Besluit van de Vlaamse Regering houdende de kinderopvangtoeslag en kleutertoeslag

  • goedkeuringsdatum
    7/12/2018
  • publicatiedatum
    B.S. 19/12/2018 (pagina 100835)
  • bron

    Numac : 2018015243
  • datum laatste wijziging
    25/06/2021

Aanhef

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, artikel 7, artikel 52, derde lid, artikel 53 en artikel 56, § 2;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 januari 2018;

Gelet op advies 63.477/1 en advies 64.471/1 van de Raad van State, gegeven op respectievelijk 7 juni 2018 en 19 november 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. Definities

ART 1.

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet van 27 april 2018: het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
2° halve kinderopvangdag: een dag waarop een kind, samengeteld over die dag, minstens drie en minder dan vijf uren opgevangen wordt door een of meer organisatoren van kinderopvang;
3° organisator van kinderopvang: de organisator, vermeld in artikel 51, eerste lid, 3°, van het decreet van 27 april 2018;
4° volle kinderopvangdag: een dag waarop een kind, samengeteld over die dag, minstens vijf uren opgevangen wordt door een of meer organisatoren van kinderopvang.

HOOFDSTUK 2. Kinderopvangtoeslag

Afdeling 1. Modaliteiten kinderopvangtoeslag

ART 2.

Er is recht op de kinderopvangtoeslag voor volle en halve kinderopvangdagen, waarvoor een prijs wordt betaald aan de organisator van kinderopvang.

ART 3.

De kinderopvangtoeslag wordt per maand berekend en uitbetaald op basis van het aantal volle en halve kinderopvangdagen van die maand. Twee halve kinderopvangdagen gelden als één volle kinderopvangdag.

De berekening, vermeld in het eerste lid, gebeurt conform de volgende formule: de som van de volle en halve kinderopvangdagen wordt vermenigvuldigd met het bedrag van de kinderopvangtoeslag. Het eindresultaat wordt afgerond conform artikel 4, § 2, van het decreet van 27 april 2018.

Per maand worden nooit meer kinderopvangdagen betaald dan het aantal dagen van die maand.

Afdeling 2. Modaliteiten van de gegevensverzameling en gegevensoverdracht

ART 4.

De organisator van kinderopvang bezorgt voor alle opgevangen kinderen die nog niet naar de kleuterschool gaan, de volgende gegevens voor elk kind:
1° de voornaam, de naam, de geboortedatum en het geslacht van het kind;
2° de uren per kinderopvangdag waarop het kind opgevangen wordt in de maand die vooraf gaat aan de maand waarin de gegevens bezorgd worden;
3° de datum waarop volgens de organisator het kind start op school;
4° de naam en het dossiernummer van de kinderopvanglocatie waar het kind wordt opgevangen;
5° adres en telefoonnummer van de begunstigde als het kind op basis van de gegevens, vermeld in punt 1°, niet uniek identificeerbaar is.

De organisator van kinderopvang bezorgt de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°, aan het agentschap Opgroeien regie:
1° één keer per maand, namelijk uiterlijk op de zevende dag van de maand die volgt op de maand waarin de kinderen werden opgevangen;
2° elektronisch, gebundeld voor een volledige maand en in de vorm zoals bepaald door het agentschap Opgroeien regie.

De organisator van kinderopvang bezorgt onverwijld de gegevens, vermeld in het eerste lid, 5°, op vraag van het agentschap Opgroeien regie.

De organisator bewaart de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de eventuele bewijsstukken gedurende vijf jaar voor controle of geschillenbeslechting. Het agentschap Opgroeien regie bewaart de gegevens, vermeld in het tweede lid, tot 5 jaar na ontvangst.

ART 5.

Als de organisator van kinderopvang de gegevens, vermeld in artikel 4, eerste lid, niet bezorgt binnen de termijn, vermeld in artikel 4, tweede lid, 1°, maant het agentschap Opgroeien regie de organisator aan om de gegevens onmiddellijk te bezorgen.

Als een organisator van kinderopvang door overmacht de gegevens, vermeld in artikel 4, eerste lid, niet kan bezorgen binnen de termijn, vermeld in artikel 4, tweede lid, 1°, brengt de organisator van kinderopvang het agentschap Opgroeien regie daarvan onmiddellijk op de hoogte. Het agentschap Opgroeien regie kan in dat geval een nieuwe termijn bepalen.

Als het agentschap Opgroeien regie in uitzonderlijke situaties vaststelt dat het niet mogelijk is de gegevens, vermeld in artikel 4, eerste lid, te ontvangen van de organisator van kinderopvang, meldt het agentschap Opgroeien regie dat elektronisch aan de uitbetalingsactor. De uitbetalingsactor contacteert in dat geval de begunstigden. De begunstigden kunnen verklaren op een formulier dat de uitbetalingsactor daarvoor ter beschikking stelt welke uren op welke kinderopvangdagen het kind opgevangen werd in de kinderopvanglocatie. De begunstigden bezorgen de verklaring aan het agentschap Opgroeien regie.

ART 6.

Het agentschap Opgroeien regie bezorgt aan de uitbetalingsactoren minstens de volgende gegevens:
1° het identificatienummer van het Rijksregister van het kind of het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale zekerheid, als vermeld in de wet van 15 januari 1990 houdende de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van Sociale Zekerheid, als het om gegevens gaat die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die niet in het Rijksregister opgenomen is;
2° de uren per kinderopvangdag waarop het kind opgevangen wordt;
3° de datum waarop het kind volgens de organisator op school start;
4° het dossiernummer, de naam en het adres van de kinderopvanglocatie waar het kind opgevangen werd.

De gegevens worden elektronisch en uiterlijk op de vijftiende dag van de maand die volgt op de maand waarin de kinderen werden opgevangen, bezorgd.

Als het agentschap Opgroeien regie niet of niet tijdig de gegevens conform artikel 5, eerste en tweede lid, ontvangt, bezorgt het agentschap Opgroeien regie de gegevens elektronisch aan de uitbetalingsactoren uiterlijk op de achtste dag na ontvangst van de gegevens.

Afdeling 3. Betaling van de kinderopvangtoeslag

ART 7.

De uitbetalingsactor betaalt de kinderopvangtoeslag de twintigste dag van de maand waarin de uitbetalingsactor de gegevens van het agentschap Opgroeien regie ontvangt, op voorwaarde dat de uitbetalingsactor minstens vijf dagen voordien de gegevens ontving. Als de twintigste dag van de maand geen werkdag is, dan wordt de betaling uitgevoerd de eerste werkdag die volgt na de twintigste. Onder werkdag wordt verstaan: een dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is.

Als de uitbetalingsactor de gegevens niet minstens vijf dagen voordien ontving, betaalt hij de kinderopvangtoeslag de eerst mogelijke uitbetalingsdatum nadien.

HOOFDSTUK 3. Kleutertoeslagen

Afdeling 1. Modaliteiten van de toekenning en uitbetaling van de kleutertoeslag

ART 8.

De uitbetalingsactor betaalt de kleutertoeslag, vermeld in artikel 54 van het decreet van 27 april 2018, op het volgende moment:
1° in de maand na de derde verjaardag van de leerling als de leerling uiterlijk in de maand van zijn derde verjaardag is ingeschreven in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel 54 van het voormelde decreet, en de uitbetalingsactor de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 1° en 2°, van het voormelde decreet, ontvangen heeft;
2° in de maand die volgt op de maand waarin de uitbetalingsactor de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 1° en 2°, van het voormelde decreet, ontvangt, als de leerling ingeschreven wordt in de periode van twee maanden na de derde verjaardag of als de uitbetalingsactor de gegevens nog niet heeft ontvangen conform punt 1°.

De uitbetalingsactor betaalt de kleutertoeslag, vermeld in artikel 55 van het voormelde decreet:
1° in de maand na de vierde verjaardag van de leerling als de uitbetalingsactor de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 1° en 4°, van het voormelde decreet, ontvangen heeft;
2° in de maand die volgt op de maand waarin de uitbetalingsactor de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 1°, 3° en 4°, van het voormelde decreet, ontvangt, als de uitbetalingsactor de betaling niet heeft kunnen uitvoeren conform punt 1°.

ART 9.

Als een leerling door ziekte niet binnen de termijn, vermeld in artikel 54 van het decreet van 27 april 2018, kan worden ingeschreven in een onderwijsinstelling als vermeld artikel 54 van het voormelde decreet, of geen voldoende aanwezigheid kan bewijzen als vermeld in artikel 55 van het voormelde decreet, kan de kleutertoeslag alsnog worden toegekend en uitbetaald, op voorwaarde dat er een bewijs van de ziekte wordt voorgelegd dat is opgesteld door een geneesheer.

In het geval, vermeld in het eerste lid, wordt de kleutertoeslag uitbetaald in de maand die volgt op de maand waarin de uitbetalingsactor het bewijs van de geneesheer, vermeld in het eerste lid, ontvangt.

Afdeling 2. Modaliteiten van de gegevensverzameling en gegevensoverdracht

ART 10.

Het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming, bezorgt op vraag van Kind en Gezin de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, van het decreet van 27 april 2018, uit de centrale inschrijvingsdatabank van het kleuteronderwijs aan het agentschap Opgroeien regie.

Het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming bezorgt de gegevens, vermeld in het eerste lid, elektronisch aan het agentschap Opgroeien regie op de volgende momenten:
1° de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 1° en 2°, van het voormelde decreet: één keer per maand, namelijk de maand na de inschrijving;
2° de gegevens, vermeld in artikel 56, § 1, 3° en 4°, van het voormelde decreet: één keer per schooljaar, namelijk zo snel mogelijk na het einde van het schooljaar.

ART 11.

Het agentschap Opgroeien regie bezorgt de gegevens, vermeld in artikel 10, elektronisch aan de uitbetalingsactoren zodra het agentschap Opgroeien regie die gegevens ontvangen heeft.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

ART 12.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

ART 13.

De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.