Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen

  • goedkeuringsdatum
    20 NOVEMBER 2020
  • publicatiedatum
    B.S.07/12/2020
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    19/08/2022

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 12/11/2021 (B.S. 10/12/2021)

(2) B.Vl.R. van 17/06/2022 (B.S. 19/08/2022) detail
Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs
;

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

- het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, artikel 2bis tot en met 2quinquies, ingevoegd bij het decreet van 19 juni 2020, artikel 5, artikel 7, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, artikel 17, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018, artikel 19, vervangen bij het decreet van 5 april 2019, en artikel 26;

- het decreet van 19 juni 2020 tot opheffing van het publiekrechtelijk vormgegeven verzelfstandigd Agentschap “Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen”, tot regeling van de taken en bevoegdheden en tot wijziging van de naam “Hermesfonds”, artikel 82.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 16 juli 2020.

- De Vlaamse Onderwijsraad heeft advies gegeven op 27 augustus 2020.

- De Raad van Bestuur van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen heeft advies gegeven op 27 augustus 2020.

- De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen heeft advies gegeven op 7 september 2020.

- De Raad van State heeft advies 68.119/1 gegeven op 3 november 2020.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:

- Het Vlaams Regeerakkoord 2019-2024 voorziet in de opheffing van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen en in de inkanteling van de taken die Syntra Vlaanderen uitvoert, in diverse entiteiten van de Vlaamse overheid.

- In opvolging van dit Vlaams Regeerakkoord keurde het Vlaams Parlement op 17 juni 2020 het decreet van 19 juni 2020 tot opheffing van het publiekrechtelijk vormgegeven verzelfstandigd Agentschap “Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen”, tot regeling van de taken en bevoegdheden en tot wijziging van de naam “Hermesfonds” goed. Door dat decreet worden de bepalingen uit het opgeheven oprichtingsdecreet van Syntra Vlaanderen met betrekking tot het Vlaams Partnerschap Duaal Leren, met enkele aanpassingen, overgenomen in het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen. In het gewijzigde decreet van 10 juni 2016 worden verschillende bevoegdheden met betrekking tot het Vlaams Partnerschap Duaal Leren aan de Vlaamse Regering gegeven.

- Doordat de rechtsgrond van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren wijzigt, wordt ervoor geopteerd om het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen te vervangen door een nieuw uitvoeringsbesluit van het decreet van 10 juni 2016. -

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren heeft, in het kader van zijn bevoegdheid om advies te geven over alle materies die het duaal leren aanbelangen (cfr. art. 13, § 2, 7° van het oprichtingsdecreet Syntra Vlaanderen van 7 mei 2004) over het voorliggend ontwerpbesluit, advies gegeven op 14 september 2020.

Juridisch kader

Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:

- het decreet van 19 juni 2020 tot opheffing van het publiekrechtelijk vormgegeven verzelfstandigd Agentschap “Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen”, tot regeling van de taken en bevoegdheden en tot wijziging van de naam “Hermesfonds”.

Initiatiefnemers

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw en de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. — Definities

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° decreet van 10 juni 2016: het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;

2° departement: het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

3° schriftelijk: per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, met een webformulier;

4° werkdag: elke kalenderdag met uitzondering van zondagen en wettelijke feestdagen.

HOOFDSTUK 2. — Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren

Art. 2.

§ 1. Binnen het departement wordt een Vlaams Partnerschap Duaal Leren opgericht.

§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, regelen samen het secretariaat van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

§ 3. [1B.Vl.R. van 12/11/2021
B.S. 10/12/2021
Het departement wordt aangewezen als de dienst, vermeld in artikel 2bis, § 3, tweede lid, van het decreet van 10 juni 2016.1B.Vl.R. van 12/11/2021
B.S. 10/12/2021
]

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren sluit met de in het eerste lid vermelde dienst hiervoor een samenwerkingsakkoord.

§ 4. De bevoegdheden om het huishoudelijk reglement van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren goed te keuren, vermeld in artikel 2bis, §4, tweede en derde lid, van het decreet van 10 juni 2016 worden gedelegeerd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties.

Art. 3.

Op voordracht van de stemgerechtigde leden van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren benoemen de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, samen de voorzitter van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

Op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen benoemen de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, samen de effectieve en plaatsvervangende leden van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren namens de representatieve middenstands-, zelfstandigen- en werkgeversorganisaties en namens de representatieve werknemersorganisaties.

Art. 4.

§1. De voorzitter van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren ontvangt een vergoeding die bestaat uit:

1° een vaste vergoeding van 3600 euro op jaarbasis;

2° een presentiegeld van 360 euro per vergadering waaraan de voorzitter heeft deelgenomen;

3° een vergoeding voor reiskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het mandaat.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. Ze zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013). De vergoeding, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt toegekend conform de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.

§ 2. Het vastgestelde bedrag voor het presentiegeld per vergadering geldt voor maximaal twaalf vergaderingen per jaar. Als het Vlaams Partnerschap Duaal Leren in een bepaald jaar meer dan twaalf vergaderingen houdt, wordt het bedrag van het presentiegeld vanaf de dertiende vergadering gehalveerd. Per kalenderjaar wordt de som van de presentiegelden voor de vergaderingen van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren en van de vaste vergoeding op jaarbasis beperkt tot 9000 euro bruto.

Als het mandaat van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, pro rata berekend in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd is.

§ 3. De vergoeding van de voorzitter wordt uitbetaald per kwartaal.

§ 4. De vergoeding van de voorzitter is ten laste van het departement.

§ 5. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden niet toegekend als het voorzitterschap van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren wordt waargenomen door een lid van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren als vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 2° tot en met 11°, van het decreet van 10 juni 2016.

HOOFDSTUK 3. — Model van de stageovereenkomst alternerende opleiding en model van de overeenkomst van alternerende opleiding

Art. 5.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, bepalen samen het model van de stageovereenkomst alternerende opleiding en het model van de overeenkomst van alternerende opleiding, vermeld in artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

HOOFDSTUK 4. — Voorwaarden voor de onderneming

Art. 6.

Het sectorale partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren beoordeelt op basis van het uittreksel uit het strafregister, vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, of de mentor van onberispelijk gedrag is als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 1°, a), van het decreet van 10 juni 2016. Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren bepaalt hiertoe de richtlijnen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, keuren samen die richtlijnen goed.

Het uittreksel uit het strafregister, vermeld in het eerste lid, mag geen enkele relevante vermelding over feiten ten aanzien van minderjarigen bevatten. Het sectorale partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren bepaalt wat relevant is.

Art. 7.

De onderneming laat de mentor een mentoropleiding volgen en de bijkomende initiatieven die het sectorale partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren eventueel neemt voor de professionalisering van de mentor.

Het sectorale partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren bepaalt de termijn waarin de mentor de mentoropleiding en de eventuele bijkomende initiatieven, vermeld in het eerste lid, moet volgen, en beslist over eventuele vrijstellingen. De termijn om de mentoropleiding te volgen, mag echter niet meer bedragen dan een jaar vanaf de erkenning.

In afwijking van het tweede lid mag voor ondernemingen waarvoor de erkenning is verleend in de periode van 1 september 2019 tot en met 31 maart 2020, de termijn waarin de mentor de mentoropleiding moet volgen, niet meer bedragen dan achttien maanden vanaf de erkenning.

De mentoropleiding omvat een opleiding in het coachen, motiveren, bijsturen en evalueren van leerlingen. Het sectorale partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren bepaalt welke opleidingen in aanmerking komen als mentoropleiding.

Art. 8.

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren oordeelt of de mentor een bewijs van vooropleiding heeft als vermeld in artikel 7, §1, tweede lid, 1° en 2°, van het decreet van 10 juni 2016.

De volgende documenten zijn een bewijs van vooropleiding als vermeld in het eerste lid:

1° elk studiebewijs dat uitgereikt is door een reguliere onderwijsinstelling of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen en dat betrekking heeft op de competenties die de onderneming volgens het opleidingsplan moet aanleren;

2° elk bewijs van elders verworven competenties of kwalificaties dat betrekking heeft op de competenties die de onderneming volgens het opleidingsplan moet aanleren.

Art. 9.

In dit artikel wordt verstaan onder jongere: elke jongere die in de onderneming een alternerende opleiding volgt als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 10 juni 2016.

Per vestigingsplaats mag het aantal jongeren in opleiding niet meer bedragen dan het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst.

Een onderneming die geen werknemers met een arbeidsovereenkomst in dienst heeft, kan maar één jongere tegelijk opleiden.

Met behoud van de toepassing van het tweede lid kan het sectorale partnerschap het maximumaantal jongeren bepalen dat per mentor gelijktijdig kan worden opgeleid in de sector in kwestie.

Met behoud van de toepassing van het tweede lid kan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren het maximumaantal jongeren bepalen dat per mentor gelijktijdig kan worden opgeleid in de sectoren waar geen maximumaantal jongeren per mentor is bepaald door een sectoraal partnerschap.

Art. 10.

Bij de beoordeling van de financiële draagkracht, vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 10 juni 2016, wordt onder meer rekening gehouden met achterstallige belastingen en achterstallige bijdragen die een instelling int die belast is met de inning van de socialezekerheidsbijdragen. Er wordt geen rekening gehouden met bedragen die het voorwerp uitmaken van een afbetalingsplan bij de instelling die met de inning van de socialezekerheidsbijdragen is belast, dat wordt geëerbiedigd.

HOOFDSTUK 5. — Beroepsmogelijkheden

Afdeling 1. — Beroep tegen de niet-erkenning van een onderneming, opheffing van de erkenning van een onderneming of uitsluiting van een onderneming

Art. 11.

Binnen het Vlaams Partnerschap Duaal Leren wordt een beroepscommissie opgericht die is samengesteld uit:

1° de voorzitter van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren;

2° twee van de vier leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 2°, van het decreet van 10 juni 2016;

3° twee van de vier leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet;

4° vier van de leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 4° tot en met 6°, van het voormelde decreet.

Het secretariaat van de beroepscommissie wordt opgenomen door het secretariaat van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

De werking van de beroepscommissie wordt geregeld in het huishoudelijk reglement van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

Als een sectoraal partnerschap in het kader van een samenwerkingsakkoord met het Vlaams Partnerschap Duaal Leren of de dienst, vermeld in artikel 2, § 3, de onderneming niet erkent, de erkenning opheft of een onderneming uitsluit, kan de onderneming tegen die beslissing binnen tien dagen nadat ze de schriftelijke mededeling van de beslissing ontvangen heeft, schriftelijk een gemotiveerd verzoek tot herziening indienen bij de beroepscommissie, vermeld in het eerste lid. De schriftelijke mededeling van de beslissing tot de niet-erkenning, de opheffing van de erkenning of de uitsluiting van een onderneming wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de verzending.

Na onderzoek en nadat ze de onderneming gehoord heeft, neemt de beroepscommissie een beslissing uiterlijk binnen zestig dagen na de dag waarop de beroepscommissie het verzoek heeft ontvangen. Bij overschrijding van die termijn is de omstreden beslissing van rechtswege nietig.

[2B.Vl.R. van 17/06/2022
B.S. 19/08/2022

Als de beroepscommissie oordeelt over een gemotiveerd verzoek in het kader van artikel 8, §5 en §6, van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs, wordt ze in afwijking van het eerste lid op de volgende wijze samengesteld:

1° de voorzitter van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren;

2° twee van de vier leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 2°, van het decreet van 10 juni 2016; 3° twee van de vier leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid,

3°, van het voormelde decreet;

4° vier van de leden, vermeld in artikel 2bis, §2, eerste lid, 12° en 13°, van het voormelde decreet.

2B.Vl.R. van 17/06/2022
B.S. 19/08/2022
]

Art. 12.

Als het Vlaams Partnerschap Duaal Leren de onderneming niet erkent, de erkenning opheft of een onderneming uitsluit, kan de onderneming binnen tien dagen nadat ze de schriftelijke mededeling van de beslissing ontvangen heeft, schriftelijk een gemotiveerd verzoek tot herziening indienen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties. De schriftelijke mededeling van de beslissing tot de niet-erkenning, de opheffing van de erkenning of de uitsluiting van een onderneming wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de verzending.

Na onderzoek en nadat hij de onderneming gehoord heeft, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, een beslissing uiterlijk binnen zestig dagen na de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen. Bij overschrijding van die termijn is de omstreden beslissing van rechtswege nietig.

Art. 13.

Zolang de beroepsprocedure tegen de niet-erkenning van de onderneming loopt, kan de onderneming geen overeenkomsten sluiten.

Zolang de beroepsprocedure tegen de opheffing van de erkenning van de onderneming of tegen de tijdelijke uitsluiting van de onderneming loopt, kan de onderneming geen nieuwe overeenkomsten sluiten. De lopende overeenkomsten worden nog altijd uitgevoerd.

Zolang de beroepsprocedure tegen de definitieve uitsluiting van de onderneming loopt, kan de onderneming geen nieuwe overeenkomsten sluiten. De lopende overeenkomsten worden beëindigd.

Afdeling 2. — Beroep tegen de beëindiging van de overeenkomst van alternerende opleiding of de stageovereenkomst alternerende opleiding

Art. 14.

De leerling of de onderneming dient een gemotiveerd beroep als vermeld in artikel 26, § 3, derde lid, van het decreet van 10 juni 2016, schriftelijk in bij het Vlaams Partnerschap Duaal Leren binnen tien dagen na de dag waarop de leerling of de onderneming de schriftelijke mededeling van de beëindiging van de overeenkomst heeft ontvangen. De schriftelijke mededeling van de beslissing tot beëindiging van de overeenkomst wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de verzending.

Het beroep is gericht aan de voorzitter van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren en bevat als bijlage een afschrift van de schriftelijke mededeling van de beëindiging van de overeenkomst.

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren spreekt zich binnen zestig dagen na de verzending van het beroep, vermeld in het eerste lid, uit over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de reden tot beëindiging van de overeenkomst. Daarbij hoort het Vlaams Partnerschap Duaal Leren de partijen die bij de overeenkomst betrokken zijn. De partijen kunnen zich laten bijstaan. De onderneming stelt de leerling in staat om aanwezig te zijn op de vergadering van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren waarop de partijen gehoord worden.

HOOFDSTUK 6. — Vergoeding van de overeenkomst van alternerende opleiding

Art. 15.

De onderneming die verbonden is door een overeenkomst van alternerende opleiding, is aan de leerling een leervergoeding verschuldigd.

[2B.Vl.R. van 17/06/2022
B.S. 19/08/2022
De leervergoeding bedraagt het volgende percentage van het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen, vermeld in artikel 3, eerste lid van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen:2B.Vl.R. van 17/06/2022
B.S. 19/08/2022
]

1° 34,50 % als de leerling de kwalificatiefase van het buitengewoon secundair onderwijs (opleidingsvorm 3) of een van de volgende jaren met succes heeft beëindigd:

a) het tweede opleidingsjaar van een alternerende opleiding;

b) het eerste jaar van de derde graad van het secundair onderwijs;

2° 32 % als de leerling een van de volgende jaren of graden met succes heeft beëindigd:

a) het eerste opleidingsjaar van een alternerende opleiding;

b) de tweede graad van het secundair onderwijs;

3° 29 % als de leerling niet voldoet aan de bepalingen, vermeld in punt 1° of 2°.

Een leerling wordt geacht het opleidingsjaar met succes te hebben beëindigd als hij op basis van de competenties die hij tijdens dat opleidingsjaar verworven heeft, studievoortgang kan maken.

De verhoging van de leervergoeding vangt aan bij de start van het volgende opleidingsjaar, op 1 september.

Het bedrag van de maandelijkse leervergoeding die vastgesteld is conform het tweede lid, wordt afgerond naar het hogere veelvoud van 10 cent.

Art. 16.

De onderneming betaalt de leervergoeding aan de leerling, tenzij de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige leerling zich verzet.

Bij verzet van de wettelijke vertegenwoordiger betaalt de onderneming de leervergoeding aan de wettelijke vertegenwoordiger.

HOOFDSTUK 7. — Schorsing van de uitvoering van de overeenkomst wegens vakantie

Art. 17.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, keuren samen de structurele afwijkingen goed, vermeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van het decreet van 10 juni 2016.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, bepalen samen, op voorstel van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren, de criteria, vermeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet. In sectoren waar er een sectoraal partnerschap is, doet het Vlaams Partnerschap Duaal Leren het voorstel op advies van dat sectorale partnerschap.

HOOFDSTUK 8. — Slotbepalingen

Art. 18.

De volgende regelingen worden opgeheven:

1° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018, 3 mei 2019 en 17 april 2020;

2° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2018 tot wijziging van de samenstelling van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren, wat betreft de voorzitter;

3° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 tot aanstelling en tot eervol ontslag van leden van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren;

4° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2020 tot vervanging van een effectief lid van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

Art. 19.

Artikel 71 tot en met 78 van het decreet van 19 juni 2020 tot opheffing van het publiekrechtelijk vormgegeven verzelfstandigd Agentschap “Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen”, tot regeling van de taken en bevoegdheden en tot wijziging van de naam “Hermesfonds” treden in werking op 1 januari 2021.

Art. 20.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Art. 21.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.