte die ten grondslag
ligt aan het brugproject;
3° voorbeeldfunctie : de mate
waarin het brugproject toepasbaar en overdraagbaar is;
4°
kwaliteit : de mate waarin de kwaliteit van het brugproject gegarandeerd
wordt;
[5° de mate waarin het project inspeelt op de
specifieke beleidsdoelstellingen van de Vlaamse minister, bevoegd voor het
Economisch Beleid, en op het Actieplan Ondernemend Onderwijs- een samenwerking
tussen de Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs en de Vlaamse minister
bevoegd voor het Economisch Beleid.]²
[§ 1bis. Bij de beoordeling van de
ontvankelijke brugprojecten kan de commissie zich laten adviseren door een
ondernemer of expert. Die mag niet gelinkt zijn aan een belangenorganisatie of
een aanvrager. De commissie kan zich tevens laten adviseren door Syntra
Vlaanderen met het oog op de maximale afstemming van bestaande
initiatieven.]²
§ 2. Vooraleer ze overgaat tot de
concrete beoordeling van de brugprojecten, kan de commissie echter beslissen om
eerst een hoorzitting te organiseren, mocht zij dergelijke hoorzitting
wenselijk of opportuun achten. Op deze hoorzitting krijgen de
samenwerkingsverbanden de kans om hun brugprojecten voorafgaandelijk (aan de
beoordeling) toe te lichten.
§ 3. De commissie rangschikt de
brugprojecten op basis van de beoordelingscriteria en legt ze ter bekrachtiging
voor aan de ministers.
[§ 4. Het komt de commissie toe om bij de
beoordeling van de brugprojecten aan de hand van de criteria, vermeld in §
1, zelf haar werkzaamheden of werkwijze naar haar beste vermogen te organiseren
en de meest werkbare methode te bepalen en te
hanteren.]¹
[§ 5. De ministers bepalen de vereiste
minimumscore van de door de commissie bepaalde en gehanteerde methode, die een
brugproject moet behalen om opgenomen te worden in de
rangschikking.]²
[ ]¹ B.Vl.R.
4-6-2004; [ ]² B.Vl.R.
van 12-5-2006
Art. 11.
§ 1. De ministers bekrachtigen de
rangschikking van de commissie binnen maximaal dertig kalenderdagen na de datum
van ontvangst.
[Met behoud van de toepassing van de bepalingen
in artikel 10, § 5, wordt de subsidie toegekend volgens de plaats in de
rangschikking, in afnemende volgorde te beginnen bij de eerste tot het
beschikbare budget opgebruikt is. Als het saldo ontoereikend is om de
eerstvolgende aanvraag of de eerstvolgende gelijkgerangschikte aanvragen
volledig te subsidiëren, wordt met het saldo geen subsidie meer
toegekend.]²
§ 2. De beslissing tot toekenning van
een subsidie wordt, binnen dezelfde termijn vermeld in § 1, genomen bij
een ministerieel besluit. Dit besluit wordt, binnen veertien kalenderdagen na
de datum van de ondertekening ervan, betekend aan de aanvragers die in
aanmerking komen voor een subsidie. Dit besluit bevat minimaal de volgende
elementen :
1° rangschikking van de brugprojecten, met
vermelding van de aanvragers en de samenwerkingsverbanden die in aanmerking
komen voor een subsidie;
2°
uitbetalingsvoorwaarden;
3°
uitbetalingswijze;
4° toezicht en
controle.
§ 3. De aanvrager van een brugproject dat
niet voldoet aan de ontvankelijkheids- of beoordelingscriteria en de aanvrager
van een gerangschikt brugproject waarvoor geen budget meer beschikbaar is,
worden hiervan in kennis gesteld binnen veertien kalenderdagen na de datum van
het ministerieel besluit, vermeld in § 2. Deze inkennisstelling vermeldt
de motivering en de beroepsmogelijkheden.
B.Vl.R.
van 12-5-2006
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 12.
[Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 4 april 2003.]
B.Vl.R.
van 4-7-2003
Art. 13.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, zijn
belast met de uitvoering van dit besluit.