OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
investeringsoperatie in scholen voor technologie en industriële technieken
voor het schooljaar 2007-2008
goedkeuringsdatum
29 FEBRUARI 2008
publicatiedatum
B.S.06/05/2008
datum laatste wijziging
01/09/2009
COORDINATIE
impliciet
opgeheven door Art. 103, § 1 van Decr. 14-7-1998 - B.S.
29-8-1998
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op
het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot
het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997
betreffende het basisonderwijs, inzonderheid op artikel 103, vervangen bij het
decreet van 22 december 2006;
Gelet op het
akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 2
oktober 2007;
Gelet op het advies van de Raad van
State nr. 44.041/1, gegeven op 7 februari 2008, met toepassing van artikel 84,
§ 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Werk, Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° decreet : het decreet van 14 juli 1998 houdende
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging
van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het
basisonderwijs;
2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd
voor het Onderwijs;
3° school : school voor voltijds gewoon
secundair onderwijs die minstens een van de volgende studiegebieden organiseert
: auto, bouw, chemie, grafische communicatie en media, hout, land- en tuinbouw,
textiel, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit, of scholen met aanverwante
studierichtingen, opleidingen en afdelingen binnen het buitengewoon secundair
onderwijs OV3 en OV4;
4° onderwijszone : geografische
afbakening als vermeld in bijlage I bij het decreet;
5°
duurzaamheid : de eigenschap van een investering dat de aangewende goederen bij
normaal gebruik minstens vijf jaar gebruikt kunnen
worden.
Art. 2.
Het investeringsplan bedoeld in artikel 103,
§ 2, van het decreet bevat minstens de volgende elementen
:
1° de voorgestelde aankopen per school en per
studiegebied;
2° een raming van de kosten van de
voorgestelde aankopen;
3° het totaalbeeld van de
financiering van het voorstel;
4° het verslag van de
vergaderingen van het overleg binnen de
onderwijszone.
Art. 3.
De minister stelt, overeenkomstig artikel 103,
§ 3, van het decreet van 14 juli 1998, een beoordelingscommissie samen,
uit :
1° twee vertegenwoordigers van het Departement
Onderwijs en Vorming, afdeling Instellingen en Leerlingen Secundair Onderwijs
en Volwassenenonderwijs;
2° twee vertegenwoordigers van de
Inspectie Secundair Onderwijs;
3°één
vertegenwoordiger per onderwijsnet, voorgedragen door respectievelijk het
Gemeenschapsonderwijs, het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen, het
Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap en
het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair
Onderwijs.
Art. 4.
De beoordelingscommissie onderzoekt de plannen
en keurt ze goed of formuleert voorbehoud wanneer het plan onvoldoende bevonden
wordt. Als een voorbehoud wordt geformuleerd, krijgen de scholen in kwestie een
door de commissie te bepalen termijn om het plan aan te passen, voor te leggen
aan de scholen in kwestie binnen de zone en opnieuw in te dienen, waarna de
commissie een definitief oordeel velt.
Art. 5.
Bij de beoordeling van de plannen hanteert de
commissie de volgende criteria :
1° de financiële
haalbaarheid van het ingediende plan;
2° een aantoonbare,
directe band met de leerplannen;
3° de noodzakelijkheid en
de duurzaamheid van de voorgestelde investeringen;
4° de
mogelijkheid tot een optimale aanwending van de apparatuur;
5° de aandacht voor veiligheid.
Art. 6.
De middelen bedoeld in artikel 103, § 2,
eerste lid, van het decreet, die de scholen ontvangen, bedragen 174 euro per
regelmatige leerling, op 1 februari 2007 in de studiegebieden in kwestie.
De uitbetaling van de middelen gebeurt overeenkomstig artikel
103, § 4, van het decreet. Het voorschot van 90 % wordt uitbetaald na de
vaststelling bij ministerieel besluit van de begunstigde scholen en van de
overeenkomstige subsidiebedragen.
Art. 7.
De verkregen middelen mogen enkel aangewend
worden voor investeringen in basisuitrusting, als vermeld in artikel 103,
§ 1, eerste lid, van het decreet, in de structuuronderdelen, vermeld in
bijlage II van het decreet.
Art. 8.
Het Departement Onderwijs en Vorming zal van
de betrokken inrichtende macht het deel van de toegekende middelen
terugvorderen waarvan werd vastgesteld dat het niet werd aangewend of dat het
niet werd aangewend voor de bestemming, vermeld in dit
besluit.
Art. 9.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2007.
Art. 10.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.