[OPGEHEVEN]
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de proef van de
kennis van het Nederlands, nodig om het gewoon lager onderwijs aan te
vatten
goedkeuringsdatum
21 MEI 2010
publicatiedatum
B.S.11/06/2010
datum laatste wijziging
10/08/2021
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 16/07/2021 (B.S. 10/08/2021)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over de taalscreening bij het begin van de leerplicht in het gewoon onderwijs en over de voldoende aanwezigheid van vijfjarigen in het kleuteronderwijs in scholen die over een afwijkende uurregeling beschikken ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 25 februari 1997 betreffende het
basisonderwijs, artikel 13, § 1, 2°, zoals gewijzigd bij het decreet
van 20 maart 2009 betreffende de toelatingsvoorwaarden voor het gewoon lager
onderwijs en de engagementsverklaring tussen de school en de ouders in het
basis- en secundair onderwijs;
Gelet op het
akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 mei
2010;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling,
gemotiveerd door de omstandigheid dat :
- de
inschrijvingsvoorwaarde van artikel 13, § 1, 2° van het decreet
basisonderwijs van 25 februari 1997 van toepassing is voor de inschrijvingen
vanaf het schooljaar 2010-2011;
- de leerlingen
die de minimale aanwezigheid niet kunnen bewijzen tijdens het schooljaar
2009-2010 de proef moeten kunnen afleggen voor de start van het nieuwe
schooljaar;
- de scholen en centra voor
leerlingenbegeleiding daartoe over de proef en de handleiding kunnen
beschikken;
- de selectie van een proef en de
bepaling van de cesuur, zoals gezegd in de parlementaire bespreking van het
decreet, werd voorbereid door een groep van wetenschappelijke experten met de
bedoeling de kwaliteit van de proef wetenschappelijk te
onderbouwen;
- deze experten in het kader van de
wetenschappelijke onderbouwing de cesuurbepaling hebben uitgevoerd door gebruik
te maken van een methode waarbij praktijkmensen zoals leraren en
CLB-medewerkers werden betrokken;
- deze
werkzaamheden uit hun aard tijd vergen en werden afgerond in een eindadvies dat
op het einde van de maand april 2010 werd ingediend;
Gelet op advies 48.268/1 van de Raad van State, gegeven op 18 mei
2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke
Kansen en Brussel;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op het gewoon
basisonderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 2.
§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder
proef : de proef zoals bedoeld in artikel 13, § 1, 2° van het decreet
betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997.
§ 2. In dit besluit wordt verstaan onder
afnemer van de proef : het CLB waarmee de school waar de betrokken leerling
zich aanbiedt een beleidscontract heeft, of de school waar de betrokken
leerling zich aanbiedt.
(voetnoot 2)
Art. 3.
§ 1. De proef, die als bijlage
(voetnoot 1)
bij dit besluit wordt gevoegd, bestaat uit twee
onderdelen :
- het gedeelte over passieve
woordenschat;
- het gedeelte over
zinsbegrip.
§ 2. Om te bepalen of de leerling voor de
proef geslaagd is,wordt onderstaande beslissingstabel gebruikt
:
Eindresultaat
taalproef | Passieve
woordenschat |
Voldoende (= of >
22 op 40) | Onvoldoende (< 22
op 40) |
Onderdeel Zinsbegrip | Voldoende (= of > 20 op
40) | Geslaagd | Geslaagd als passieve
woordenschat = of > 18 op 40 |
Niet geslaagd als
passieve woordenschat < 18 op 40 |
Onvoldoende (< 20 op
40) | Geslaagd als
zinsbegrip = of > 16 op 40 | Niet
geslaagd |
Niet geslaagd als
zinsbegrip < 16 op 40 |
Deze beslissingstabel vat samen in
welke gevallen de leerling geslaagd is voor de taalproef in zijn geheel en in
welke gevallen de leerling niet geslaagd is voor de taalproef in zijn geheel.
De leerling moet steeds voor minstens één van beide onderdelen de
cesuur (voldoende) behalen.
Voor passieve woordenschat ligt de
cesuur op 22 op 40, voor zinsbegrip op 20 op 40.
De leerling is
geslaagd als :
- hij voor passieve woordenschat = of > 22 op
40 en voor zinsbegrip = of > 20 op 40 behaalt;
- hij voor
passieve woordenschat = of > 18 op 40 en voor zinsbegrip = of > 20 op 40
behaalt;
- hij voor passieve woordenschat = of > 22 op 40 en
voor zinsbegrip = of > 16 op 40 behaalt.
De leerling is niet
geslaagd als :
- hij voor passieve woordenschat < 22 op 40
en voor zinsbegrip < 20 op 40 behaalt;
- hij voor passieve
woordenschat < 18 op 40 en voor zinsbegrip = of > 20 op 40
behaalt;
- hij voor passieve woordenschat = of > 22 op 40 en
voor zinsbegrip < 16 op 40 behaalt.
§ 3. Een leerling kan de proef slechts
één keer afleggen.
§ 4. Aan de afnemers wordt meegedeeld :
- welke toetsen er voor beide onderdelen van de proef worden
gebruikt;
- wanneer een leerling geslaagd is voor elke toets
en voor de gehele proef;
- de richtlijnen voor de afname van
de proef.
(voetnoot 2)
Art. 3bis.
De school en het CLB waarmee de school een
beleidscontract heeft beslissen onderling wie van hen beide optreedt als
afnemer. De school deelt de afnemer mee aan het Agentschap voor
Onderwijsdiensten.
(voetnoot 2)
Art. 4.
§ 1. De school verwijst de leerling die niet
voldoet aan de toelatingsvoorwaarde van
artikel 13, § 1, 1° of
3° steeds door naar de afnemer om de proef af te leggen, ook
indien de school de leerling weigert in te schrijven, in toepassing van het
decreet
van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen
I.
§ 2. De school deelt de ouders van de in
§ 1 bedoelde leerlingen mee met welke afnemer ze contact moeten opnemen
voor het afleggen van de taalproef. De afnemer en de ouders stellen in
onderling overleg een afspraak vast.
(voetnoot 2)
Art. 5.
Indien een leerling vanwege een fysieke of
mentale beperking niet in de mogelijkheid is de proef af te leggen, test het
CLB, waarmee de school een beleidscontract heeft, de kennis van het Nederlands
aan de hand van proeven die het centrum zelf kiest. Het CLB motiveert waarom de
leerling in kwestie in de onmogelijkheid verkeert om de proef af te leggen en
welke andere proeven zijn gebruikt om de passieve woordenschat en het
zinsbegrip te beoordelen.
(voetnoot 2)
Art. 6.
§ 1. De afnemer bezorgt de ouders
onmiddellijk een attest waarin vermeld is of het kind geslaagd is voor de
taalproef of niet. Indien geen van de ouders aanwezig is, stuurt de afnemer hen
per brief het attest op.
§ 2. De afnemer bezorgt de school waar het
kind is ingeschreven per brief een afschrift van het attest waarin vermeld is
of de leerling geslaagd is voor de proef of
niet.
(voetnoot 2)
Art. 7.
Als de onderwijsinstelling over een afwijkende
uurregeling beschikt, wordt het aantal halve dagen, vermeld in de artikelen 13,
§ 1, 1° en 18, §
1 van het decreet, dat de leerling minstens aanwezig moet zijn
geweest, als volgt berekend : AWD x ASDW/SDW.
In deze formule
wordt verstaan onder :
1° AWD : de aanwezigheidsdrempel.
Dit is het aantal halve dagen dat de leerling het voorgaande schooljaar
minstens aanwezig moet zijn geweest, vermeld in artikel 13, § 1, 1°
van het decreet;
2° ASDW : het aantal halve schooldagen dat
de onderwijsinstelling, met toepassing van
artikel 8 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het
schooljaar in het basisonderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het
onderwijs voor sociale promotie georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de
Vlaamse Gemeenschap per volledige schoolweek lesactiviteiten
organiseert;
3° SDW : het aantal halve schooldagen dat een
volledige schoolweek standaard telt, namelijk negen. Het resultaat van de
berekening, vermeld in het eerste lid, wordt afgerond naar de hogere
eenheid.
Art. 8.
Dit besluit treedt in werking op 1 juni
2010.
Art. 9.
De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs,
is belast met de uitvoering van dit besluit.
- (2):
Artikelen 2-6 werden impliciet opgeheven door de afschaffing van de taalproef door het Decreet betreffende het onderwijs XXIV (25/04/2014 (B.S. 25/09/2014))
- (1):
NOOT VAN DE REDACTIE : De
proef zelf zal niet worden gepubliceerd en valt onder de uitzondering op de
regel van openbaarheid van bestuur voor commerciële en industriële
informatie die beschermd is om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren
(art. 14, 3° van het decreet openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004).
De proef is immers gebaseerd op auteursrechtelijk beschermd werk waarvoor een
beperkt gebruiksrecht werd overeengekomen. Bovendien zou een bekendmaking van
de eigenlijke proef de bruikbaarheid ervan uiteraard
tenietdoen.
- (2):
- (2):
- (2):
- (2):
- (2):